XXX
DE SCHREEUW VERLIET haar mond voordat ze haar lippen in bedwang kon houden.
Flories rug geen moment uit het oog verliezend, snelde Geneviève door de bomen naar de open plek waar het meisje stond te midden van de plas bloed.
De gedachte dat ze dood was bonkte door haar hoofd, terwijl ze glijdend over de sneeuw stap voor stap dichterbij kwam, uiteindelijk de laatste bomen achter zich liet en slippend naast Florie tot stilstand kwam.
Ze ademde bibberend uit bij het zien van Flories knipperende ogen, die haar van top tot teen bekeken, een bedenkelijke frons tussen haar wenkbrauwen. Pas daarna bedacht ze zich dat een rechtopstaand persoon nauwelijks dood genoemd kan worden. Met de opluchting die ze door die realisatie voelde, leek ze haar stabiliteit te hervinden.
Geneviève ontwaarde rode bloedspetters op haar gezicht, streek kort met haar vingers over de wang van het meisje, maar verplaatste haar blik daarna naar de bloedrode sneeuw.
Kokhalzend deisde ze een aantal passen achteruit, haar maaginhoud legend op de witte sneeuw bij de aanblik van het in stukken gereten, naakte meisje dat aan Flories voeten lag.
Geen enkel deel van haar ledematen zat nog aan de romp vast en het gezicht was zo akelig toegetakeld dat ze zich niet voor kon stellen dat iemand haar nog zou herkennen. De lippen hingen als losse vellen aan de huid en de twee uitgerukte oogballen lagen een aantal meter verderop, de groenige iris bij een van de twee omhoog gedraaid naar de eindeloze hemel.
Ze draaide zich een tweede keer om en gaf nogmaals over, ook al was haar maag leeg en kwam er enkel zuur omhoog. Hier en daar zag ze bloed uit de wonden druppelen op de witte sneeuw en ze hoefde geen twee keer te kijken om te zien dat het lijk vreselijk vers was.
En daarmee de moordenaar akelig dichtbij.
Bibberend stond ze op, woorden mompelend tegen Florie, ondertussen glijdend in de sneeuw maar weigerend naar beneden te kijken, naar de restanten van het meisje dat ooit een leven had geleid – dat ooit een geheel was geweest.
Haar hoofd werkte nauwelijks goed genoeg om haar gedachten te kunnen ordenen, maar de gedachte dat ze weg moesten komen sneed door iedere emotie, ieder tegenstrijdig gevoel. Terug naar het dorp, terug naar het kasteel, wat dan ook. Alles om te voorkomen dat ze de volgende slachtoffers zouden worden.
Florie verzette echter geen stap.
'Florie, kom óp,' smeekte Geneviève, weigerend dichter bij het lijk te komen. Zelfs zonder ernaar te kijken voelde ze de misselijkheid branden in haar binnenste. Ze kon het niet opbrengen nog een stap vooruit te zetten en dichter bij het lijk te komen, te geschokt door de aanblik, door het feit dat iets of iemand hiertoe in staat was. 'Florence, alsjeblieft!'
Maar het was alsof Florie haar niet hoorde; ze reageerde niet, bewoog amper en maakte absoluut geen aanstalten bij het uiteengereten meisje weg te stappen.
Voor een moment stond Geneviève in tweestrijd. Ze wilde niet dichterbij komen, maar kon het evengoed niet opbrengen Florie achter te laten in de handen van een moordenaar, ondanks alles. Voor een moment maakte het niet meer uit wat ze allebei gezegd hadden, want met een lijk nog geen twee meter verderop leek alles ineens zo kinderachtig en overdreven dan Geneviève wist dat ze Florie kon vergeven voor de situatie op het plein, voor haar harde woorden en haar leugens. Zolang ze maar voldoende tijd zouden krijgen om alles uit te praten en de lucht te klaren.
Ze dwong zichzelf rustig te worden, ademde de prikkelende, koude lucht een aantal keer diep in en zette uiteindelijk een aantal passen richting het meisje, haar blik geforceerd op Flories gezicht houdend en juist niet op het lijk. Ze hield haar neus zo goed mogelijk dicht met een schone mouw, na die nacht wetende hoe verminkte lichamen konden ruiken. Alleen de gedachte aan de geur liet haar alweer bijna kokhalzen. Herinneringen van de uren daarvoor mengden zich met beelden van het uiteengereten meisje en bonkten ritmisch door haar gedachten – er was te veel gebeurd voor één dag en ze had het gevoel dat haar hoofd ieder moment kon barsten door de emoties, die zich mengden met beelden van al het akeligs wat ze in haar leven had meegemaakt, en door haar lichaam raasden.
Eenmaal dichterbij verplaatste ze haar blik, zoekend naar Flories pols, toen haar oog viel op de bebloede bijl die losjes tussen de vingers van haar andere hand hing.
Het was alsof haar hersenen kortsluiting kregen en alle puzzelstukjes, alle gebeurtenissen van de afgelopen uren, alle woorden die gesproken waren, ineens in elkaar vielen tot de meest gruwelijke waarheid die ze zich bedenken kon. Een waarheid die ze wilde ontkennen, maar waarvan het bewijs zo rijkelijk aanwezig was dat ze het simpelweg niet kon.
De feiten zichtbaar als bloedspetters op Flories gezicht, als karmozijnrode vlekken aan haar handen, in de sneeuw. De met bloed doordrenkte onderkant van haar jurk, en de vlijmscherpe bijl in haar handen die het meisje gebruikt had bij een ultieme wanhoopspoging om de situatie van het plein te veranderen.
'Jij hebt haar vermoord,' fluisterde ze schor, de betekenis van die woorden zo pijnlijk dat haar keel dichtgeknepen leek te worden. De woorden hadden haar lippen verlaten voordat ze er een tweede keer over nagedacht had.
Het was een bizarre uitspraak, een waarvan ze nooit verwacht had deze uit te spreken, maar zodra de woorden haar mond verlaten hadden en Florie niet van schrik opveerde om het te ontkrachten, wist ze dat ze gelijk had. Ze wenste direct dat ze niets gezegd had, dat haar vermoeden tussen hen in had kunnen hangen, zonder daadwerkelijk vreselijk definitief te worden. Dan had ze het tegenover zichzelf nog kunnen ontkrachten. Nu zat ze met de meest vreselijke waarheid die ze zich kon bedenken en die daarmee nooit uit haar gedachten zou verdwijnen.
'Je hebt een onschuldig meisje vermoord en uiteengereten,' herhaalde ze, wankel achteruit deinzend. Ze merkte pas hoezeer ze aan het trillen was toen ze haar handen tegen elkaar duwde om zichzelf te kalmeren. De woorden waren vreselijk om uit te spreken, de beelden die ze erbij kreeg en de realisatie dat Florie daarin de hoofdrol speelde, waren nog vele malen erger. De wereld leek te tollen, maar zodra ze zich vastgreep aan het eerste wat ze te pakken kon krijgen, voelde ze dat de wereld om haar heen nog altijd stilstond – enkel die van haar draaide in de meest bizarre bochten.
Ze kon het niet geloven.
Florie draaide een kwartslag, haar ogen zo kalm en berekenend dat Geneviève schrok van de kille vastberadenheid die erin verborgen lag, zonder enige schok, enig verdriet, enige vorm van berouw.
'Ik heb er alles aan gedaan om jouw veroordeling te voorkomen,' antwoordde ze kalm, 'en daarbij zijn offers gebracht.'
'Óffers?' Geneviève schudde haar hoofd, te geschokt vanwege het feit dat ze het bekende, dat ze het toegaf en er bovenal zo vreselijk kalm onder bleef. Het duurde even, maar toen legde ze de link met de andere meisjes, die allemaal een lichaamsdeel misten op het moment dat ze gevonden werden. De gelijkenissen met deze moord waren te duidelijk, duwden haar hard met haar neus op de feiten. 'Hoeveel zijn door jouw hand gestorven? Enkel dit meisje? Of alle anderen hiervoor, inclusief Camille?'
Haar mond voelde kurkdroog en ze probeerde langs haar lippen te likken om het te verhelpen, maar hoezeer ze ook haar best deed, het hielp niet.
Kwaad draaide Florie zich om, woede door haar woorden glinsterend in haar blauwe ogen. 'Niet Camille, Viève. Nooit. Ik heb dit nimmer zo gewild.'
Niet Camille, herhaalde een akelig stemmetje de woorden in haar hoofd, maar de andere meisjes wel?
'Hoeveel dan wel, Florie?' hijgde Geneviève, nog altijd te geschokt door de waarheid. Ze wilde het eigenlijk helemaal niet weten, maar de vragen rolden over haar lippen voordat ze haar hoofd in bedwang kon houden. 'De rest wel, of niet dan?' vroeg ze gefrustreerd, het vermoeden drukkend op haar borstkas. Haar hoofd beantwoordde de vraag voordat Florie dat kon doen, maar ze drukte de gedachte weg, pogend zolang mogelijk in de surreële werkelijkheid te leven die ze in haar hoofd had – en de waarheid niet uitgesproken te horen. Ze wenste met heel haar hart dat ze Florie niet tegen was gekomen, dat alles een ziekelijke droom was waaruit ze zou ontwaken en er dan om kon lachen, maar ze voelde aan alles dat het echt was.
Dat Florie daadwerkelijk tenminste één iemand vermoord had en dat daarnaast voor háár gedaan had.
De gedachte was zo misselijkmakend dat zich opnieuw ziek voelde, en ze probeerde het idee uit haar hoofd te verdrijven, maar het lukte niet.
'Ik had álles geregeld, Geneviève,' antwoordde Florie kwaad, een stap naar achteren zettend en daarna heen en weer ijsberend. Onder haar voeten vermengde de witte sneeuw met het rode bloed tot een grillig kunstwerk. 'Alles. Tot in de puntjes precies, en het had nog gewerkt ook, ware het niet dat die... die irritante trut ineens vermoord werd.'
Geneviève fronste haar wenkbrauwen, probeerde enkel te luisteren en geen aandacht te schenken aan het vreselijke tafereel dat zich onder haar neus voltrokken had, maar kon het niet helpen dat haar blik naar het toegetakelde meisje werd toegetrokken en haar gedachten alle kanten op leken te springen. Ze begreep Florie niet. 'Waar heb je het in Gods naam allemaal over?' stamelde ze, de woorden traag uitsprekend, haar gedachten stroperig. 'Wie?'
Ze begreep er werkelijk niets van, wilde er eigenlijk niets van weten, maar toch nam ze zich voor Flories antwoord aan te horen en te luisteren – echt te luisteren naar wat ze zou zeggen.
Want er moest een logische verklaring voor zijn, voor alles. Die gedachte was het enige wat haar ervan weerhield zich op de koude sneeuw te werpen en te schreeuwen totdat er niets meer van haar keel over zou zijn, het enige wat ervoor zorgde dat ze niet terug rende naar dorp om zich eigenhandig op de brandstapel te gooien. Ze klampte zich eraan vast alsof het een boei was die haar leven kon redden, alsof het de lucht was die ze moest ademen om niet te stikken.
Haar Florie een moordenaar was iets wat haar hoofd niet kon accepteren, maar waarvan ze tegelijkertijd wist dat het klopte, wat ervoor zorgde dat ze zich zo vreselijk verward en ellendig voelde dat ze wenste dat haar laatste dag al ten einde was gekomen.
Ze wilde eigenlijk niets meer horen van haar bekentenis, van alles wat ze had gedaan en de onderliggende redenen voor haar acties, maar diep vanbinnen snakte ze naar de waarheid, naar alle gruwelijke details, iedere keuze, alles vanaf het allereerste begin; alles wat haar ertoe bewogen had iemand te doden, alle argumenten waarmee ze haar daden probeerde te rechtvaardigen.
Ze hoopte dat er ergens een kern van waarheid in zou zitten, een stevige logica. Iets wat haar daden daadwerkelijk zou kunnen rechtvaardigen, waardoor ook zij in kon zien dat Florie het juiste had gedaan, ook al klonk het zo fout, zo ongelooflijk oneerlijk, zo wreed. Ze had iets nodig om haar ervan te overtuigen dat het dat niet was en diep vanbinnen wilde ze nog liever een slechte leugen horen dan de waarheid.
Want de waarheid deed zo'n pijn dat ze bang was dat ze in duizenden stukjes uiteen zou vallen.
'Ik heb maandenlang brieven uitgewisseld met Victor, Viève,' begon Florie, de woorden traag uitsmerend, ondertussen pulkend aan haar nagels – een zenuwtrekje dat voor haar zo gewoon was als het opkomen van de zon. 'Maandenlang, wetende dat hij hoe dan ook mijn verloofde is, en ik onder het huwelijk nooit uit kan komen. Ik heb alleen vanaf het begin vertrouwen gehad dat er een manier moest zijn om Saint-Charnoît tevreden te stellen door met hem te trouwen, zonder jou daarbij te verliezen. Dat moest wel.'
Geneviève perste haar lippen opeen, dacht terug aan de dagen daarvoor, aan de harde woorden die ze gesproken had om te voorkomen dat Florie zich zou mengen in het proces – en hoe vreselijk ze had gefaald, zo leerde ze nu. Hoeveel eerder het meisje zich al met hun toekomst bezig had gehouden zonder haar medeweten. Ze was zo naïef, zo stom geweest, en ze had Florie zo dramatisch onderschat. Ze kon zichzelf wel slaan dat ze er geen moment over na had gedacht dat het meisje mogelijkerwijs al een grotere rol speelde dan ze toe wilde geven. Florie was maanden bezig geweest – zij amper dagen om iets te veranderen aan wat ze waren en hadden kunnen worden.
'We hebben geen toekomst samen, Florie,' herhaalde ze, de woorden makkelijker uitsprekend nu het meisje voor haar neus stond met een lijk aan haar voeten dan toen ze haar voor de eerste keer terugzag na haar weken in het kasteel. Hoe langer ze erover nadacht, hoe meer het leek te kloppen, en het vooruitzicht dat ze in een paar uur verkoold zou zijn, maakte het enkel makkelijker. 'Dat meende ik dagen geleden al, en dat is niet veranderd.'
Koppig schudde Florie haar hoofd. 'Maar dat hebben we wél, Viève,' antwoordde ze, 'dat probeer ik je juist te zeggen. Je geeft te snel op, maar ik niet. Ik heb Victor brieven geschreven over ons, onderhandeld over mijn verblijf, maandenlang, tot hij me begreep en uiteindelijk instemde en daarmee toestond dat ik je mee zou nemen naar Schotland. Om daar bij ons te verblijven.'
Op ieder ander moment had ze het aanbod gretig aangenomen – alles om Saint-Charnoît maar te kunnen ontvluchten – maar in tegenstelling tot wat ze verwacht had, voelde het nu ze het hoorde enkel als een vreselijke klap in haar gezicht, en een akelige belediging voor alles wat ze voor Florie betekende.
'Om daar bij jullie te verblijven?' verbeet Geneviève kwaad, opstaand en heen en weer benend om rustig te blijven. Haar emoties buitelden over elkaar heen en vertroebelden haar gedachten op zo'n manier dat ze haast zeker wist dat haar manier van reageren allesbehalve geschikt was voor de situatie, maar ze kon er niets aan doen, kon het verwarde gevoel dat haar zo onnoemelijk kwaad maakte niet van zich afschudden. 'Want dat zal me gelukkig stemmen? Door aan het hof van een vreemde te verblijven in een voor mij onbekend oord, terwijl de enige persoon om wie ik ooit gegeven heb, haar man moet plezieren? Florie, dat is geen toekomst, geen leven.'
'Het is een toekomst waarin je nog een leven hébt, Viève. Een toekomst waarin je tenminste niet sterft. Dat is al meer dan Saint-Charnoît je kan bieden.' Florie hield haar pas even in, sloeg haar armen over elkaar en keek haar verwijtend aan. Haar woorden waren hard, maar waar, maar het hielp niet, want Geneviève begreep niet hoe ze het zo kon zien; het was zo verdomd onrealistisch dat ze niet snapte dat het meisje het serieus wilde overwegen.
Geneviève schudde haar hoofd nogmaals, weigerend het idee aan te nemen. 'Ik verkies de dood liever boven een leven waarin ik toekijk hoe jij vrijt met een man zonder het te willen en ik jullie vertrekken schoonmaak, als verstokte huishulp.'
Ze schudde haar hoofd nogmaals, sloeg daarna haar armen over elkaar en zweeg. Alles wat het meisje gezegd had, hielp niet bepaald aan haar tolerantie en begrip van de situatie, en ze voelde zich met de minuut kwader worden om alles wat ze gezegd en gedaan had.
'Lieve Heer, je wilt het werkelijk niet begrijpen, is het niet?' Florie zette een stap naar achter en kneep haar ogen voor een moment stevig dicht, de frustratie zichtbaar op haar gezicht. Daarna opende ze ze weer, haar irissen flonkerend, schitterend van irritatie en vastberadenheid.
'Niet als huishulp, Geneviève,' verklaarde ze uiteindelijk, 'maar als jezelf, met mij. Zoals we zijn.'
Ze zuchtte kort, sloeg daarna haar armen over elkaar en keek haar serieus aan.
'Victor weet van ons.'
***
Ik wilde wachten met updaten, maar ik heb vrijdag en tentamen, en zolang dit niet online staat blijf ik herschrijven - en leer ik dus oprecht niets. En aangezien ik dat tentamen echt even moet halen, hier dus twee hoofdstukken in één keer (klink dus zo vooral door naar XXXI) van De Grote Ontknoping, die wellicht niet wereldschokkend is, maar hopelijk toch nog enigszins onverwacht. Het laatste hoofdstuk (XXXII) komt morgen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top