Hoofdstuk 1

5 januari 2015

Afgezien van het feit dat ik me had verslapen, begon deze ochtend net zo normaal als alle andere. Dus toen ik wakker werd van het gekrijs van mijn zusje Ann, keek ik verschrikt op de klok, om vervolgens tot de conclusie te komen dat ik me héél erg moest haasten, wilde ik nog op tijd komen. Ik sprong mijn bed haast uit, schoot in comfortabele, maar toch fatsoenlijke kleding en liep toen naar de badkamer. Ik gooide een plens water in mijn gezicht, haalde een borstel door mijn roestbruine haren en liep toen weer terug naar de slaapkamer van mij en Kay. We waren thuis met vier. Vijf als je mijn moeder meetelde. Ik deelde samen met mijn op een na oudste broer, Kay, een kamer en mijn zusjes, Elise en Ann, deelden ook een kamer. Mijn moeder sliep alleen en mijn oudste broer, Laurens, studeerde.

Terwijl ik mijn boeken in mijn tas smeet, vervloekte ik Kay, omdat hij mijn wekker afgezet had. Daarna stommelde ik de trap af. Toen ik beneden kwam mopperde mijn moeder gelijk dat ik niet mocht stampen op de trap en ze vroeg waarom ik zo laat was.

'Kay had mijn wekker afgezet,' zei ik terwijl ik een boterham met pindakaas belegde. Mijn moeder fronste.

'Kay is logeren, Penny, waarschijnlijk heb je je wekker niet gezet.' Ik stopte mijn brood in mijn broodtrommel en begon met een nieuwe boterham. Ik wist eigenlijk wel dat het Kay niet kon zijn.Kay zou zoiets niet doen.

'Nee, ik ben het niet vergeten,' zei ik. 'Waarom mag ik doordeweeks eigenlijk niet logeren?' Mijn moeder schonk thee in en ik verbrandde mijn mond haast toen ik een slok nam.

'Dat weet je best, Penn.' Ik wist het ook wel, maar ik vond het niet leuk. Als ik niet genoeg slaap kreeg, dan werd ik meestal ziek, met koppijn en een nog blekere huid dan die ik nu had. En met logeren gaat niemand vroeg slapen, maar moet je wel vroeg opstaan voor school.

Ik zuchtte, nam nog een slok thee en stopte mijn middageten in mijn tas. Ik vulde mijn fles met water en deed de groene bidon in mijn bloemetjesrugzak. Daarna nam ik een appel, die diende als ontbijt. Al etend staarde ik naar de foto van mijn vader, die op de kast stond. Zijn vrolijke bruine ogen, die ik geërfd had, keken mij aan en ik voelde een steek door mijn hart gaan. Het verlies van mijn vader deed me nog steeds pijn, al was ik ervoor naar een psychologe geweest. Mijn vader is omgekomen bij een auto-ongeluk, ik was acht. Het was een kettingbotsing of zoiets, ik weet het niet meer zo goed. In ieder geval vloog de auto in de fik en er waren weinig dingen om te begraven. Daardoor kreeg men nog hoop dat hij het overleefd had, maar dat was natuurlijk niet zo. Mijn vader is gewoon morsdood.

Zodra ik mijn ontbijt achter de kiezen had, snelde ik weer naar boven, maar halverwege de trap kwam ik Elise tegen. Haar pet viel af en ik pakte hem op, terwijl ik er mee heen en weer zwaaide. Elise ging een tree hoger staan en trok hem uit mijn handen.

'Waarom ben je nu pas wakker?' vroeg ze héél onschuldig en ik wist dat ze met mijn wekker geklooid had. Ik mompelde dat zij mijn wekker afgezet had, waarop ze heel hard 'niet!' riep en de trap afrende.

Vlug poetste ik mijn tanden en daarna rende ik de trap weer af. Ik trok mijn lichtgrijze winterjas aan, mijn handschoenen en mijn grijze muts, die mijn oma voor me gebreid had. Ik zei mijn moeder gedag en net voordat ik de buitendeur dichttrok hoorde ik:

'Prank! Ik heb je wekker wél afgezet, nanananana!'

Ik vervloekte Elises duivelse gedrag en YouTube-obsessie . Ik haalde mijn fiets van het slot. Mijn rugzak bond ik achterop en daarna sprong ik op mijn verroeste rammelkast. Toen ik ongeveer tien minuten aan het fietsen was, belde een van mijn beste vriendinnen, Lilly.

'Hi, Penny!' begroette ze me vrolijk. Ik groette haar terug en ze vroeg of ik ziek was .

'Nee, verslapen. Elise had mijn wekker afgezet,' antwoordde ik en ik verhoogde mijn tempo. 'Je hoeft niet te wachten hoor.'

Lilly, aardig als ze was, bood aan om toch te wachten en ik wist dat ik er niet tegenin kon gaan. Ze zou wachten, met risico dat ze zelf te laat was. Zo was Lilly nou eenmaal.

'Tot zo,' zei ik dan ook. Lilly en Amy waren mijn beste vriendinnen, dat was al sinds de basisschool zo. Ik zat in een andere klas, maar ik ging iedere donderdag naar de schoolpsychologe. Zo kon ik mijn vaders verlies verwerken. Lilly ging ook naar de schoolpsychologe, vanwege het verlies van haar zus.

Lilly was zeven toen haar zus ontvoerd werd en máánden later teruggevonden werd in zo'n rioleringsbuis van een huis dat ze aan het bouwen waren. Zo leerde Lilly en ik elkaar kennen, via de schoolpsychologe. Lilly was bevriend met Amy en zo werden wij drieën vriendinnen. Lilly en ik woonden allebei in een dorp, maar in onze kleine dorpjes waren geen basisscholen, dus moesten we naar de basisschool in de stad. Ook onze middelbare school staat in de stad.

Bij het bruggetje waar we altijd afspraken stond Lilly al te wachten. Ze leek een grijs-zwarte vlek zo in de verte. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat ze haar zwarte muts op had gezet. Ook die had mijn oma gebreid en voor Amy had oma een witte gebreid. Hijgend stopte ik even bij het bruggetje en zette mijn muts recht. We gaven elkaar een korte knuffel en raceten toen naar school.

Toen we op school aankwamen ging de eerste bel. Ik haalde mijn tas van mijn fiets en gooide die om mijn schouder. We snelwandelden naar binnen en hingen onze jassen aan de kapstok.

'Lelie! Penn!' hoorde we vanaf de andere kant van de muur van de kluisjes. Het was Amy, ze kwam onze kant op. 'Waar bléven jullie?'

'Mijn fout,' mompelde ik, waarop Amy haar wenkbrauwen samentrok , zodat er een rimpel verscheen. Zelfs fronsend was ze knap. Amy torende minstens tien centimeter boven mij uit en was zelfs zonder make-up aantrekkelijk. Ze was niet voor niets model, want ze durfde ook alles, zelfs model zijn.

'Elise zette haar wekker af,' zei Lilly en we liepen het trappenhuis in. We beklommen vluchtig de trappen, maar de tweede bel was al gegaan. Amy mompelde allerlei verwensingen en we opende de deur naar het geschiedenislokaal.

'Dames,' begon meneer Wolters sissend, 'waarom zijn jullie zo laat?'

'We... eh... nou...' begon ik. Al het bloed stroomde naar mijn wangen en ik keek naar de grond, mijn verlegenheid vervloekend.

'We gingen naar de schoolzuster,' zei Amy zonder blikken of blozen, 'ik ging even een paracetamol halen en Lilly en Penny wachtten even op me.'

'Zo. Kan ik dat controleren?' Oh nee, dat kan hij zeker niet. Wat ging Amy hier nou op bedenken? Ik keek Lilly aan en zag dat ze bedenkelijk keek.

'Jazeker. Maar zou u het ook doen?' Oh nee, oh nee, oh nee, dit ging de verkeerde kant op!

'Hmm... Ga maar zitten,' zei Wolters en hij gebaarde naar onze stoelen. We schuifelden naar onze plaats en haalden de geschiedenisboeken tevoorschijn.

De les was saai en Amy en ik deden galgje in mijn blauwe schrift. Onze mentor had ons naast elkaar gezet, omdat Amy slecht was in Engels en biologie en ik voor beide vakken een acht stond. Lilly zat voor mij, naast de grootste idioot van de klas. Claus huilde om iedere onvoldoende, dus ook een 5,4. Ook had hij een vieze buitenboordbeugel en moeite met Duits, natuurkunde en scheikunde. Daar was Lilly juist goed in, dus "we zouden elkaar goed kunnen helpen," aldus onze mentor.

'Amy!' riep Wolters ineens door de klas. Verschrikt keek Amy op, ze had net de letter "n" in haar schrift gezet. Ik tekende een hoofdje aan de galg. 'Wat is de aanleiding van de Eerste Wereldoorlog?'

'Nou...eh... dat was op de moord van eh... ja... die ene vent of zo!' mompelde Amy, haast onverstaanbaar. De klas grinnikte, maar Amy schaamde zich niet. Iemand anders gaf antwoord en toen ging de bel. Ik pakte mijn tas in en we vertrokken naar het volgende lesuur.

Zo gingen we nog zeven vermoeiende lesuren en drie pauzes door. Ik haalde bijna opgelucht adem toen de bel van het achtste uur ging en we eindelijk vrij waren. We liepen naar de kluisjes, haalden onze boeken eruit en ik maakte aanstalten om mijn jas van de kapstok te halen, toen ik Amy luid hoorde vloeken. Ik draaide me om, pakte mijn jas van de kapstok en liep naar haar toe. Aan haar rechterkant stond haar vriendje Nolan en Lilly stond aan haar linkerkant. Ik ging naast Lilly staan.

'Wat is er?' vroeg ik. Amy sloeg met een harde klap haar kluisje dicht en wees op het deurtje.

'Iemand heeft mijn kluisje vol zitten kliederen en nu heeft Brompot,' ze wees naar de conciërge, zoals wij de conciërge noemden, 'me straf gegeven, voor iets wat ik niet gedaan heb! En toen ik ertegenin ging, zei hij dat er op deze school geen plaats was voor "vandalen zoals ik". Belachelijk is het! Nu moet ik morgen om acht uur melden en de rest van de week heb ik corvee. Moet ik die plakkende boterhammen van de grond afhalen omdat mensen niet fatsoenlijk kunnen eten!' Van woede sloeg Amy een keer hard tegen haar kluisje aan, waarna ze kreunend van de pijn haar hand vasthield.

'Kun je geen gesprek met je mentor aanvragen?' vroeg Nolan terwijl hij een kus op haar knokkels gaf.

'Pff, die mag me net zoveel als dat ik Melody mag!' Melody was de trut van onze klas die al vanaf de eerste wanhopige pogingen deed om Amy bij hun groepje te betrekken. Amy ging daar echter niet op in en had een hekel aan die barbiepop.

'A , je kunt het toch proberen?' vroeg Lilly. Amy deed haar kluisje op slot en we liepen naar de uitgang van de school. Ik deed tijdens het lopen mijn jas aan en haalde mijn muts uit mijn zak.

'Ik denk niet dat het gaat werken.' Amy duwde de foeilelijke gele deur open.

'Wij zouden toch kunnen getuigen?' stelde Nolan voor. Hij wilde later iets bij de politie doen. 'Ik bedoel, je had les en je zat bij ons in de pauze.'

'Dat is best een goed idee. Wat ben ik blij met jou!' zei Amy en ze zoende Nolan innig. Lilly en ik liepen een beetje opgelaten naar onze fietsen. Toen we terugkwamen waren ze nog steeds in hun zoen verwikkeld.

'Nou eh... doei Amy,' zei ik met rode wangen. Dit waren de momenten waarop ik me een beetje wanhopig voelde omdat allebei mijn vriendinnen een vriendje hadden. "Jouw tijd komt nog wel," zeiden ze dan. Ik klaagde er ook niet zo vaak over. Amy zwaaide en drukte haar lippen toen weer op die van Nolan. Lilly en ik fietste weg.

Het duurde niet lang voordat ik ontdekte dat ik heel zwaar moest trappen om vooruit te komen. Ik zei tegen Lilly dat we moesten stoppen. We inspecteerden mijn voorband, maar daar was niet veel bijzonders aan te ontdekken. Mijn achterband was daarentegen helemaal slap. Nadat we die grondig bekeken hadden ontdekten we een enorme scheur in de band.

'Hij is lek gestoken,' concludeerde ik en ik zuchtte diep.

'Maar wie zou dat nou bij jou willen doen? Het kan toch net zo goed een steentje zijn?' wierp Lilly tegen. Ik schudde mijn hoofd, de scheur zag er niet uit alsof hij door een steen gemaakt was.

'Het moet wel. Het ziet er echt niet naar uit dat het door een steentje is. Ik heb geen idee wie, misschien had die persoon de verkeerde fiets. Een matzwarte fiets is echt niet uniek of zo.' Ik haalde mijn rugzak van mijn fiets en deed die om mijn rug.

'De jouwe is wel verroest, Penn. Maar goed, daar gaat het nu niet om. De vraag is hoe je thuiskomt.' Ik had mijn stuur al met een hand vastgepakt, klaar om te gaan lopen.

'Nou, lopend,' zei ik gebarend naar mijn fiets. Lilly pakte mijn bagagedrager vast en hield me tegen.

'Nee, dat kan ik niet maken. Dan ben ik een slechte vriendin, ga achterop,' beval ze me. Ik schudde mijn hoofd en stapte door.

'Nee, je hebt hockeytraining, Lelie, je laat dat niet schieten voor mij!' Ik wist dat Lilly een weerwoord had, omdat ze dat altijd had. Ze weigerde gewoonweg om niet te helpen.

'Dan breng ik je tot de brug. Kom achterop!' zei ze. Ik deed mijn tas weer op mijn eigen fiets, deed Lilly's spijkerstofrugzak om mijn rug en pakte het stuur van mijn fiets vast. Ik was gelukkig niet echt onhandig, dus mijn fiets liet ik niet snel vallen.

Toen we bij het bruggetje aankwamen sprong ik van de bagagedrager ik af en liep ik verder. Lilly keek me twijfelend na.

'Weet je het zeker?' vroeg ze nogmaals, zoals ze al dertig keer had gedaan. Ik knikte en sloeg, nadat ik haar beloofd had te bellen als ik bijna thuis was, af. Ik voelde haar ogen in mijn rug branden.

Vanaf de brug gokte ik dat ik nog zo'n halfuurtje tot driekwartier lopen moest. Vroeger hadden we het thuis niet zo breed, dus moest ik elke dag lopen. Omdat er in mijn dorp geen basisschool was, moesten Kay, Laurens en ik met z'n drieën naar school lopen. Toen ik nog heel klein was, mocht ik dan de halve tocht bij Kay en de halve tocht bij Laurens op de rug. Mijn basisschool ligt een kwartier van mijn middelbare school vandaan. Ik moest vroeger samen met Kay en Laurens één uur en één kwartier lopen naar de basisschool. Mijn vader had, net voor zijn dood, een lot bij de loterij gewonnen. Met heel veel toeval kregen we een grote prijs, dus was er geld voor een fiets. Alleen na het ongeluk van mijn vader, beheerde mijn moeder over het geld. Zij was niet zo goed met geld, dus onze fietsen werden verkocht. Mijn moeder vond een nieuwe vriend en toen kreeg ze nog een tweeling, Elise en Ann. Die vriend had wel geld, dus hij kocht een fiets. Ik zat net een paar weken in de eerste klas en in die weken moest ik anderhalf uur naar school lopen. Uiteindelijk ging de vader van Elise en Ann weg, maar mijn moeder had weer een baan. Vanaf het bruggetje naar huis was ongeveer driekwartier, als ik een beetje op tempo liep .

Ik was ondertussen bij het landweggetje, waar ik altijd doorheen fietste, aangekomen. Hier was het heel rustig. Aan de rechterkant stonden veel bomen dicht op elkaar en aan de linkerkant was een weiland. Ik reed hier meestal wel op tempo doorheen, omdat ik het nogal een eng bos vond. Soms hoorde ik geluiden, zoals een gil en andere keren voelde ik me bekeken. Ook is er hier een keer een meisje verkracht, waardoor ik me hier echt niet veilig voelde.

Ik was halverwege de weg, toen ik iets hoorde ritselen bij de bomen. Ik probeerde mezelf wijs te maken dat het een konijntje was of een ander dier, maar toch begon ik er sneller van te lopen. Mijn hart voelde ik in mijn keel bonken. Ik wilde rennen, maar ik sprak mezelf streng toe. Ik stelde me aan, het was vast niets. Mijn moeder vond ook dat ik een te grote fantasie had.

Toch leek het alsof ik voetstappen hoorde. Nee, het is helemaal niets, Penny! Ik begon toch sneller te lopen, terwijl ik mijn adem onder controle probeerde te houden. Ik ben bijna thuis, hield ik mezelf voor ik ben bijna aan het einde van de weg. Toen maakte ik de fout om achterom te kijken

Een silhouet van een man tekende zich af in het zwakke lantaarnlicht. Ik liet mijn fiets vallen en wilde hem op een lopen zetten . Een gil ontsnapte uit mijn keel toen er iets met een klap tegen mijn achterhoofd kwam.

Hi,

Hopelijk heb je genoten van Hoofdstuk 1. Even wat opmerkingen:

- Er staat af en toe "A", dat is een afkorting voor Amy en je spreekt het op z'n Engels uit. 

- Ik heb echt overal de aanhalingstekens fout, dat ga ik ook niet veranderen in dit boek, maar in mijn andere boeken ga ik het dus goed doen! 

Gecheckt door VuurheksMayleneHunt-SterreDeWildt-Elkebevers en XwritegirlX. Heel erg bedankt! :)


Nina

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top