XVIII
DE BINNENPLAATS WAS veranderd in een modderpoel op het moment dat ze in een gloednieuwe, gevoerde jurk naar buiten stapte en de zonnestralen tegemoet liep.
Ze ademde diep in, de frisse lucht prikkelend in haar neus en voelde zich gelijk energieker dan daarvoor. Het was een week geleden dat ze voor het laatst buiten was geweest – haar volledige verblijf in het kasteel had ze, tot haar eigen verbazing, binnen doorgebracht – en ze had de geur van de bomen en ietwat muffe walm van modder gemist.
Een aantal kippen pikten voor haar voeten de laatste etensresten uit de drek, terwijl ze naar het kleine rijtuig liep dat ik het midden van het plein was opgesteld. De twee paarden die het gevaarte trokken waren wollig en hun adem maakte witte wolkjes in de lucht. Ze liet haar vingers door de dikke, donkere vacht glijden en genoot voor een moment van de zachtheid van de haren.
In Saint-Charnoît zag ze niet vaak paarden, en wanneer deze wel voorbij kwamen, had ze noch tijd, noch toestemming om ze voor een moment te aaien. De majestueuze dieren hadden haar desalniettemin altijd gefascineerd, met hun vriendelijke bruine ogen en fluwelen neus. Ze kon de kunst van het paardrijden nooit begrijpen, maar beeldde zich altijd in dat het aanzienlijk comfortabeler moest zijn dan te voet door de sneeuw te ploeteren.
Achter haar kwamen twee wachters naar buiten, een ruime knapzak tussen hen in dragend met daarin de nieuwe jurken en andere spullen die de hertog haar gegeven had.
Ze had het meermaals proberen af te slaan, maar de man had voet bij stuk gehouden, haar ervan verzekerend dat zij het harder nodig zou hebben dat hij.
Uiteindelijk had ze zich erbij neergelegd en hem bedankt voor alle spullen. De jurk die ze al aangedaan had, was haar favoriet geweest; donkergroen, met wol gevoerd en de mouwen waren lang genoeg voor haar om haar handen erin te kunnen verstoppen op koude dagen.
De wachters zetten de zak achterop de kar en openden vervolgens de kleine deur van het rijtuig.
'Madame De Villiers,' gebood de linker vriendelijk, zijn hand uitstrekkend om haar in de cabine te helpen. 'Het is tijd om te vertrekken.'
Geneviève knikte, maar bleef nog even op haar plek staan, met haar ogen de binnenplaats afspeurend naar Blanche. Zodra het meisje de dag daarvoor vertrokken was, had ze spijt gehad dat ze niets meer tegen haar gezegd had om de lucht te klaren, maar toen ze eenmaal de moed had gevonden om naar haar op zoek te gaan en haar excuses aan te bieden voor haar overdreven reactie, was haar kans verkeken – ze kon haar nergens meer vinden. Het was alsof ze zich teruggetrokken had in de catacomben van het kasteel, en het meisje wist nu eenmaal beter de weg in de smalle gangen dan Geneviève.
's Nachts had ze nog door het kasteel gedwaald, door de brede hallen, langs de talloze schilderijen en luxueuze kroonluchters. De gangen hadden in de duisternis iets mystieks en het intrigeerde haar. Ze had dingen ontdekt die ze de dagen daarvoor compleet over het hoofd had gezien, maar hoezeer ze ook zocht, Blanche was nergens te bekennen.
Uiteindelijk had ze nog een paar uur rondgedoold, op zoek naar haar kamer, nadat ze in een van de zijgangen van de buitenste vleugel verschrikkelijk verdwaald was geraakt. Pas toen de zon haar eerste stralen had getoond, had ze de donkere deur gevonden en toen was het buiten al te licht geweest om nog goed te slapen.
Ze had goed ontbeten, maar de hertog had er ook voor gezorgd dat er – naast de grote zak met kleding – een nog grotere mand met eten met haar mee terug naar het dorp zou gaan.
Een naar gevoel nestelde zich in haar binnenste toen ze zich besefte dan Blanche werkelijk niet naar buiten was gekomen om haar gedag te zeggen, en met tegenzin pakte ze de hand van de man aan, waarna ze het rijtuig instapte en op de zachte bank neerzakte. Door het open raam kon ze de gevel van het kasteel nog duidelijk zien, evenals de dubbele deuren, waaruit de hertog naar buiten stapte op het moment dat ze haar blik langs het donkere hout liet dwalen.
Gekleed in een warm, dik pak en met stevige laarzen rond zijn voeten, stapte de hertog door de modder op haar af. Een warme glimlach speelde rond zijn lippen en hij ploeterde, zonder ook maar een spier te verrekken, door de modder om bij het rijtuig te komen.
Nieuwsgierig stak Geneviève haar hoofd een stukje naar buiten, waarna ze de man begroette. Ze wilde opstaan en naar buiten stappen, maar de hertog maande haar tot stilte en wenste dat ze bleef zitten in de koets.
'Ik wilde enkel even gedag zeggen,' zei hij, met zijn warme hand een zacht kneepje in haar pols gevend. 'Ik hoop dat je even tot rust hebt kunnen komen en ik wil dat je weet dat je hier altijd welkom bent, Geneviève.'
Een glimlach bekroop haar gezicht en ze knikte dankbaar. 'Dat is vriendelijker van u dan ik werkelijk verdien, monseigneur. Bedankt.'
'Onzin!' lachte de hertog hartelijk. 'Ik zal erop toezien dat mijn broer je eerlijk behandelt. Ik hoop je nog eens terug te zien, Geneviève.' Na die woorden gaf hij nog kort een bemoedigend kneepje in haar handen, waarna hij naar achteren stapte in de zompige modder en naar de koetsier knikte.
'Dat hoop ik ook, Monseigneur,' antwoordde ze, en ze meende het. In tegenstelling tot zijn verachtelijke broer, was de hertog een vriendelijke, warme man die haar met open armen ontvangen had. Zijn woorden betekenden dat ze terug mocht komen naar het kasteel wanneer ze alle narigheid in Saint-Charnoît achter de rug zou hebben, en die gedachte stelde haar meer gerust dan ooit.
Ze glimlachte en zwaaide naar de hertog terwijl de koets langzaam in beweging kwam en ze onder de toegangspoort doorreden. Uiteindelijk verloor ze hem uit het zicht en veranderden de stenen kasteelmuren weer in frisgroen, waardoor ze wist dat ze in het bos was aangekomen en het niet lang zou duren voordat ze terug in Saint-Charnoît zou zijn. De paarden stapten echter rustig over de glibberige, halfbevroren bodem en dat stelde haar gerust; het zou tenminste langer duren dan wanneer ze in volle galop door het woud zouden snellen.
Ze legde haar hoofd tegen het glas en staarde naar buiten, naar het waterige zonnetje en de druppels die aan de bomen hingen, terwijl de wereld als een groene waas aan haar voorbij ging.
✞
De koetsier manoeuvreerde het rijtuig behendig door de smalle straatjes van Saint-Charnoît. Even daarvoor was hij al gestopt en had hij Geneviève gevraagd waar ze graag in het dorp gebracht wilde worden.
Ze had in eerste instantie aangeven op het plein naast de kathedraal te willen stoppen, maar nadat de man even had aangedrongen, had ze zo goed en zo kwaad als ze kon verteld waar hij haar huis kon vinden, en toegegeven dat ze het liefst zo min mogelijk mensen tegen wilde komen – om directe problemen en ongewenste opmerkingen te vermijden.
Ze wist haast zeker dat de extra spullen die ze plots bij had voor veel argwaan zouden zorgen bij de dorpsbewoners, en ze wilde zeker weten dat haar ouders het verhaal van haar zouden horen, voordat hen de verdraaide en aangedikte roddels van anderen ter ore zouden komen.
Ze voelde de koets vertragen en niet veel later kwam hij met een schok tot stilstand. Ze keek naar buiten en herkende de afgebladderde deur; ze was thuis.
De koetsier en de drie wachters stonden al buiten voordat ze kon knipperen en tosten de zakken met eten en kleding van de achterkant van de koets af.
Een van de mannen opende de deur aan haar kant van het rijtuig en bood haar opnieuw een hand aan, die ze dankbaar aannam. Ook in Saint-Charnoît had het gesneeuwd en ze moest een flinke stap zetten om met haar voeten op het verharde bordes voor de deur te landen, en niet in de modderige karrensporen.
Ze wilde op de deur kloppen, maar voordat ze de beweging kon maken, slingerde die al open en verscheen het nieuwsgierige gezicht van haar moeder in de opening.
Haar gezichtsuitdrukking veranderde van nieuwsgierig, naar verbaast en daarna razendsnel naar vreselijk opgelucht.
'Geneviève!' verzuchtte ze, waarna ze haar in een omhelzing trok en onsamenhangend in haar oor fluisterde hoezeer ze haar gemist had.
Geneviève glimlachte en knuffelde haar terug, ondertussen de bekende geur van haar moeder in zich opnemend. Ze was slechts een week weggeweest, maar de omstandigheden waren zo bizar geweest dat het afscheid dat ze genomen hadden niet voldoende was geweest om haar ouders zo lang te missen.
Haar moeder liet haar los en knikte naar de wachters die achter op een gepaste afstand stonden te wachten totdat ze de spullen naar binnen konden dragen.
'Wat is dit?' vroeg Eila wantrouwig, haar dochter nerveus aankijkend, 'hebben we iets verkeerds gedaan, Viève?'
'Maakt u zich geen zorgen, madame,' verzekerde de koetsier haar, 'het is de wens van de hertog hemzelf dat de familie De Villiers zijn bescherming geniet zolang dat nodig is.'
Geneviève zag haar moeders ogen heen en weer schieten tussen haar en de koetsier en ze greep haar hand vast om er een kneepje in te geven.
'Ik kan het allemaal uitleggen, moeder,' probeerde ze, voordat ze het vertrouwde huisje binnen stapte en de deur met een klap achter zich sloot.
***
Er zit elke keer een vrij intens verschil in de lengtes van de hoofdstukken, dus sorry daarvoor. Ik kan niet fatsoenlijk dingen verdelen, of met herschrijven de rem erop houden om het logisch verdeeld te houden. Whoops.
Anyway, Geneviève is weer terug in het leukste fictieve dorp van dit hele verhaal *juicht*
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top