XXVI
DE STRATEN VAN Saint-Charnoît waren uitgestorven, alsof iedere levende ziel het vervloekte dorp verlaten had voor een beter toevluchtsoord.
De huizen met luiken hadden deze gesloten, en bij alle woningen waarbij dat niet het geval was, waren de dikke overgordijnen stevig dichtgetrokken. Niemand die naar buiten keek, en niemand die naar binnen zou kunnen gluren.
Het enige geluid dat tussen de stenen muren weerklonk waren de roffelende voetstappen op de ongelijke kasseien van Geneviève en de twee wachters, die na even getwijfeld te hebben, alsnog hadden besloten haar niet alleen te laten gaan.
Ze waren als eerste door de smalle steegjes naar de hoger gelegen woningen van Saint-Charnoît gewandeld, waar Geneviève kort stil had gestaan voor de dichte deur van Flories huis. Ze had niets gehoord, niets gezien; enkel een houten kruis dat tegen de ebbenhouten deur gespijkerd was, ongetwijfeld als middel om de Duivel buiten de deur te houden.
Ze had voor een moment getwijfeld of ze aan moest kloppen, maar had zich daarbij gelijk bedacht dat het niet uitmaakte; het was niet zo dat Elisabeth Brochard haar zou gaan vertellen of Florie er was of niet.
Daarom was ze omgedraaid voor de drempel en had ze de wachters mee gevraagd een ronde door het dorp te doen. Vanaf de buitenste ring, beginnend bij het kleine muurtje waarover Geneviève zo vaak was weggevlucht, begonnen ze door de straten rondom de kathedraal te dwalen, systematisch ieder steegje uitkammend naar een levende ziel die haar meer zou kunnen vertellen over het dode meisje, over Florie, of over allebei.
Hoe langer het duurde, hoe zekerder Geneviève wist dat deze keer Florie vermoord was door de maniak die het al bij drie andere meisjes gedaan had. Ze zag niemand, ook al krioelde het veelal van de mensen in het dichtbevolkte gedeelte van het dorp.
De kerk doemde steeds dichterbij op naarmate ze straat na straat doorkruisten zonder enig resultaat te boeken. Met lood in haar schoenen stapte Geneviève verder, ieder steegje doorzoekend, maar hoe ongelooflijk onmogelijk het ook leek, er was niemand in Saint-Charnoît die buiten kwam.
De moorden hadden langzaam een wig gedreven tussen haar en de bewoners, maar ze besefte nu pas dat de dood van de meisjes in werkelijk het gehele dorp veranderd hadden. Vier moorden in korte tijd in hetzelfde dorp wees erop dat iemand in Saint-Charnoît zelf verantwoordelijk was voor het doden van vier onschuldigen, en dat betekende dat niemand meer te vertrouwen was.
Het verklaarde waarom iedereen zich in huis had opgesloten en niet op straat de was ophing. Het verklaarde waarom buren niet in gesprek gingen, leunend over de gammele hekjes die de ene woning van de ander scheidde.
Het verklaarde waarom ze niemand zag, terwijl de zon doorgebroken was en de mist langzaam opklaarde.
De moord op Camille was de aanleiding van haar proces geweest en had haar leven voor eeuwig veranderd, maar die verandering was Saint-Charnoît evenmin bespaard gebleven.
Ze stapte snel door, de twee wachters achter haar met getrokken wapens. Ze snelde door de laatste steegjes, hopend, biddend dat ze nog iemand tegen zou komen die haar kon vertellen wie er vermoord was en wat er precies voorgevallen was dat alle bewoners zo wantrouwig waren geworden, maar hoe snel ze ook was en hoe goed ze ook keek, ze zag niemand.
De zon zakte langzaam weg achter de wolken, kwam traag naar beneden en daarmee zette de mistige schemering duidelijk in. De wachters hadden haar al meermaals gevraagd of het geen goed idee was om terug te keren naar de woning, maar ze had keer op keer ontkend, weigerend haar zoektocht op te geven.
Ze zou iemand vinden die haar duidelijkheid kon geven.
Ze zou Florie vinden.
Uiteindelijk kwamen ze op het plein voor de kerk aan, met haar ogen speurend langs de donkere gevels van de woningen die haast tegen de achterkant van de kerk aangebouwd waren, toen haar blik viel op een kleine gestalte die achter een muurtje bij de kerk wegdook op het moment dat ze met de wachters het plein op stapte.
Ze hoefde enkel naar de twee mannen aan haar weerszijden te knikken. Op haar teken stoven ze naar voren, met grote passen het plein binnen een mum van tijd overstekend.
De persoon achter wie ze aanzaten, was aanzienlijk kleiner dan beide mannen, en voordat degene weg kon duiken tussen de nauwe steegjes achter de kerk, greep de linkse wachter de persoon in de kraag vast, waarna de rechter beide armen vastpakte en het meisje – zo zag Geneviève nu – tussen hen in een stuk terug naar achteren trok.
Met snelle passen overbrugde ze de afstand die nog restte tussen haar en de wachters. De blonde haren van het meisje hingen nog gedeeltelijk voor haar gezicht en ze stribbelde zichtbaar tegen, totdat ze haar ogen op Geneviève richtte en stopte met tegenwerken.
Precies op datzelfde moment herkende Geneviève Florie in de blauwe ogen van het meisje.
'Viève!' ademde ze opgelucht, haar protesterende bewegingen stakend. 'Ik zocht je al!'
'Laat haar los, alsjeblieft,' vroeg ze de wachters rillend, waarna de mannen hun greep lieten verslappen en Florie zachtjes weer met beide voeten op de grond neerzetten. Daarna overbrugde ze de laatste meters, waarna ze het meisje in haar armen sloot.
'Florie, godzijdank,' fluisterde ze opgelucht. Haar hart leek haast door haar ribben heen te willen breken, zo hard bonkte het in haar binnenste. Ze voelde de opluchting als bloed door haar aderen pulseren bij de realisatie dat Florie niet het vermoorde meisje was, en liet haar pas los toen ze de bekende geur van haar haren diep opgesnoven had. 'Ik dacht dat je dood was.'
Het meisje glimlachte nerveus en greep Genevièves handen vast. 'Ik dacht dat jij niet meer terug zou komen. Totdat ik de roddels vanmiddag hoorde dat je zou komen. Toen ben ik naar buiten gegaan om je te zoeken en te helpen. Ik moet je wat vertellen.' Ze giechelde nerveus en keek langzaam om zich heen, was zich van geen kwaad bewust. 'Vind je het niet angstaanjagend stil in Saint-Charnoît?'
'Dat komt omdat er weer iemand dood is, Florie.' Ze keek haar bezorgd aan en liet haar vingers over de gave huid van Flories wang glijden. Het feit dat het meisje nu buiten was frustreerde haar – vooral omdat ze zich ongetwijfeld in de straten bevond om haar te helpen met het proces. 'Je moet nu niet buiten zijn, ik was doodsbang dat jij vermoord was, deze keer.'
Florie schudde haar hoofd. 'Ze zullen mij niet zomaar vermoorden,' zei ze zelfverzekerd. 'Ik ben de hoop van dit dorp.'
Haar woorden klonken luchtig en sarcastisch, maar Geneviève zag de zure trek die rond haar lippen verscheen toen ze de opmerking uitsprak en wist dat ze op haar huwelijk met Victor Rousseau doelde.
'Het komt wel goed, Florie,' antwoordde ze sussend, maar het meisje schudde bruusk haar hoofd en stak haar arm uit om hun vingers te verstrengelen.
'Ik wil gewoon dat we samen blijven, Viève. Gewoon samen, waar dan ook, zonder al die gekte eromheen, zonder al die ellende.'
Geneviève beet op haar lip en gaf een kneepje in de handen van het meisje. Ze wilde niets liever dan die opmerking beamen, maar ze wist dat de tijd van dromerige leugens voorbij was en dat ze eerlijk moest zijn. Over alles. 'Wat er ook gebeurt, ik zal niet in Saint-Charnoît blijven, Florie.'
Het kostte haar enorme moeite om de woorden uit te spreken en het meisje aan te blijven kijken. Het was de eerste keer dat ze zo open, maar bovenal zo eerlijk was over haar – hun – toekomst en ze wist zeker dat ze Florie er ongelooflijk mee kwetste, ook al was het niets meer dan de harde waarheid, een waarheid die Florie bovenal al wist.
'Niemand, zelfs de hertog niet, verwacht dat ik dit proces zal overleven en vrijgesproken zal worden,' vervolgde ze zachtjes, haar vingers verder verstrengelend met die van het meisje. 'Maar zelfs wanneer dat het geval is, wanneer de rechtbank me onschuldig acht, zal ik terugkeren naar het kasteel en daar werken, Florie. Ik kan niet in Saint-Charnoît blijven, dat weet jij ook. En jij kan ook niet met mij mee.'
De blik in haar ogen veranderde van koppig naar gekwetst, en uiteindelijk naar kwaad.
'Je kan niet veroordeeld worden voor onzinnige aanklachten, Viève,' antwoordde ze koppig. 'Er is iets meer voor nodig dan een verdenking om veroordeeld te worden.'
'Dit is Saint-Charnoît, met pater d'Amboise.' Genevieve schudde haar hoofd en slikte. 'Ik waardeer het optimisme, maar ik begin langzaam in te zien dat het lang niet zo rooskleurig zal zijn als ik altijd gedacht heb. Dit proces gaat moeilijk worden, Florie. En de dorpelingen haten me, dat gaat ook meewegen in de uiteindelijke beslissing. Iedereen verdenkt me toch al voor die moorden, en er zal iemand voor gestraft moeten worden. Nu er nog een meisje aan die lijst is toegevoegd, moeten we er beiden rekening mee houden dat ik dat word.'
'Die moorden kan je met geen mogelijkheid gedaan hebben,' bracht Florie daar tegenin. 'Met Camille was je bij mij, bij de tweede was je onderweg naar het kasteel en bij zowel de derde als de vierde was je uren bij het dorp vandaan, veilig tussen de kasteelmuren.'
Ze somde het zo snel en gemakkelijk op dat het Geneviève verbaasde dat ze het allemaal zo in detail kon noemen. Ze wist het zelf amper, maar Florie had een precies overzicht in haar hoofd en gooide het eruit alsof het een recept was van een gerecht dat ze al duizendmaal gemaakt had.
Vragend trok ze een wenkbrauw op, klaar om haar te vragen hoe ze het wist toen het meisje haar zelf al aankeek en kwaad haar schouders ophaalde.
'Het geeft je toch een verweer,' antwoordde ze snauwend, duidelijk aangevend niet blij te zijn met Genevièves verbaasde blik. 'In alle gevallen kan iemand bevestigen dat je niet in Saint-Charnoît was op de momenten dat er een meisje vermoord werd. En die moorden zijn het begin geweest van alle andere aanklachten tegen je. Zodra het vermoeden van moord ontkracht kan worden, win je die inquisitie. En als het aan mij ligt, ga je winnen.'
Het waren woorden die haar vulden met zoveel angst dat ze haar hart in haar binnenste voelde verkrampen. Ze kon met geen mogelijkheid weten wat Florie van plan was om haar naar gezuiverd te krijgen, maar ze twijfelde er niet aan dat het meisje ver zou gaan in haar pogingen een veroordeling te stoppen – en dat ze zou beginnen met hun avond in de kerk, en het moment dat Camille vermoord werd, terwijl ze met haar hoofd tussen Genevièves benen had gezeten.
'Dat ga je niet doen in de rechtbank, Florie.' Geneviève schudde haar hoofd en keek het meisje doordringend aan. 'Ik pieker er niet over. We hebben het hier al over gehad en je hebt me beloofd dat je je erbuiten zou houden.'
Florie snoof en trok haar handen terug, balde ze daarna tot vuisten. 'Dit proces kan je je leven kosten, Geneviève.'
'Dan nog wil ik niet dat jij het jouwe gaat verpesten op deze manier. Dat mag niet.'
Haar stem klonk hard en bot en ze wist dat ze te boos reageerde, dat Florie enkel probeerde te helpen en ze haar nu vreselijk afkapte, maar ze moest wel. Haar bekentenis zou geen verschil maken, aangezien het vonnis van morgen deze week al bepaald zou zijn. Met de stemmingen in het dorp en de verdeelde rechtbank had er een wonder moeten gebeuren om de stemming in haar voordeel te laten werken. In plaats daarvan was er wederom een jong meisje vermoord, een daad waarvoor zij openlijk beschuldigd werd door pater d'Amboise in de dagen dat ze zelf nog afwezig was geweest om een weerwoord te geven.
'Het mijne is verpest zodra jij eruit verdwijnt, Geneviève.' Florie keek haar koppig aan, sloeg haar armen over elkaar.
Geneviève wilde haar geruststellen en omhelzen, maar daarmee zou ze de koppigheid van Florie enkel versterken, en het zou niets uitmaken.
Veroordeling of vrijspraak werd bepaald door een veranderde mening van slechts één van de geestelijken, waardoor de ongelijke stemming zou veranderen in een meerderheid, en de dood van het vierde meisje zou er niet voor zorgen dat haar geloofwaardigheid sterk zou toenemen.
Ze had het proberen te ontkennen vanaf het moment dat de hertog zijn besluit om haar terug naar Saint-Charnoît te sturen met haar gedeeld had, maar diep vanbinnen wist ze dat hij gelijk had gehad.
Diep vanbinnen wist ze dat ze de kerk morgen niet langer als onschuldige burger zou verlaten.
Diep vanbinnen wist ze al dat ze zou sterven, ze had alleen de pijnlijke gedachte weggestopt en er geen aandacht meer aan besteed.
Maar het was een harde waarheid die ze niet kon ontlopen, een harde waarheid waarin ze Florie koste wat kost niet in mee zou trekken. Ook al betekende het dat ze het meisje op de meest vreselijke manier moest zien te kwetsen om haar op afstand te houden.
'Er is iemand anders in mijn leven gekomen, Florence,' prevelde ze, zo zachtjes dat ze zich niet voor kon stellen dat het meisje het gehoord had. Ze hoopte met heel haar hart dat ze het niet gehoord had, wenste dat ze de woorden terug kon nemen, nog voordat de naam haar lippen verlaten had, maar Florie zette een stap achteruit, weg van haar, en ze wist dat ze ieder woord luid en duidelijk verstaan had.
'Je liegt,' antwoordde ze met opeengeklemde kaken, haar wangen langzaam rood kleurend, maar koppig haar hoofd schuddend. 'Je liegt.'
Geneviève schudde haar hoofd, ook al kostte de beweging haar moeite. Ze wilde niets liever dan knikken en het meisje omhelzen om haar vervolgens door de donkerte mee te voeren door de bossen en te verdwijnen in het woud.
Ze wilde niets liever dan nu haar spullen pakken en vluchten met Florie, zoals ze zo vaak besproken hadden.
Maar ze kon het niet, want de wereld was zoveel groter dan hen samen, en er stond veel meer op het spel dan enkel hun relatie.
En dus schudde ze haar hoofd en bereidde ze zich voor om haar verder pijn te doen, om haar bekentenis zo rauw en echt te maken dat Florie er niet aan zou twijfelen dat het waar was.
Ze bereidde zich erop voor haar woorden zo pijnlijk te laten zijn dat Florie haar zou gaan haten, zodat ze er zeker van kon zijn dat ze er geen moment meer over nadacht om haar leven te verruilen voor dat van Geneviève, want ze zou niet met zichzelf kunnen leven wanneer dat gebeurde – en daarmee zou alles wat Florie op het spel zette, tevergeefs zijn.
'Haar naam is Blanche,' vervolgde ze snel, om te voorkomen dat haar trillende stem haar zou verraden. 'En ze kan tenminste eerlijk zijn zonder dat er een man aan de andere zijde van de oceaan op haar wacht.'
Schuldgevoel verzamelde zich in haar borstkas toen ze haar eigen woorden hoorde en merkte hoe vreselijk bot ze klonk, hoe vreselijk naar de boodschap was die erin verscholen zat.
Ze wilde Florie niet aankijken, maar wist dat ze enkel via haar blik duidelijk kon maken dat ze het meende, dat ze alles wat ze hadden, alles wat ze waren, wilde breken.
Florie had niets gezegd, maar toen Geneviève haar aankeek, sprak haar gezicht boekdelen.
Haar blauwe ogen fonkelden en flitsten toen hun blikken elkaar vonden, en de tranen stroomden uit haar ooghoeken over haar verhitte wangen naar beneden, ongecontroleerd, overvloedig, in vochtige banen naar beneden glijdend en zich verzamelend onder haar kin.
In haar sprankelende ogen glom vooralsnog een vlammetje hoop op, zelfs na al haar pogingen.
Geneviève boorde haar nagels in haar handpalm en zette een stap bij haar vandaan, weg van haar naar binnen gebogen schouders die ze het liefst wilde omhelzen, weg van haar trillende lippen die ze wilde kussen totdat de tranen stopten met stromen en haar verdriet verdwenen zou zijn.
In plaats daarvan schudde ze haar hoofd een tweede keer, ieder vermoeden dat Florie nog kon hebben dat ze loog ontkennend.
'Bij haar kan ik tenminste mezelf zijn,' verweet ze haar, de woorden hard, beschuldigend.
De leugen liet haar eigen hart in stukken breken, en ze kon aan de trillende ledematen van Florie zien dat haar woorden ook dat effect op haar hadden.
Zo had ze het bedoeld; een laatste opmerking om het restje van vertrouwen en hoop te doen afbrokkelen en Flories hart te breken, met voldoende kracht dat het niet zomaar kon helen.
Haar eigen keel voelde onnoemelijk dik aan, en ze moest diep in en uitademen om te voorkomen dat de tranen, die ze probeerde binnen te houden, ook bij haar over haar wangen zouden stromen.
Het zou haar meteen verraden, en dat zou ervoor zorgen dat Florie enkel harder haar best zou doen om haar proces te voorkomen.
In plaats daarvan rechtte ze haar schouders en probeerde ze haar uitdrukken zo uitgestreken mogelijk te maken, alsof de situatie haar niet langer kon schelen. 'Bij Blanche heb ik gevonden wat ik al die tijd gemist heb. Bij Blanche heb ik een toekomst.'
Dat was de druppel die een luide snik uit Flories keel deed ontsnappen, een geluid dat zo gekwetst en gekweld klonk dat het Geneviève ineen deed krimpen van ellende.
Ze had zich nog nooit zo schuldig gevoeld, maar het werkte.
Florie draaide zich om, haar geen moment meer aankijkend en verdween de dichtstbijzijnde steeg in, het geluid van haar zachte snikken wegstervend met iedere stap die ze zette.
Genevièves hart huilde, maar ze wist wel beter dan haar achterna te gaan. Ze voelde haar lip trillen, maar herpakte zich en wenkte daarna de wachters, die even verderop waren gaan staan toen ze zich gerealiseerd hadden dat het gesprek een persoonlijke wending genomen had.
Het voelde alsof er een stuk van haar weggenomen was, alsof ze incompleet was en Florie een essentieel gedeelte van haar wezen, haar ziel, met zich meegenomen had; slepend door de donkere straten van het verdomde dorp dat hen gescheiden hield.
Het was nodig, bedacht ze zich koppig terwijl ze vooruit stapte. Je kon niets anders doen dan dit.
Toch kon die gedachte niet voorkomen dat ze, toen ze het verlichte plein verruilde voor de donkere straten, de warme tranen de vrije loop liet en haar verdriet toestond haar hart aan diggelen te slaan.
***
Voor mijn gevoel is dit heel erg dramatisch, maar ik heb het waarschijnlijk te vaak gelezen en herschreven om er nog met enige objectiviteit naar te kijken.
Het is ook weer dramatisch lang vergeleken met de voorgaande hoofdstukken, dus sorry daarvoor, hehe.
Hoe dan ook; het hoge woord is eruit en iedereen is allemaal heel boos en intens verdrietig en Geneviève heeft het klaargespeeld om zo ongeveer alles te verpesten - dus ze is fantastisch bezig.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top