Hoofdstuk 2
5 januari 2015
Toen ik bijkwam, was het al bijna donker. Ietsje verderop stond een lantaarnpaal, maar zelfs dat zwakke schijnsel deed pijn aan mijn ogen. Ik knipperde tegen het licht en voorzichtig ging ik rechtop zitten. Ik bekeek mijn omgeving; mijn rugzak lag ietsje verderop, mijn fiets was op mijn onderbeen gevallen en mijn been bonkte pijnlijk. Voorzichtig probeerde ik mijn fiets van mijn lichaam af te halen en rolde mijn broekspijp op. Er zat een rode plek op mijn witte huid en er zat een beetje opgedroogd bloed op mijn knie. Morgen had ik vast een blauwe plek.
Gelukkig deed het lopen geen pijn toen ik opgestaan was. Ik wist ongeveer waar ik gevallen was, halverwege het landweggetje en dicht bij de berm. Ik greep mijn rugzak bij een hengsel en mijn oog viel op iets waar het lantaarnlicht in weerkaatste. Vlug voelde ik in mijn zak en mijn telefoon was inderdaad uit mijn dichte zak gevallen.
Het silhouet, schoot er door mij heen. Ik wist niet wie hij of zij was, maar dat diegene mijn telefoon gepakt had, was zeker. Mijn telefoon kón niet uit een dichte ritszak vallen. Ik greep het ding en gelukkig sprong het scherm aan. De persoon had mijn telefoon dus niet op de grond gegooid, want dan had ik het probleem van de bezorgde moeder gehad. Ik ontgrendelde mijn telefoon en zag dat het startscherm op contacten stond. Ik had geen idee waarom. Mijn telefoon gaf aan dat ik zeven gemiste oproepen had, twee van Lilly en vijf van mijn moeder. Ook vier sms'jes waren binnengekomen.
Lelie
L: Penn, waarom neem je niet op?! vandaag om 16.18
Mama
M: Penny, waar ben je?
vandaag om 16.15
M: Penny, neem op!
vandaag om 16.22
M: Penny, je moet toch al lang
thuis zijn! Het is donker!
vandaag om 16.38
Ik besloot mijn moeder zo vlug als ik kon terug te bellen. Ik stond op, klopte het natte gras van mijn broek en rugzak af en liep naar mijn fiets. Die trok ik overeind en met mijn telefoon in een hand, mijn fiets in de ander en mijn rugzak op mijn rug, begon ik met lopen naar huis. Mijn moeder nam op nog voordat mijn telefoon één keer overgegaan was.
'Penny, in godsnaam, waar zit je?!' Ik hoorde mijn moeder een beetje gejaagd ademhalen.
'Mam, rustig. Ik ben oké,' probeerde ik haar te sussen. Niet dat het kalmeren goed lukte, mijn hart bonkte als een malle en ik liep zo snel als ik kon. Ondertussen keek ik om me heen. Had ik iets in mijn tas zitten om me mee te verdedigen?
'Wat is er gebeurd? Waarom ben je zo laat? En nogmaals: waar zit je?!' Ik hoorde een kraan opengaan en nam aan dat mama een glas water aan het pakken was, iets wat ze altijd deed als ze in paniek was. Ik twijfelde of ik de waarheid moest vertellen, maar besloot dat toch dat het beter was van niet. Het probleem was alleen dat ik verschrikkelijk slecht liegen kon.
'Ik ben ehm... flauwgevallen op het ehm... landweggetje, waar ik altijd overheen fiets en heb daar een tijdje knock-out gelegen, geen idee hoe lang. Mijn band is ook lek gestoken.' Mijn wangen werden rood en ik was blij dat dit gesprek door de telefoon gevoerd werd. Er stonden steeds minder bomen aan mijn rechterkant, dus daardoor wist ik hoe ver ik nog moest.
'Je bent flauwgevallen en je band is lek gestóken?! Mijn god, het is donker!' Het was niet donker, maar wel aan het schemeren. Ik zette mijn lamp aan en verhoogde mijn tempo. De grote weg waar ik op uit zou komen, kon ik al zien.
'Mam, er zijn echt zoveel zwarte omafietsen die net zo versleten zijn als de mijne dat ik denk dat ze de verkeerde hebben. Oké? Ik ben echt bijna thuis, goed?'
'Heb je nog veel last van je hoofd?' vroeg mijn moeder in plaats van mijn vraag te beantwoorden.
'Ja ik heb hoofdpijn. Wil je een paracetamol klaarleggen?'
'Doe ik. Ik zie je zo,' zei mijn moeder en ze hing op. Ik belde Lilly snel, ik vond het fijner om met iemand te kunnen praten. Mocht het figuur me achtervolgd zijn, dan kon ik in ieder geval hulp roepen.
'Penny, godzijdank! Waarom duurde het zo lang?' vroeg Lilly. Ze hijgde en ik hoorde het geruis van auto's dus ik nam aan dat ze onderweg was naar hockey. Ik moest er niet aan denken om in deze kou te hockeyen.
'Nou, ik liep over dat landweggetje en ik hoorde wat geritsel bij de bomen. Ik liep snel door, maar vertrouwde het dus niet en keek achterom. En toen voelde ik een klap op mijn hoofd. Daarna heb ik een tijdje knock-out gelegen en nu ben ik weer onderweg,' zei ik. Ik kwam bij het einde van het weggetje en stak de grote weg over.
'Jezus, Penn! Je had wel verkracht kunnen worden of zo.' Ik wist dat ze aan haar zus dacht, die verkracht werd, vóórdat ze werd vermoord. Ik wist ook dat ze aan dit bos dacht, waar ook verkrachtingen hadden plaatsgevonden. Ik rilde.
'Er was nog iets vreemds. Mijn telefoon lag bij mijn tas, terwijl de rits van mijn zak dicht was.' Ik liep na de weg weer rechtdoor.
'Hoe kan dat nou?' vroeg Lilly zich hardop af.
'Geen idee. Ik zag een silhouet, maar ik hoop niet dat die iets gedaan heeft met mijn telefoon,' zei ik terwijl ik een pad waar veel mensen op dit tijdstip hun hond uitlieten, indraaide.
'Ik hoop het ook niet, al vrees ik van wel. Ik moet gaan, tot morgen,' zei Lilly. Ik zei haar gedag en liep snel naar huis.
Ik hing op en zette mijn fiets in de garage. Daarna liep ik ons huis binnen en deed mijn winterjas uit. Mijn moeder kwam bezorgd naar me toe, met een paracetamol en een glas water. Ik nam de paracetamol in en liep naar de keuken. Mama had warme chocolademelk met slagroom gemaakt en er een zelfgemaakte wafel bijgelegd. Ik gaf haar een kus op haar wang en liep met mijn spullen naar mijn kamer.
Kay zat op onze kamer met een koptelefoon op zijn huiswerk te maken. Hij vroeg hoe het ging toen ik binnenkwam. Nadat ik geantwoord had, begon ik aan mijn Nederlands huiswerk. Toen ik halverwege mijn wiskundehuiswerk was kreeg ik een sms'je. Ik leunde relaxed achterover op twee poten en checkte mijn telefoon.
M.E.
M.: Hallo Penny, ik ben M.E. en meer krijg je
niet over mij te weten. Jij en je vriendinnen
krijgen opdrachten van mij. Je dient ze uit
te voeren, als jullie dat niet doen, gebeurt
er iets met een van jullie familieleden. Ook krijgen jullie een codenaam:
Penny= E3110
Amy= P136
Lilly= S912
M.E.
PS: Ik zie alles, hoor alles en weet alles
vandaag om 17.17
Van de schrik viel ik om met mijn stoel. Mijn hart bonkte in mijn keel en ik haalde gestaag adem. Wat moest ik doen? Hierop ingaan, of blokkeren? Blokkeren was vast beter. Ik kalmeerde mezelf. Penny, het is vast een grap, sprak ik mezelf toe, niet serieus nemen. Voor de zekerheid blokkeerde ik het nummer.
'Penny? Hé Penny, gaat 't?' Ik opende mijn ogen en zag Kay boven me hangen. Zijn bruine ogen stonden bezorgd terwijl hij me overeind hielp. Ik probeerde mijn adem onder controle te krijgen, wat mislukte.
'Beetje duizelig,' antwoordde ik. Ik ging zitten op mijn stoel en Kay pakte een glas water voor me. Dankbaar pakte ik het aan en dronk ik het op. Toch voelde het niet lekker. Wat dan, de politie? Die zullen vast zeggen dat ik met een grappenmaker te maken hebben.
Mijn telefoon maakte weer een geluid. Op het display zag ik dat ik een sms had van M.E. Ik ontgrendelde mijn telefoon.
M.E.
M.E: E3110,
Blokkeren zal niet helpen, luister maar gewoon naar me.
M.E.
U: Ben jij de persoon die me neergeslagen heeft?
vandaag om 17.23
M.: E3110,
Ik ben er niet van gediend dat je
me sms'jes terugstuurt.
En ja, ik heb je neergeslagen.
M.E.
vandaag om 17.23
Ik kreeg de kriebels van deze persoon en besefte dat hij of zij dichtbij was. Hoe kon persoon anders alles zien? Ik zette mijn telefoon volledig uit, want ik wilde niets met die engerd te maken hebben.
Mijn moeder riep dat we moesten eten en tijdens het eten vertelde ik dat mijn band nog geplakt moest worden. Ze zei dat ze geen bandenplaksetje in huis had en dat de winkels al dicht waren. Ik moest haar fiets maar pakken.
Die avond wilde ik vroeg gaan slapen, maar de gedachtes die door mijn hoofd maalden hielden me bezig tot laat.
6 januari 2015
Die ochtend maakte Kay me gelukkig wakker, want ik was bijna door de wekker heen geslapen. Ik deed een grijze sweater aan en een donkere jeansbroek. Daarna plensde ik wat water in mijn gezicht en besteedde ik vijf minuten aan mijn haren. Ik keek welke boeken ik die dag nodig had, deed ze in mijn tas en ging naar de keuken om daar samen met Kay en mijn moeder te ontbijten. Mijn moeder gaf een paar zelfgemaakte wafels mee die als lunch diende. Daarna vertrok ik naar onze schuur en bedacht ik me dat ik mijn moeders fiets moest pakken.
Ik schrok er dan ook van dat mijn fietsband er weer gemaakt uitzag en ik controleerde voor de zekerheid of het écht zo was. Toen zag ik een briefje tussen de veren van mijn zadel steken. Ik trok het gele notitieblaadje ertussenuit en vouwde het open.
Ik vond dat ik je band wel moest plakken, aangezien ik hem zelf stukgemaakt heb. M.E.
Ik moest even naar adem happen en ik duwde het briefje in de zak van mijn spijkerbroek. Het idee dat M.E. bij mijn huis was geweest en dus wist waar ik woonde, was angstaanjagend. Ik deed mijn tas op mijn fiets en vertrok haastig uit de garage. Ik fietste abnormaal snel en was daarom véél te vroeg bij onze afspreekplaats. En M.E. kon overal zijn, dus ik kon ook niet voor hem of haar wegfietsen. Ik zette mijn telefoon weer aan en belde Lilly omdat ik liever niet te lang stil wilde staan en alleen wilde zijn, maar Lilly nam niet op. Ik belde haar nog twee keer, want Lilly nam eigenlijk altijd op, maar ze belde niet.
Uiteindelijk, toen ik overwoog nog een vierde keer te bellen, belde Amy mij.
'Penn. Ik... ik heb iets stoms gedaan! En ik wilde jullie waarschuwen, maar Lilly neemt niet op. Is ze bij jou?' Een akelig gevoel bekroop me terwijl ik op mijn fiets stapte. Lilly was veel te laat en ze zou het wel begrijpen dat ik aangefietst was.
'Wat heb je gedaan? Lilly is er nog niet,' zei ik en ik fietste snel door, want ik wilde niet alwéér te laat komen.
'Ik... ik heb niet zo slim gereageerd. Ik laat het je wel lezen. Tot zo,' zei Amy en ze hing op.
Ik was ruim op tijd doordat ik snel gefietst had en ging gauw het schoolgebouw in. Terwijl ik mijn jas aan de kapstok hing, kwam Amy naar me toe. Ik liep samen met haar naar mijn kluisje en deed mijn boeken erin.
'Ik ben zo bang dat er iets ergs met Lilly gebeurd is!' riep ze uit. Ze leunde tegen een blauw kluisje aan en gooide haar zwartgeverfde haren in haar nek, waardoor een deel van haar ontblootte schouder zich vertoonde.
'Ik ook, Amy. Waarom liet je jezelf zo gaan?' vraag ik en ik doe mijn Nederlands boek in mijn kluisje. We lopen naar een ruimte achter de kluisjes waar nooit iemand komt en Amy ontgrendelt haar telefoon. Ze geeft haar telefoon. M.E. heeft haar hetzelfde bericht gestuurd als naar mij, alleen de namen zijn anders. Ik lees snel over het bericht heen en lees Amy's reactie.
U: Stalk je me? Viezerik!
gisteren om 17.18
M.: P136,
Ik stalk je niet en ik ben er niet van
gediend dat je zo
tegen me praat.
M.E.
gisteren om 17.18
U:
Waarom kan ik je
niet blokkeren?
Verwijder mijn nummer.
dan geloof ik pas dat je me
niet stalkt
Vieze pedo
gisteren om 17.19
M.: P136,
Ik waarschuw je. Kijk uit!
M.E.
gisteren om 17.20
U: Uh het enige waar ik voor
uit moet kijken ben jij
viezerik gisteren om 17.20
M.: P136,
Ik heb je gewaarschuwd.
waarschuw jij je vriendinnen
maar.
M.E.
gisteren om 17.21
U: JE LAAT MIJN VRIENDINNEN
MET RUST!!! De enige die ik
waarschuw is de politie
gisteren om 17.22
M.:P136,
Dat was de druppel.
Ik zou het niet proberen,
Amy Prinsen
M.E.
gisteren om 17.22
U: Wat... nee!
gisteren om 17.23
M.: P136,
Te laat...
M.E.
gisteren om 17.24
'Oh Amy,' zuchtte ik. Amy, die bijna nooit huilde, had een glinstering van tranen in haar ogen. 'Ik denk dat er echt iets met Lilly is.'
'Dat denk ik ook. En het is mijn schuld!' Ze begon te snikken. Ik wreef geruststellend over haar rug.
'Het komt goed. Geef jezelf niet de schuld. Dan blijf je maar met dat schuldgevoel lopen. Het is vast een grappenmaker...' zei ik. Dat hoop ik dan maar, dacht ik bij mezelf. Het gezoem van onze beide telefoons schrok ons op en we keken elkaar verschrikt aan.
'Lilly!'
Yaass, hoofdstuk 2 is gecheckt. Ik hoop dat jullie het spannend vinden :)
Nina
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top