Hoofdstuk 6

Toby en ik zaten gehurkt achter een klein stukje bos. We zaten aan de achterkant van de grote villa voor ons, zo konden we namelijk ongemerkt naar binnen gaan. Graaf Cavetown zagen we via de voordeur vertrekken om daarna in zijn auto stappen en weg te rijden. Zodra hij uit zicht was, gingen Toby en ik zo stil mogelijk naar het landhuis slopen om door een raam op de 1e verdieping te klimmen. Het was even proberen, maar daarna waren we binnen. We kwamen in een kleine studeerkamer. Toby liep door naar de deur. “Kijk jij hier, dan kijk ik even in een andere kamer.” zei hij en hij opent de deur. Hij maakte aanstalten om de gang in te lopen, maar bleef toch staan. Ik opende al een la, maar keek verbaasd op toen ik zag dat hij leeg de gang in staarde. “Wat is er?” vroeg ik, bang dat hij misschien nu oog in oog stond met de graaf. Sinds ik dit huis betrad, had ik een eng gevoel over mijn rug voelen kruipen. Mijn zintuigen stonden op scherp, dus bij elk klein geluidje schrok ik op. “We hebben misschien een probleem.” zei Toby. Ik fronste en liep langzaam van spanning naar hem toe. “Wat?” vroeg ik opnieuw. Pas toen ik naast Toby in de deuropening stond, sperden mijn ogen ook verder open. “O nee.” zuchtte ik bij het aanzicht. Een eindeloze gang met talloze deuren opende zich voor mijn ogen. De gang leek zich zelfs uit te rekken. Alle deuren leken op elkaar alsof het een spiegel was. Ik werd er duizelig en misselijk van. “Dit kan nog even duren.” zei Toby zacht. Ik wist dat hij nu al spijt had van de beslissing om toe te geven. “Dan kunnen we beter beginnen.” hield ik vol. Ik draaide me om en begon al in dozen en mappen te kijken. “Kijk jij maar aan de overkant, dan maak ik deze kamer af. We gaan alles gewoon langs.” zei ik. Mijn stem klonk normaal, maar de angst in mijn buik bleef borrelen. Duizenden scenario’s van alles wat hier fout zou kunnen gaan, en geen enkele goede vlogen door mijn hoofd. Terwijl ik door de mappen bladerde, kwam ik er al snel achter dat dit een doodgewone studeerkamer was. Zelfs na in de dozen, la’s en kasten te hebben gekeken nog geen spoor. Ik liep de kamer uit, aan de overkant zag ik dat Toby nog bezig was met een middelgrote woonkamer. Ik besloot naar de volgende kamer te gaan. Deze zat vol kunst. Schilderijen en tekeningen en schetsen waren op de muren geplakt. Wat me opviel, was dat het allemaal in de stijl van gezichtsbedrog was. Maar je zag altijd de omlijning van een zwarte, dikke viltstift in de vorm van kinderen. Een in de speeltuin, een ander op een strand. Overal in de kamer, je was er omringd mee. Toen ik verder de kamer instapte, zag ik een groot schilderij die de voorkant van een lege muur bedekte. Deze zwarte vorm deed me ergens aan denken. Nee, iemand. Dit kind was een meisje, met een vlecht op haar schouder gedrapeerd. Haar ogen waren felgroene spiralen. Sarah. Het leek bijna alsof de spiralen in haar ogen echt leken te bewegen. Er was geen meubilair in deze kamer, alleen een zwarte stoffen stoel. Deze stond gericht op het schilderij van Sarah. Gek van de duizeligheid die mij omringde rende ik vlug de kamer weer uit. Zodra ik de deur achter me sloot, zwoor ik nooit meer die kamer binnen te gaan. Ik ging door naar de volgende kamer, deze was nog vreemder. Hij was helemaal zwart. Er was geen licht, geen meubels, alleen de koude duisternis die zich om je sloot. Bijna alsof het licht om de kamer heen boog. Toen ik door begon te krijgen dat er ook niks in deze kamer was, wilde ik me omdraaien en weggaan. Maar toen ik niet oplette, was de deur achter me gesloten. Vreemd, want blijkbaar ging dat zo stil dat ik het niet doorhad. Ik legde mijn hand op de ijskoude deurknop van brons en draaide hem om. Toen trok ik. Hij ging niet open. Ik pakte hem met twee handen vast en begon aan de deur te rammelen. Hij ging nog steeds niet open. “Toby!” riep ik met mijn paniek stijgende. Ik schopte en trok, maar niks hielp. De deur zat muurvast, alsof hij ineens in de muur was gemetseld. “TOBY!” riep ik opnieuw, en dit keer hoorde hij me schreeuwen. Ik hoorde hem naar de deur lopen. “Lilly? Doe open!” zei hij. “Kan niet, de deur zit op slot!” schreeuwde ik bang terug. Er liep een straaltje zweet langs mijn voorhoofd die ik weg veegde met mijn mouw. Toby duwde een paar keer tegen de deur, maar tevergeefs. “Er zit geen deurklink aan deze kant!” riep hij bezorgd terug. Ik gaf na even het trekken op. Hij ging toch niet open. Gefrustreerd liep ik verder terug te kamer in, op zoek naar een andere uitgang. Maar nee, ik was nog steeds omringd door lege duisternis. Toen begon een gevoel op mijn voet te kruipen. Ik keek omlaag alsof er zojuist iemand aan me had getrokken, maar er was niks. Ik hield mezelf maar voor dat ik het me had verbeeld. Terwijl ik verder in de grote kille kamer in liep, was Toby nog steeds aan het proberen om de deur te openen. “Toby….” zei ik zacht toen het voelde alsof er een koude windvlaag uit de grond kwam. Ik keek naar onder, maar nog steeds niks. Het begon plotseling hard te waaien. De koude wind vloog langs mijn gezicht en liet mijn haren vliegen. De steeds steviger wordende wind stimuleerde mijn verbazing alleen maar meer en ik keek bang om me heen om te zien waar de waaiende wind vandaan kwam. Ik had geen tijd om echt verward te zijn, mijn voeten vlogen bijna van de grond. “Toby!” schreeuwde ik boven al het luide gewaai uit. Ik hoorde het slot breken. Ik draaide mijn rug om en zag Toby binnenstormen. Opgelucht wilde ik naar hem toe gaan, maar de grond onder mijn voeten verdween tot een ver gat in de duistere dieptes.

“Lilly!” riep Toby in paniek terwijl in zijn snelste reflex mijn hand probeerde te grijpen. De tijd ging te snel voor mij om de rand van de vloer of Toby vast te grijpen. Ik viel met grote snelheid door het donkere hol dat niet leek te eindigen. Gelukkig eindigde de val toch, maar met helaas een harde klap op de grond als het einde van een tunnel. Al mijn spieren deden pijn en bewegen maakte het alleen maar erger. Ademen was bijna onmogelijk, er stond een druk op mijn borstkas door de klap. Ik rolde op mijn rug in een poging om beter te ademen, wat slechts half lukte. “Lilly?!” hoorde ik een stem schreeuwen van boven. Het duurde even voordat ik de stem herkende. “T-Toby?” bracht ik met mijn beetje adem uit. De echo ging blijkbaar door tot helemaal boven, want Toby hoorde me. “Ben je oké?!” was het volgende dat ik de jongen hoorde schreeuwen. “Niet bepaald…” kreunde ik terwijl ik overeind probeerde te komen. Ook dit lukte maar half, ik moest op handen en voeten kruipen terwijl ik me vasthield aan een ijzeren staal, koud van de windvlagen. Met behulp van deze ijzeren staaf kon ik mezelf overeind houden. Mijn benen trilden, de klap kwam hard terecht voor mijn knieën. “Waar ben je?!” riep Toby vanaf boven. Toen pas realiseerde ik me dat ik nog helemaal niet naar mijn omgeving had gekeken. Ik trok mezelf verder omhoog en probeerde op mijn eigen benen te staan, gelukkig succesvol. Wat mank van mijn pijnlijke linkerbeen probeer ik zo fatsoenlijk mogelijk vooruit te komen door de tunnel die zich voor mij bevond. Het had een breed, rond plafond dat zeker drie meter boven me uit torende. Het plafond boven me was van oud, grijs baksteen met een viezige asfalt grond met allemaal troep erop. Er was een lange, brede gang met aan de recht- en linkerkant cellen. Ik keek naar de ijzeren staaf naast me die ik als ondersteuning gebruikte, en mijn gezicht vertrok toen ik het beter bekeek. Het was deel van een grotere massa van ijzeren staven, die samen een cel vormden. Ik keek de gang in en in sommigen van de cellen lagen nog skeletten. Ik rook de rotting scherp doordringen in mijn neus en het bloed en zelfs soms vleesresten. Hoe meer verrotting ik rook en zag, hoe meer ik het overgeefsel mijn nek op voelde kruipen. Ik sloeg mijn hand voor mijn mond om voor het geval dat om het binnen te houden en rende terug naar waar het gat in het plafond zat. “Toby! Ik wil hier weg!” riep ik. Mijn paniek begon zich op mijn zenuwen te werken en het zweet kroop over mijn rug. “Maar hoe dan? Zie je ergens een uitgang?!” reageerde Toby hopeloos van meters boven me. “Nee, nergens! Zoek alsjeblieft een touw of ladder ofzo, ik wil hier weg!” schreeuwde ik terug. De angst die ik nu al bezat werd alleen maar meer door het gevoel alsof ik niet alleen was. “Hoezo, wat is daar dan?” riep hij terug. “Haal me hier weg, nu!” schreeuwde ik bang. Mijn stem werd schel en hoog van de angst. Plotseling voelde ik een koude hand aan mijn schouder me naar achter trekken. Een hoge gil verliet mijn mond op het moment dat ik achter me keek. Ik stond oog in oog met een misvormd jonge-meisjes gezicht. Vlees hing los op verschillende plekken waardoor haar schedel en de gaten erin open lagen. Haar haar zat vol opgedroogd bloed en was warrig. Haar kleren waren gescheurt en een van haar longen hing naar buiten langs de ribbenkast. Ze kwam me bekend voor, maar dat was niet waar mijn gedachten nu lagen. “Toby!!” gilde ik opnieuw. Geen reactie. Het gezicht van het meisje leek enorm licht, bijna doorzichtig. De lijnen van haar gezicht hadden een blauwe gloed, net als de rest van haar lichaam. Vanuit de achtergrond verschenen er meer van dit soort kinderen, ze waren overal. Het krioelde ervan. Ik wilde het meisje voor me verder weg van me duwen, maar mijn armen gingen recht door haar heen. Mijn ogen sperden zich wijd open van verschrikking. Was ze een geest? Alhoewel ik er niet in staat van was om haar aan te raken, kon zij dat wel bij mij. Ze hefde langzaam haar hand op in de lucht tot hij net voor mijn nek stil hing. Ze had een levenloze, wraakzuchtige blik op haar gezicht die eruit zag alsof ze me ging doden met haar blik. “TOBY!!” riep ik hysterisch. Toen viel er een lang touw naar beneden, die wel tot de grond reikte. Ik greep het vast en begon met alle kracht die ik had zo snel mogelijk te klimmen. Weg, zo snel daarvandaan. Ik ging hoger en hoger tot iets aan me begon te trekken. Het meisje had mijn enkel vastgegrepen en trok me naar beneden. Mijn handen brandden toen ze langs het touw schuurden, maar nu wilde ik alleen maar weg. Ik wilde haar van me af schoppen, maar het lukte maar niet. De paniek steeg toen ik niet meer omhoog kwam van haar greep op mij. Ik probeerde het touw zo snel mogelijk te beklimmen met mijn kapotte, verbrande handen terwijl ik de pijn probeerde te negeren. Toen voelde ik het touw in beweging komen. Toby begon te trekken. Zijn gezicht kwam steeds dichterbij, en hij leek gelukkig de geest die mijn enkel nog steeds naar beneden probeerde te trekken niet op te merken. Dat ging snel weg, want Toby liet het touw bijna los van schrik toen hij haar wel zag. Ik zag de uitdrukking op zijn gezicht, hij dacht vast dat hij was gek geworden. Ik bleef schoppen om haar van me af te krijgen, en toen ik bijna boven was liet ze vrijwillig los. Ze zweefde rustig naar beneden en keek me kalm maar toch ook woedend na met haar gebroken nek. Toen ze me los liet, begon ik weer te klimmen met de verbrande handen die steekten van de pijn. Ik zuchtte van opluchting toen Toby zijn hand uitreikte en ik hem vastpakte als behulp uit dat horrorgat te komen. Ik hijgde van het klimmen, rennen, en schoppen terwijl ik op de zwarte vloer bijkwam van alle druk die net op mijn schouders lag als een baksteen. “Wat was dat?” vroeg Toby, ongelovig van wat hij zelf net met eigen ogen zag. Ik schudde mijn hoofd “Weet ik niet. Ik wil het niet weten. Ik wil hier gewoon weg.” zei ik terwijl ik met vaart opstond. “Dat gaan we ook nu. We vinden wel iets anders erop om Sarah te helpen.” antwoordde Toby knikkend. We liepen (meer renden) weer terug naar het raam in de kleine studeerkamer om zo snel mogelijk uit dat verschrikkelijke landhuis te komen. “Toby?” “Ja?” “Beloof me dat we daar nooit meer terugkeren.” zei ik serieus. Hij knikte bijna automatisch. “Beloofd.” 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top