XXIX

HET WAS ALSOF de tijd vertraagde toen de bisschop zijn vonnis uitsprak – alsof de seconden stroperig werden en als een trage brei aaneenkleefden, totdat het mengsel te dik werd en de tijd volledig stopte.

Alsof haar hoofd stopte met denken, haar lichaam niet langer functioneerde en de wereld simpelweg niet meer bestond.

Ze had geweten dat de brandstapel een geliefde vervolging was in Saint-Charnoît, had rekening gehouden met een dood door het vuur vanaf het moment dat ze door Celeste en Solange betrapt was met de Oosterse, maar had zich altijd voorgehouden dat het niet zou gebeuren.

Dat zij zelf nooit de fouten zou maken om tot het vuur veroordeeld te worden en dat niemand zo wreed zou zijn om dat vonnis daadwerkelijk te bepalen.

En nu zou ze branden als onschuldige, geenszins betrokken bij een van de zaken waarvan ze beschuldigd werd – afgezien van haar nacht met de Oosterse, maar daarvoor was ze veel eerder al gestraft.

Het was als een slecht kinderverhaal, om de kleinsten bang te maken voor de misstappen die op het pad naar volwassenheid gemaakt konden worden, en ze had er op ieder ander moment wellicht om kunnen lachen vanwege de bizarre wending die het verhaal nam, ware het niet dat ze zelf het hoofdpersonage was en na vanavond tot as verkoold zou zijn.

Ze had de aanrakingen van haar moeder wel gevoeld, de geruststellende kneepjes in haar bovenarm, gevolg door een trillende omhelzing en warme tranen die vanaf haar neus de huid in Genevièves nek bereikten, maar ze was niet in staat te antwoorden, te verdoofd, te geschokt.

Ze kon niet praten, niet huilen, voelde zich te leeg, te veel een ander om de situatie op zichzelf te betrekken.

Ze was te veel met haar gedachten bij Florie, die dit veroorzaakt had en het had kunnen voorkomen, maar dat niet had gedaan. Ze was tijdens het proces toch in de menigte blijven staan. Geneviève had een glimp van haar gezicht opgevangen, direct nadat de bisschop haar veroordeeld had. Alle kilte was van haar gezicht gesmolten, alle ingehouden emoties stroomden over haar gezicht in de vorm van zilte tranen – een aanblik dat Geneviève duidelijk had gemaakt dat ze haar woorden niet gemeend had en wel degelijk spijt had.

Daarna had ze het meisje nagekeken, terwijl ze de bossen in gevlucht was en de menigte om Geneviève in een vreugdevolle massa was veranderd door het gevelde vonnis. Ze moest met haar praten – al was het maar om te vragen waarom ze het had gedaan, wat de grove leugen waard was.

Waarom ze haar in Gods naam zo graag dood had gewenst.

Want hoe lang ze er ook over nadacht, ze kon het niet begrijpen.

Het had even geduurd voordat iedereen naar de woorden van de bisschop had geluisterd en eindelijk was afgedropen naar de kleine straten die het plein omringden, Geneviève achterlatend bij de geestelijken, samen met haar ouders.

Ze had geen woord gesproken, wilde ook niet praten met iemand die nog op het plein te vinden was, maar aan de onderzoekende ogen van de bisschop wist ze dat de man daar anders over dacht, waardoor ze zich ertoe dwong te blijven staan totdat hij zijn zegje had kunnen doen.

Haar ouders lieten haar geen moment los, zo geschokt door de uitspraak en de weinige tijd die hen nog restte dat ze er niet over piekerden om haar alleen te laten, ook al voelden hun aanrakingen te geforceerd, te drukkend. Het frustreerde haar mateloos, en ze snakte naar een moment van rust en eenzaamheid, ook al restte haar nog bitter weinig tijd met haar familie.

Haar moeder praatte nog tegen haar, maar ze luisterde niet en focuste zich op de bisschop, die de laatste dorpsbewoners van het plein joeg, voordat hij op haar af stapte en zijn handen ineenvouwde.

'Geneviève, mijn kind,' begon hij zachtjes, haar met een geruststellende blik gadeslaand.

De irritatie vanwege de woorden lieten haar schild van ongevoeligheid breken en ze voelde de frustratie opborrelen in haar binnenste.

Ze sloeg haar armen over elkaar en zuchtte diep en geïrriteerd, maar luisterde desalniettemin naar de bisschop, wetende dat haar ouders haar hoe dan ook op het plein zouden houden, ook al wilde ze niets liever dan een moment van eenzaamheid om haar gedachten te ordenen, zonder daarbij door tientallen bekeken te worden.

'Niemand wenst zo'n einde,' vervolgde de bisschop, 'maar de geestelijken hebben gesproken en een beslissing is genomen.'

'Ik weet wel zeker dat dit het gewenste einde was, monseigneur,' antwoordde ze honend, haar kaken opeengeklemd om de opmerking enigszins te dempen, 'maar als u in die onzin wenst te geloven, wie ben ik dan om die conclusie, of u en uw verraderlijke broeders, in twijfel te trekken.'

Ze wist dat ze het niet moest zeggen, dat het respectloos en onverstandig was en ze het laatste greintje genade, het laatste beetje medelijden dat hij voor haar kon hebben ermee aan diggelen zou slaan, maar ze was zo kwaad, zo gefrustreerd over de uitkomst en het verloop van het proces dat het haar niets meer kon schelen.

Ze voelde de nagels van haar moeder in haar huid, maar in plaats van op haar tong te bijten, trok ze haar arm los en zette ze een stap bij haar ouders vandaan.

'Ik ben onschuldig,' antwoordde ze hard, ook al wist ze dondersgoed dat het tevergeefs was. Ze moest de woorden nog eenmaal uitspreken tegen de man, al was het maar om hem een slecht gevoel te geven over het doorzetten van het proces. Als zij zou branden, zou Saint-Charnoît spijt krijgen van hun verkeerde beslissing – dat hoopte ze tenminste. Dan zou haar dood niet voor niets zijn.

'Ik ben onschuldig,' herhaalde ze, zich vastklampend aan de woorden alsof het haar vervliegende leven was.

De bisschop schudde zijn hoofd. 'Het oordeel van de Heer liegt er niet om, Geneviève.'

'De heer is een verraderlijk serpent.'

'Geneviève!' Haar vader liet zijn vlakke hand berispend hard tegen haar wang aankomen, waarna ze een tintelende pijn voelde die zich over haar huid uitspreidde. Het deerde haar maar weinig.

Meteen daarna leek hij spijt te hebben van zijn snelle actie, maar zodra hij probeerde zachtjes over haar wang te strijken, trok ze haar hoofd ruw weg, nog een pas bij hem vandaan zettend.

De bisschop besloot haar woorden te negeren, greep haar handen vast en knikte berustend toen ze poogde haar vingers los te trekken. God, ze haatte de bemoeienis van het kluitje mensen dat nog om haar heen stond, voelde hun ogen in haar rug. Het irriteerde haar mateloos, maar de greep van de bisschop was ferm en ze voelde aan alles dat hij niet los zou laten, voordat ze haar hem zou luisteren, hoe kwaad ze ook was.

'Geneviève, lieve kind, luister eens naar me,' poogde hij, dwingender deze keer, en met haar vader die haar rond haar schouders vast greep, gaf ze het na een tijd op, en dwong zichzelf naar de listige woorden van de man te luisteren.

Zijn ogen verzachtten iets door haar verslagenheid en hij gaf een kort kneepje in haar handen.

'Vanavond zal je sterven op de brandstapel, zoals het vonnis heeft uitgewezen,' vervolgde hij, 'maar tot die tijd heb je de uren vrij om je zonden te overdenken en je ziel te redden. Een doortocht naar de hemel is nog niet verloren, mijn kind.'

Geneviève rimpelde haar neus en rolde kort met haar ogen.

Ze wist dat ze door de woorden van streek zou moeten zijn, dat ieder ander de bisschop op zijn blote knieën had gesmeekt voor vergiffenis, maar ze was te kwaad, te geïrriteerd door de gang van zaken, door het gedrag van Florie, door zichzelf, dat ze het niet kon opbrengen het daadwerkelijk te doen.

'Prima,' gromde ze in plaats daarvan, zich lostrekkend uit zowel de greep van de pastoor, als die van haar vader. 'Moet dat hier?'

Voor een moment keek de bisschop verward van haar naar haar ouders, en daarna weer terug, maar daarna schudde hij zijn hoofd. 'Nee, dat hoeft niet, Geneviève, maar het is zeer aan te raden berouw te tonen bij een geestelijk leider. Het is zeer triest dat dit niet meer kan in het huis van God, maar ik weet zeker dat we daarvoor een oplossing kunnen vinden. En ik weet zeker dan mijn broeder uit dit oord bereid is je te ontvangen.'

Ze haalde haar schouders op en balde haar vuisten bij de realisatie dat hij het over pater d'Amboise had. Wat er ook zou gebeuren, ze weigerde ooit nog maar één woord met die man te wisselen. 'In dat geval ben ik in het woud te vinden.'

'Doe niet zo stom, Geneviève,' antwoordde haar moeder, grijpend naar haar pols, maar niet in staat die te pakken te krijgen.

'Stom, moeder?' hoonde ze, gemener dan ze wilde, maar ze kon het niet helpen. 'Na zonsondergang ben ik dood. Ik mag toch hopen dat ik mijn laatste dag zelf invulling mag geven.'

De bisschop hief zijn handen sussend op bij het zien van Genevièves kwade blik en probeerde haar te laten kalmeren. 'Dat mag allemaal, Geneviève,' sprak hij, 'mits je weet van de consequenties van een vlucht.'

Dat was de druppel die haar zo kwaad maakte dat ze haar kaken opeenklemde en wenste dat ze weg kon.

'Ik weet dat die verachtelijke Heer u opdraagt iedereen die van enige betekenis is voor me, te verhangen,' siste ze, 'maar wees niet bang: ik vrees de dood niet.'

Daarna draaide ze zich om, witheet van woede de bossen in benend en daarbij elk woord van haar ouders negerend. Ze remde pas af toen ze al ruimschoots onder het bladerdak verdwenen was.

Ze ploeterde door een stevige laag sneeuw die nog altijd in het woud bewaard was, dieper door de bossen lopend, zoekend naar Florie die ergens tussen de bomen verscholen moest zijn.

Ze voelde de kloppende frustratie in haar binnenste die met elke stap toe leek te nemen nu ze, eenmaal verwijderd van Saint-Charnoît, de gevolgen van het vonnis overzag en zich besefte dat ze nog een aantal uur te leven had, voordat ze verbrand zou worden voor de ogen van zovelen.

Ze vloekte een aantal keer luid, de woorden echoënd tegen het bladerdek en de dichtbewolkte hemel.

Het nam niets van haar zorgen weg, maar het maakte in ieder geval voor haar tijd in dit leven niets meer uit; er was geen heer van wie ze nog vergiffenis moest krijgen.

Zelfs de groene bladeren konden haar niet meer kalmeren en ze begon zich stilaan zo ellendig te voelen dat ze haast wenste dat de uitspraak direct uitgevoerd was; dat ze ter plekke gestorven was – dat ze in eerste instantie nooit naar het dorp was teruggekeerd, nooit naar Florie gezocht had.

Dan had ze nu verscholen gezeten tussen de dikke kasteelmuren. Dan had ze nu mijlenver van Saint-Charnoît verwijderd kunnen zijn. Dan was niets van dit alles ooit gebeurd.

Eenmaal opgegaan in het woud werd het steeds aanlokkelijker om zich verder van Saint-Charnoît te verwijderen, ook al zou het betekenen dat haar beide ouders een wrede dood zouden sterven.

Ze zou werkelijk terug naar het kasteel kunnen, terug naar Blanche, en hoewel het idee dat haar ouders door haar dood zouden zijn, haar laatste zelfrespect kon doen verkruimelen, zou het verdriet en het schuldgevoel met de jaren allicht slijten. Met de jaren zou ze Florie en haar lelijke verraad allicht vergeten.

Ze schudde haar hoofd en drukte de gedachte weg, misselijk wordend van haar eigen, egoïstische ideeën. Alleen het feit dat ze overwoog te vluchten en haar ouders daarbij op te offeren, maakte haar al ziek. Dat zou werkelijk moord zijn, en daarvoor zou ze zichzelf op geen enkele manier ooit kunnen vergeven.

In die wetenschap zou ze zelf nooit kunnen leven.

Ze moest Florie zien te vinden, duidelijkheid krijgen, op welke wijze dan ook. Dan kon ze terug naar Saint-Charnoît om haar ouders een vreselijke dood te besparen, en zelf haar lot onder ogen te komen. Het lot dat al boven haar hoofd had gehangen vanaf het eerste moment dat ze haar blik op de Oosterse had laten vallen, vanaf het moment dat haar lippen die van Florie voor het eerst voorzichtig geraakt hadden

Het lot dat ze bezegelde vanaf het moment dat ze besloot haar leven daadwerkelijk te leven zoals zij dat wilde, en zich niet te houden aan de ideeën die Saint-Charnoît erop nahield.

Ze moest alleen Florie nog eenmaal zien.

Op het moment dat ze dat besloten had en verder langs de bomen stapte, kreeg ze haar in het oog.

Florie, in de witte sneeuw.

Omringd door een rode poel van gestold bloed.

***

Dit is het begin van De Grote Ontknoping, die in plaats van één, maar liefst DRIE hoofdstukken zal duren. Ik had een pieeepklein beetje gelogen toen ik zei dat Mist helemaal af was. In mijn hoofd was dat ook zo, op papier nog niet helemaal. Nog steeds niet, overigens. Het einde van een boek afmaken is gewoon... moeilijk. Of zo.

Anyway, het idee was om het laatste hoofdstuk maximaal 3000 woorden te laten tellen. Inmiddels nader ik de 9000. En hoewel ik opdelen haat, ga ik niet bijna 10.000 woorden in één hoofdstuk joppen. It's not gonna happen.

Updates zullen na woensdag wel iets sneller zijn, denk ik. Omdat het dus geschreven is als een hoofdstuk en ja.. Dat.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top