Hoofdstuk 1

Ik zuchtte, dit was de eerste dag in het nieuwe huis. Ik stond nu op de stoep en ik staarde omhoog naar het grijze huis. Ik was 15 jaar oud en we waren net verhuisd. Mijn vader kreeg hier een baan aangeboden, dus waren we naar dit afschuwelijke oord verhuisd. Dus nee, ik was er geen fan van. Ik wilde dat ik gewoon thuis kon blijven, bij mijn vrienden. Maar mijn ouders moesten weer naar deze afgelegen zwijnenstal gaan. “Lilly, kom je naar binnen?” hoorde ik mijn moeder vragen. “Jaja, ik kom zo.” antwoordde ik en ik pakte mijn tas op van de grond. Ik stapte over de drempel van de voordeur, de vloer kraakte. Binnen is het grijs en koud. “Met wat verf, meubels en andere gezellige dingen kunnen we hier best een mooi plekje van maken.” zei mijn vader in een poging om me op te vrolijken. Gaat dus niet gebeuren. Volgende week ga ik alweer naar school, nu is het woensdag. Ik loop naar boven, mij werd verteld dat mijn kamer aan de linkerkant is. Ik zie net een muis voorbij rennen aan de onderkant van de trap wat me geen rustig gevoel gaf. Als ik de trap oploop hoor ik hem overdreven veel kraken. Elke, serieus elke, beweging die ik maak kraakt hij. Fijn. Als ik boven ben zie ik veel stof en dof licht door een raam komen. Ik loop maar door naar mijn kamer. Ik duw de deur open en een zacht gepiep hoor ik van de deur komen. Langzaam stap ik de kamer in, hij is niet erg groot. Er staat een oud bed, verder staat er niks. Wel nog een spiegel. Ik loop verder de kamer in en merk een groot raam op, met groene gordijnen. Er zit zoveel stof en viezigheid op dat de gordijnen wel zwart lijken en er bijna geen licht in de kamer komt. Het is donker en ik zie bijna niks. Op de spiegel zitten zwart en grijze vlekken, ik kijk daarom wat beter in de spiegel. Wat is die rare vlek toch? Ik knijp mijn ogen samen en merk dat de vlek geen vlek is, maar het leek alsof het een gezicht was. Snel draaide ik me om, maar de kamer was leeg. Ik liep door naar de gang om te zien of misschien daar iets was. Het zal wel aan mij liggen, dacht ik. “Lilly, kom naar beneden!” riep mijn moeder. Ik liep mijn kamer weer uit en ging de trap af. “Ja mam?” vraag ik als ik mijn ouders in de keuken zie staan. “Na het weekend ga je al naar school hier, ga maar kennismaken met de buren ofzo.” mompelde ze terwijl ze een krat neerzette. “Oké dan.” antwoordde ik met niet al te veel enthousiasme en ik wandelde door naar de woonkamer. Hier is een enorm raam aan de straatkant, het is eigenlijk bijna de hele muur. De huizen aan de overkant zien er heel anders uit dan de onze, elk huis heeft een andere vorm of kleur. Ze hebben wel allemaal grote ramen aan de straatkant, net als de onze. De huizen zijn ook net zoals deze oud, de verf bladdert van de muren af en het hout is grijs geworden. Elke buur van ons die thuis is staarde door het raam heen, kijkend wie de nieuwe bewoners waren van het oude pand. Zodra ze zagen dat ik terugkeek gingen ze snel iets anders doen. Ik rolde maar met mijn ogen en liep naar buiten. Toen ik nog een doos uit de verhuiswagen pak, zag ik dat iedereen weer keek. Ik keek weer terug, en de blikken van de buren vlogen weer naar iets anders. Ik besloot om het maar te negeren. Ik legde de doos binnen neer en ging dan maar even aankloppen bij de buren, dan zouden ze misschien stoppen met kijken.

Er stonden acht huizen in onze straat, want elk huis is eigenlijk heel groot. Bij vier huizen zag ik dat er iemand thuis was, dus ging ik maar naar die huizen. Ik bel aan bij het eerste huis. Na een paar seconden zwaait de deur open. Een oude vrouw die er vriendelijk uit ziet stond voor me. “Hallo kind. Ben jij een van de nieuwe bewoners hier aan de overkant?” vroeg ze. “Ja, dat klopt. Ik wou even kennismaken. Ik ben Lilly Smith.” zei ik beleefd en ik stak mijn hand uit, die ze vervolgens schudde. “Ik ben Marie, aangenaam kennis te maken. Ik leef hier al sinds ik jong was, familiehuis weet je.” zei ze. Ik knikte kort, ik had geen zin in een levensverhaal dus ik sloot ons gesprek al af. “Ik ga weer verder, maar ik zie u wel snel weer.” zei ik en ik zette alvast een stap achteruit. “Natuurlijk kind. Tot snel.” zei ze en ze sloot de deur met een glimlach. Ik liep weer door naar het tweede huis. Ik belde aan, maar de bel scheen het niet te doen. Dan maar kloppen. Na 3 keer aan te hebben geklopt hoorde ik de deur van het slot gaan en ging de deur op een kier. Er hangt nog een kettingslot, en een oog verscheen tussen de kier. “Wat?” mompelde een jongensstem. “Ik ben een van de nieuwe bewoners van hier tegenover, ik wilde even kennismaken met de buren.” antwoordde ik. Hij leek ongeveer van mijn leeftijd, met zwart haar dat zo voor zijn gezicht hangt dat ik het nauwelijks kon zien. Ik hoorde een soort gegrom en de deur sloot. Even stond ik verbaasd stil, want de deur ging zomaar dicht. Toen hoorde ik dat hij het kettingslot eraf haalde. Na een seconde vloog de deur weer open. ”Ja?” zei de jongen weer. “Eh… Ik ben Lilly Smith, ik ben hier tegenover komen wonen met mijn ouders.” zei ik en ik stak mijn hand weer naar voren. Hij keek even ongemakkelijk naar mijn hand en schudde hem dan kort. “Toby.” mompelde hij. Toen stonden we even in stilte. “Ik ga weer verder.” zei ik snel, het werd snel ongemakkelijk. Toby knikte en sloot de deur weer. Ik liep de veranda af en ging naar het derde huis. Ik belde aan, en seconden later stond er een man voor me. “Hallo?” zei hij. “Ik ben een van jullie nieuwe buren, van dat huis.” zei ik en ik wees naar ons nieuwe huis. “Aha. Mijn naam is Ben, ik woon hier met mijn vrouw.” zei hij vriendelijk. Een hoogzwangere vrouw kwam aanlopen en ging naast hem staan. “Oh, hallo. Wie ben jij?” vroeg ze met een beleefde glimlach. “Ik ben Lilly Smith, ik ben hier tegenover komen wonen." antwoordde. “Oh, natuurlijk! Ik ben Vera.” zei ze en ze schudde mijn hand. "Ik ga weer verder, tot later.” zei ik en ik zwaaide even. “Tot ziens." reageerde Vera en Ben sloot de deur. Ik liep door naar het vierde en laatste huis. Zodra ik aanklopte vloog de deur open. Ik schrok er wel een beetje van, maar plakte meteen weer een glimlach op mijn gezicht. Er stond een oud koppel voor me. Een oude vrouw met kille uitstraling bekeek me van top tot teen en zei toen; “Dus jij woont nu in háár huis.” “Pardon?” vraag ik verbaasd. Waar had ze het over? De man trok zijn mond open, hij had een litteken op zijn wang. “Hoelang zal het duren voor ze hét ontdekt?” mompelde hij tegen de vrouw. “Wat bedoelt u?” vraag ik wederom. Wat bedoelen ze? “Van haar mogen we niks zeggen. Anders zijn wij de volgende.” snauwde de oude vrouw en ze ramde de deur voor mijn neus dicht. Ik staarde even verward naar de deur. Dat was vreemd. Seniele oude mensen, dat zal het wel zijn.

Een beetje van de weg gebracht maakte ik mijn weg terug naar mijn nieuwe huis. Ik zou nog wel wat rondkijken, misschien vond ik nog wat interessants. Ik gluurde in de garage. Daar zag ik een paar dozen, sommige waren zelfs al beschimmeld. Ik opende een doos die in een hoek zit, zorgvuldig uitgekozen want daar zat geen schimmel op. Er zat een foto in van een meisje, ook rond mijn leeftijd. Ze heeft bruin haar, in een losse vlecht. Haar ogen zijn donkergroen, niet zoals de gordijnen boven in ons huis, maar helderder. Ze heeft kleren aan die hoogstwaarschijnlijk uit een tijd geleden komen. Ik keek op de achterkant of er nog inscriptie bij stond, en ja hoor. Sarah Wilson 1969. Sarah? Zou zij hier geleefd hebben? Uit nieuwsgierigheid keek ik nog verder in de doos. Eronder lag een oud briefje, een beetje bruinig van ouderdom en opgevouwen. Ik ontvouwde het briefje en in de hoek staat nog een klein zinnetje, opzij van het hele blaadje vol met woorden. Ter nagedachtenis aan Sarah Lauren Wilson 1970. Is ze dood? Een jaar later als op de foto die ik net zag? Maar hoe dan? Ze zou niet veel ouder zijn dan mij. Snel en vooral nieuwsgierig lees ik door. Er staat nog iets over een bijl? Maar niet over hoe ze stierf. Ik fronste verward, ik wilde heel graag weten wat er was gebeurt. “Lilly?” Ik hoorde mijn moeder roepen van binnen. Ik vouwde het briefje zoals het eerst was en legde het terug in de doos. Daarna ging ik naar binnen en vond ik mijn moeder in de woonkamer. “Ja mam?” antwoordde ik. Ze verplaatste net een stoel. “Kan je anders niet alvast je spullen naar je kamer brengen?” vroeg ze. Ik knikte en maakte aanstalten om weg te lopen. “Wacht even! We gaan vanavond naar de chinees een paar straten verderop, ik heb namelijk geen tijd om te koken.” riep ze me nog na. “Oké!” zei ik terug voordat ik met een doos de trap op liep. In mijn kamer stonden al een nieuw bed, bureau en kleerkast. Ik pakte mijn spullen uit de doos en zag de foto van het meisje erin liggen. Ik pakte hem eruit en keek er even verbaasd naar. Hoe kon dat nou? Ik draaide hem om omdat hij misschien bleef haken ofzo, maar er zit niks. Ik gooide hem in de prullenbak, ik had er toch niks aan. Ik pakte mijn spullen maar verder uit. Toen ik klaar was liep ik naar de gang, ik keek even of er nog een doos stond. Toen ik een soort ‘bonk’ boven me. Het klonk alsof er iets zwaars viel. Verrast keek ik naar boven en zag tot mijn verbazing een luik. Dat was nieuw. Ik nam een krukje erbij en trok het luik open.

De kamer die ik boven me zag was zo donker dat ik er vanaf hier niet in zou kunnen kijken. Toen zag ik een ladder aan het luik vastzitten, dus ik gebruikte die om omhoog te klimmen. Er zat boven nergens een lamp of lichtknop, dus ik nam mijn telefoon uit mijn zak en zette de zaklamp aan. Ik moest mijn ogen samenknijpen om beter te kunnen zien, maar net als in de garage stonden er alleen dozen. Er lag een laag stof en de spinnenwebben omringden me. Ik hoestte van alle muffe lucht en keek in een van de dozen, misschien zit daar wat verduidelijking in over die Sarah. De doos was grotendeels leeg, maar er zat wel een soort notitieboek in. Ik trok het slotje met een ruk los, het ging zo soepel door alle roest op dat kleine slot. Benieuwd naar wat erin zat begon ik te er doorheen bladeren. Ik kon maar enkele woorden lezen, de inkt was zo erg vervaagd. Ik probeerde nog iets te lezen, maar het ging echt niet. Het enige wat ik kon lezen was iets over een enorm huis, en een gevaarlijke kamer met een complex van cellen? Het leek me niet zo bijzonder, vast een of ander oud gebouw. Ik liep nog even naar het eind van het kleine zoldertje, waar ik de klap vandaan hoorde komen. Er lag niks, maar ik zag wel een soort gat in de rechtermuur vlak naast de hoek. Met de zaklamp uit mijn telefoon scheen ik erin, maar ik zag alleen een spin snel wegkruipen. Ik schrok van de plotselinge beweging, maar de angst ebde al snel weg. Deze vreemde zolder joeg me de stuipen op het lijf. Voorzichtig voelde ik met mijn hand in het gat om te zien of er nog wat in zat, ik merkte een soort vierkante, platte houten doos op. Ik trok het eruit en bekeek het ding. Het leek een bord, er stonden letters op en er hoorde een klein houten stukje met glas erin bij. “Lilly? We gaan!” riep mijn vader vanaf beneden. Ik keek even naar de tijd op mijn telefoon en rende toen het laddertje omlaag, die ik daarna weer netjes inklapte en omhoog schoof. Het bord had ik nog vast, dat gooide ik op mijn bed neer. Zodra ik dat had gedaan ging ik vlug door naar beneden. Ik pakte mijn jas en deed hem aan. Bij de voordeur stonden mijn ouders al te wachten. “Wat was je aan het doen?” vroeg mijn moeder terwijl ze de voordeur opendeed. “Oh, gewoon. Wat spullen uit de dozen gehaald.” antwoordde ik. Ik wist niet waarom ik loog, het ging bijna automatisch. Ik had een soort vreemd gevoel in mijn maag dat me vertelde dat ik het geheim moest houden.

Toen ik mijn huis weer binnenstapte rende ik naar boven. “Ik ga naar mijn kamer.” zei ik toen ik al midden op de trap stond. “Eh, oké.” hoorde ik mijn vader nog zeggen. Toen ik in mijn kamer kwam deed deur meteen achter me dicht en pakte ik het bord van mijn bed. Ik zocht nog op wat voor bord het zou kunnen zijn, en het heet schijnbaar een ouija bord. Je kan ermee met geesten communiceren. Toen dat gedaan was, zocht ik ook op hoe je het moet gebruiken. Wie weet wat dat bord allemaal kon doen. Ik besloot om uit te vinden of er nog geesten in dit huis zitten, misschien wel Sarah. Ik nam plaats op de vloer in een kleermakerszit, het ouija bord zette ik voor me neer. “Is er iemand?” vroeg ik zacht. Ik had zo’n gevoel dat ik niet alleen was, en het kroop op mijn zenuwen. Even gebeurde er niks, maar toen ging het houten plaatje langzaam naar ‘ja’. Ik liet van schrik even het plaatje los, en hoewel ik ervan schrok was ik niet verrast. Voorzichtig maar zo vastberaden mogelijk pakte ik het houten plaatje weer vast. “Wat is je naam?” vraag ik dan.  Ik probeerde zo zelfverzekerd mogelijk te klinken, maar dat was moeilijker dan ik had gedacht. Het plaatje gaat van letter naar letter, tot het ‘Sarah’ spelt. Mijn ogen werden groot. Sarah, ze is er dus echt? Van de foto die ik vond? Zij leefde denk ik hier met haar familie vroeger. “Wanneer ben je gestorven?” ging ik verder. Ja, ik vond de overlijdensbrief. Maar dit was meer een test of het wel echt haar was. Een paar seconden gebeurde er niks, maar toen ging het plaatje naar wat cijfers. 25/09/1970 17:26. 50 jaar geleden. “Hoe ben je gestorven?” vroeg ik toen voorzichtig. Op deze vraag wilde ik het liefst antwoord. Achter mij valt iets. Angstig draaide ik me om, maar het was alleen de foto van Sarah. Maar… Die had ik in de prullenbak gegooit. Hoe was hij weer op mijn bureau gekomen? Ik heb hem niet terug gezet, dat weet ik zeker. Ik voelde het plaatje weer bewegen en ik draaide mijn hoofd meteen weer naar het bord. Er stond alleem;  “Geen keus”. Ongeluk, vermoord of dodelijke ziekte? Welke was het? Ik leunde naar voren om het bord nog wat beter te kunnen zien. “Maar hoe dan?” vraag ik. Ik begon steeds ongeduldiger te worden van de vage antwoorden. Er kwam geen antwoord meer, dus ik ging naar ‘goodbye’ en sloot het af. Ik staarde even naar mijn bureau waar de foto had gestaan, en nu lag er een videoband. Hoe kon dat nou? Zat er geen bandjes speler in onze tv? Ik liep naar beneden, maar ik checkte eerst nog bij mijn ouders. Ze waren druk bezig op hun kamer met dozen uitpakken en die dingen. Zodra ik beneden aankwam stopte ik het bandje in de speler en zette de tv aan.

Het speelt zich af in een gang. Aan de lichaamsstructuur te zien, lijkt het alsof een man dit filmt. Hij haalt hevig adem, alsof hij net lang heeft gerend. Hij rende achter een meisje aan de trap op. Het meisje lijkt op Sarah. Nee, het ís Sarah. De man probeerde haar te slaan met de bijl die hij in zijn handen had. Op de hand kon je een groot litteken zien, bijna alsof er iemand met glas in had gesneden. Als Sarah boven is rent ze in de kamer die nu van mij is, en alles ziet er anders uit. Het raam staat open en de groene gordijnen vliegen mee met de harde wind. Het regent hard zo te zien buiten, en het is ook nacht aan het donker te zien. Regendruppels vallen door het raam naar binnen, ook staat het oude meubilair er. Ik hoor weer een gil en Sarah ramt de deur dicht en doet hem op slot. De bijl die de man vasthield vloog door de deur, opnieuw en opnieuw tot er een groot gat in de deur zit. De man, wiens gezicht ik niet heb kunnen zien, met de bijl en die tegelijkertijd dit filmt doet nu haar deur open. Hij lacht en legt de camera neer. Dat was de tape.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top