Aandachtspunten

Er zijn een aantal specifiek lichamelijke aandachtspunten bij Down syndroom:

De schedel en het gezicht

De karakteristieke gelaatstrekken zijn voornamelijk toe te schrijven aan de achterblijvende ontwikkeling van de schedel. De beenderen van het middendeel van het gezicht blijven onderontwikkeld, wat het gezicht zijn vlakke karakter geeft. De bovenkaak is klein en daardoor is ook de mond klein. Vaak zijn de neusbijholten niet of zwak ontwikkeld. De neus en de bijholten kunnen daardoor snel verstopt raken. Omdat het kind dan door de mond gaat ademen, zal het geneigd zijn de mond open te houden en de tong naar buiten te steken (waardoor er weer een verhoogde kans is op kloofjes in de lippen, een droge tong en infecties). Daarom is het belangrijk de neus en de bijholten zo schoon en zo open mogelijk te houden en het kind van jongs af aan te stimuleren door de neus te ademen en de tong binnen te houden.

Gehoor

Doordat de schedel klein is, zijn ook de oorholten en gehoorgangen klein. Dit betekent dat deze ook makkelijk verstopt kunnen raken, met als gevolg tijdelijke slechthorendheid. Het gaat dan om een geleidingsslechthorendheid, die te wijten is aan een middenoorontsteking met vochtafscheiding. Het middenoor is dan met vocht in plaats van met gevuld. Een tweede oorzaak voor het verminderde gehoor zijn proppen van oorsmeer die makkelijk in de (kleine) gehoorgangen ontstaan en deze soms geheel afsluiten. De kleine gehoorgang maakt het bovendien moeilijk het trommelvlies goed te onderzoeken. Ongeveer 80 procent van de jonge kinderen met het Down syndroom heeft in een of beide oren enig gehoorverlies. In ongeveer een derde van deze gevallen gaat het om een gering gehoorverlies, waar het kind waarschijnlijk weinig last van heeft. Maar vanwege de risico's is het belangrijk dat het gehoor regelmatig wordt gecontroleerd vanaf de leeftijd van ongeveer zes maanden.

Ogen

Bij baby's met het Down syndroom komt scheelzien vaak voor (strabismus). Het duurt langer dan normaal voor de bewegingen van beide ogen worden gecoördineerd. Gedeeltelijk is dit te wijten aan de slapte van de oogspieren. Naarmate het kind ouder wordt en meer ervaring opdoet komt hierin verbetering, vaak totdat er helemaal geen sprake meer is van scheelzien. De coördinatie van de ogen is te bespoedigen door met de baby te oefenen (de ogen laten richten op langzaam bewegende voorwerpen en die voorwerpen volgen). Er is ook een verhoogde kans dat het kind ver- of bijziend is. Daarom is het nodig regelmatig de ogen te laten controleren en zo nodig een bril aan te schaffen. Nogal eens wordt bij baby's met het Down syndroom een lichte vorm van cataract (een troebeling van de lens) geconstateerd. Een operatieve ingreep is meestal niet noodzakelijk, maar goede controle wel.

Groei

Bij pasgeboren baby's met Down syndroom zijn de armen en benen kort in verhouding tot de romp. Over het geheel genomen valt de lengte van de kinderen echter niet uit de toon. Op twee- tot driejarige leeftijd zijn veel van de kinderen ietsje kleiner dan gemiddeld. Op zesjarige leeftijd zijn ze gemiddeld ruim 12 centimeter kleiner dan andere kinderen. Een baby met het Down syndroom weegt vaak iets minder dan andere baby's en neemt niet zo snel toe in gewicht. In verhouding tot de gewichtstoename, die lager is dan normaal, blijft de lengtegroei nog verder achter. Dit verschil in gewicht ten opzichte van de lengte is bij meisjes groter dan bij jongens. Er zijn speciale groeicurven voor kinderen met het Down syndroom. Ouders kunnen op het consultatiebureau om zo'n groeicurve vragen, zodat zij de groei van hun kindje kunnen vergelijken met die van kinderen met het Down syndroom in het algemeen.

Tanden

De tanden komen vaak later en minder regelmatig door dan bij andere kinderen. Over het algemeen houden de kinderen hun melkgebit langer, waardoor dit meer aan slijtage onderhevig is. Ook tandenknarsen komt bij kinderen met Down syndroom veel voor. Dit geeft eveneens een sterke slijtage van de tanden en kiezen. Een andere factor van belang kan zijn, dat ze hun tanden met hun (slappere) tong minder goed schoonhouden. Daarbij komt dat kinderen met Down syndroom vatbaarder zijn voor tandvleesontstekingen. Het is daarom belangrijk veel aandacht te besteden aan mondhygiëne. De kleine mond kan het tandenpoetsen bemoeilijken. Een elektrische tandenborstel is veelal onmisbaar.

Spijsverteringsorganen

Het merendeel van de kinderen met Down syndroom heeft normale ingewanden. Bij ongeveer 5 procent van deze kinderen is er sprake van darmproblemen. Het komt regelmatig voor dat de baby allergisch is voor koemelk. In dat geval dient men op andere voeding over te gaan. Borstvoeding is bij baby's met Down syndroom goed mogelijk, al gaat dit de eerste dagen wat moeizaam. Dat is te wijten aan het feit dat de baby nog niet volgroeid is, waardoor de zuig- en slikreflexen en de spieren nog zwak zijn. Omdat borstvoeding erg goed is voor het stimuleren van de mondmotoriek, is het de moeite waard even door te zetten. Meestal kunnen de problemen binnen een paar dagen overwonnen worden. Kinderen met het Down syndroom zijn vaak passieve eters met een voorkeur voor vrij zacht voedsel. Dit houdt verband met de lage spanning van de kauw- en slikspieren. Vaak spuugt de baby het vaste voedsel uit wanneer op gemengde voeding wordt overgegaan. Soms komt dit alleen maar doordat de baby zijn of haar tong naar voren duwt, zoals dat bij borstvoeding noodzakelijk is. Het kan langer duren voor de baby's hun tong leren gebruiken op de manier, die is vereist voor het eten van vast voedsel. Maar sommige baby's hebben echt een afkeer van de 'harde' stukjes in de voeding. Een ander probleem, dat bij ongeveer driekwart van de baby's met Down syndroom voorkomt, is dat het hun nogal wat moeite lijkt te kosten om ontlasting kwijt te raken. Dit probleem is veelal eenvoudigweg een gevolg van de slapte van de darmspieren en gebrek aan beweging. Wanneer het kind groter wordt en meer in beweging is, komt het maar zelden voor dat de ontlasting een ernstig probleem wordt.

Schildklier

Problemen met de schildklier komen bij en met Down syndroom vaker voor dan bij de rest van de bevolking. Heeft de baby een gebrekkig functionerende schildklier, dan is behandeling met schildklier-preparaten vereist. Omdat dit relatief vaak voorkomt, dienen alle baby's met Down syndroom hierop periodiek onderzocht te worden. Gelukkig worden alle pasgeborenen al op de werking van de schildklier onderzocht. Dit gebeurt via de hielprik die in de eerste week na de geboorte plaatsvindt. Naarmate kinderen met Down syndroom ouder worden, wordt de kans op een verstoring van de normale werking van de schildklier groter. De uitslag van de hielprik kan bijvoorbeeld goed zijn, terwijl al vrij snel, in de maanden erna, de werking van de schildklier minder wordt. Ongeveer tien procent van de kinderen en een nog hoger percentage van de volwassenen met Down syndroom heeft een te traag werkende schildklier. De belangrijkste symptomen van een traag werkende schildklier zijn: de groeicurve buigt af; dit is vaak het eerste symptoom; het kind wordt heel sloom, kan niet meer zo snel nadenken als het gewoon was, of raakt in de war; het kind heeft minder eetlust, maar wordt desondanks een stuk zwaarder en heeft erg veel last van verstopping; de stem wordt heser, het haar dunner en de huid droger dan normaal. De kans dat schildklierproblemen niet worden ontdekt is groot, omdat de hierboven genoemde symptomen bij iemand met Down syndroom minder snel opvallen. Daarom is het aan te bevelen de kinderen regelmatig (bijvoorbeeld om de 2 à 3 jaar) hierop te laten onderzoeken. Behandeling met schildklierhormonen helpt het probleem meestal de wereld uit.

Hart

Ongeveer 40 procent van de baby's met Down syndroom heeft een of ander gebrek. Het betreft niet één kenmerkende afwijking, het kan om alle mogelijke afwijkingen gaan. Ze variëren van milde gebreken, die na verloop van tijd vanzelf weer verdwijnen, tot ernstige aandoeningen die een ingrijpende operatie noodzakelijk maken. Ongeveer 10 tot 15 procent van de baby's met Down syndroom heeft een ernstig gebrek. Soms is dit zo ernstig, dat een operatie al in de eerste levensmaanden noodzakelijk is. De kans dat dergelijke operaties slagen, is bij kinderen met Down syndroom niet kleiner dan bij een ander kind. Voor de meeste baby's t, dat de arts al kort na de geboorte moet kunnen constateren of er sprake is van een gebrek, maar het komt wel eens voor dat de afwijking pas een paar maanden later wordt ontdekt.

Coördinatie

Kinderen met Down syndroom hebben vaak moeite met het onder de knie krijgen van gecoördineerde activiteiten, zoals zitten zonder het evenwicht te verliezen en lopen zonder hulp. De ontwikkelingsmijlpalen zoals met enige steun zitten, zitten zonder steun, in evenwicht blijven, los staan, met steun lopen en zelf lopen worden allemaal later bereikt dan verwacht wordt. Het lijkt alsof de kinderen steeds op een bepaald niveau stil blijven staan. De volgorde waarin de mijlpalen gehaald worden is over het algemeen normaal; de ontwikkeling blijft harmonisch verlopen. Het ontwikkelingstempo is uiteraard sterk afhankelijk van de ernst van de verstandelijke handicap van het kind. Het komt heel vaak voor dat kinderen met Down syndroom er moeite mee hebben hun evenwicht te bewaren en de juiste houding aan te nemen. Daar is overigens wel het nodige aan te doen door middel van goed doordachte, lichamelijke activiteiten vanaf de eerste levensdagen.

Reactiesnelheid

Uit onderzoek blijkt dat het transport van boodschappen via de zenuwbanen bij en met het Down syndroom iets langer duurt dan normaal. Dit is waarschijnlijk te wijten aan verschillen in de structuur van het zenuwweefsel. In de praktijk is een gevolg hiervan dat het langer duurt voor een boodschap de hersenen bereikt en het ook langer duurt voor er, als reactie daarop, een boodschap vanuit de hersenen wordt teruggestuurd. Als we dan bedenken dat er ook meer tijd nodig is om de boodschap te verwerken -dat wil zeggen, te herkennen, te begrijpen en te beslissen wat er moet gaan gebeuren- dan kunnen we begrijpen waarom deze kinderen traag reageren. Dit verschijnsel heeft vergaande gevolgen. Als je met een kind speelt of tegen een kind praat verwacht je binnen een zekere tijd een reactie. Bij kinderen met Down syndroom lijkt er soms helemaal geen reactie te komen (binnen de tijd, die wij daarvoor normaal vinden). De kans is groot dat we alweer met het volgende spelletje bezig zijn, voor het kind op het eerste heeft kunnen reageren.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top