XIX
HET HAD HAAR haast de rest van de middag gekost om alles aan haar moeder uit te leggen wat er de afgelopen week gebeurd was, en toen haar vader thuiskwam, terwijl de zon al een paar uur was ondergegaan, moest ze het allemaal nog een tweede keer vertellen.
Haar moeder had een enorme pan gevulde pompoensoep kunnen maken van de verse ingrediënten die de hertog aan Geneviève had meegegeven en het huis had de rest van de avond heerlijk geroken.
Tijdens het koken was ze even de wachters en koets kwijt geweest, maar niet snel daarna waren de mannen teruggekomen, waarna ze haar verteld hadden dat ze verderop in het dorp, in een van de schuren nabij de kerk de paarden en het rijtuig hadden kunnen stallen en dat ze zelf in het naastgelegen huis zouden verblijven voor de rest van de week.
Haar moeder had hun aanwezigheid in eerste instantie onzin gevonden en had een vluchtige poging gedaan de wachters terug naar het kasteel te sturen, maar toen haar vader die avond thuis was gekomen met een verwilderde blik in zijn ogen en de mededeling dat Genevièves terugkomst zich als een lopend vuurtje door het dorp verplaatste – en niet iedereen daar even blij mee was – was ze van gedachten veranderd en had ze de mannen uitvoerig bedankt. Volgens Guillaume hadden de dorpelingen nog geen concrete plannen om hun ongenoegen over haar terugkomst te uiten, maar Geneviève wist wanneer haar vader loog en zag meteen dat hij niet de waarheid sprak toen de woorden zijn lippen verlieten. Het zou haar niet verbazen dat de bewoners in werkelijkheid al met fakkels en hooivorken naar de woning op weg waren – zo fanatiek waren ze in Saint-Charnoît wel.
Ergens had ze het verwacht dat ze vreselijk ongewenst zou zijn en dat de extra spullen van de hertog daarbij niet konden helpen, maar anderzijds vond Geneviève het vreselijk confronterend en oneerlijk dat de bijgelovige dorpelingen haar gelijk te lijf wilden gaan alsof ze een monster was.
Het was echter al vaker voorgekomen dat een nog niet veroordeelde ketter het proces niet haalde, maar door de aandrijving van de kerk en de verdere ophitsing door de roddels in het dorp eerder verdreven of vermoord werd in een uit de hand gelopen heksenjacht. Alles uit de naam van de almachtige Heer.
Zelfs moorden was geoorloofd wanneer het een onrein persoon betrof.
Geneviève pulkte aan een losgeraakt velletje op haar lip, terwijl haar vader het vuur in de kleine houtkachel verder opstookte. Het duurde niet lang voordat de vlammetjes knetterend aan de nieuwe blokken likten en er zich een heerlijke warmte door het vertrek verspreidde. Er werd geen woord gesproken in de kleine ruimte, maar ze wist zeker dat haar vader en moeder allebei aan hetzelfde dachten waar ook zij al de hele middag over aan het piekeren was; haar proces.
Ze was op aanraden van haar ouders en de wachters niet meer het dorp in gegaan die middag, maar had besloten om morgenochtend, wanneer het echt niet anders kon, pas naar buiten te gaan. Ze vreesde de toorn van de inwoners, nu hun wantrouwen enkel versterkt was door de woorden van de pastoor.
Haar moeder had haar verteld dat pater d'Amboise die week een aantal keer haar naam had genoemd in zijn preken over het kwaad en het onheil dan hen overkomen was. Zeker nadat het derde meisje dood was aangetroffen, was ze het hoofdonderwerp van zijn duivelsverdrijving geweest. Ze zag haar vaders schouders verstrakken bij die woorden en wist zeker dat hij er alles aan gedaan had om die valse beschuldigingen recht te zetten, maar het bijgeloof zat hardnekkig vastgeroest in Saint-Charnoît en pater d'Amboise stond voldoende hoog in aanzien bij de bewoners om vrijwel direct geloofd te worden. Haar moed zakte in haar schoenen bij het vooruitzicht – het was vrijwel zeker dat ze niet kon rekenen op enige steun uit het publiek, en dat enkel de genade van de geestelijken haar zou kunnen redden.
Dat was echter geen eigenschap waarmee deze mannen in de omgeving bekend stonden en het was meermaals voorgekomen dat ketters onterecht berecht werden om aan de wensen van het publiek te voldoen.
Ze zuchtte en kroop een stukje dichter bij het vuur, wetend dat ze, ondanks alle andere dingen die ze van de hertog gekregen had, het bed in het kasteel zou missen wanneer ze onder haar eigen lakens zou kruipen. Ze was doodop, maar de gedachte aan haar bed, hier in Saint-Charnoît, was niet bepaald aanlokkelijk. De donzen dekens en het zachte matras in haar kamer in het kasteel waren zo heerlijk dik en warm geweest dat haar eigen bed er nooit aan zou kunnen tippen.
Haar vader legde kort zijn hand op haar schouder en gaf er een zacht kneepje in om haar gerust te stellen.
'Het komt wel goed, Viève,' fluisterde hij zachtjes. 'Zolang we blijven bidden tot de genadige Heer die jou het leven geschonken heeft, zal Hij je vergiffenis schenken.'
Ze trok haar benen op en sloeg haar armen rond haar knieën, en knikte daarna.
Diep vanbinnen borrelde echter de twijfel en angst op voor de volgende dag.
De afgelopen jaren had ze zichzelf op de achtergrond weten te houden, zich waar ze maar kon onopvallend voortbewegend.
Vanaf morgen zou ze moeten overleven.
✞
Ze had een zachtroze, lange jurk aangetrokken nadat ze die ochtend badend in het zweet uit een nachtmerrie ontwaakt was. Het was een van de vele jurken die de hertog voor haar had laten inpakken, maar deze bleek uiteindelijk de beste keuze te zijn.
In eerste instantie had ze een lichtblauwe en een witte jurk in haar handen gehad, maar die had ze snel weer terug op haar bed gelegd toen ze zich bedacht dat pater d'Amboise ongetwijfeld niet gecharmeerd zou zijn van haar, wanneer ze besloot in de kleur van de heilige maagd bij een ketterproces te verschijnen – zeker niet nu ze zelf het middelpunt van dat proces zou zijn.
In de zachtroze, wijdvallende jurk zag ze er jonger uit, onschuldiger. Met haar donkere krullen verstopt onder een wit kapje werd dat beeld enkel versterkt, en hoewel ze het vreselijk vond hoe het eruit zag, had ze het er maar bij gelaten.
Vanaf de buitenkant leek het onwaarschijnlijk dat dit meisje terecht stond voor ketterij en dat was een illusie die Geneviève graag wilde behouden – aangezien het haar wellicht zou helpen in het proces.
Ze ontbeet uitgebreid met de verschillende, verse lekkernijen van de hertog die nu hun smaak nog niet verloren hadden en zat vervolgens onder een deken op een krakkemikkige kruk achter het huis totdat de zon helemaal was opgekomen en ze de lucht had zien verkleuren van donkerpaars naar oranje, naar lichtblauw, met alle tinten daartussenin.
Ze had gehoopt dat de warme stralen haar een beetje op konden vrolijken, maar in feite was ze er enkel weemoediger van geworden toen ze haar gedachten had laten afdwalen en zichzelf eraan herinnerde dat het mogelijkerwijs de laatste zonsopgang zou zijn die ze ooit kon zien. Het was een gedachte die ze weg probeerde te duwen, maar nu ze het zich eenmaal bedacht had, kon ze het idee niet loslaten, ook al verweet ze zichzelf dat ze nooit eerder om zoiets simpels zo emotioneel geworden was, en ze zich voor haar gevoel enkel heel hard aanstelde.
Haar vingers waren koud en wit tegen de tijd dat ze de deur open hoorde gaan en haar moeder naar buiten stapte, gekleed in een donkerbruine, simpele jurk; alles om maar zo min mogelijk op te vallen.
Eila sprak geen woord, maar Geneviève voelde haar spanning als een dreigende deken in de koude lucht hangen. Zelf had ze haar lippen opeengeperst en een poging gedaan de brok in haar keel weg te slikken, maar hoe sneller de seconden voorbij tikten en de zon aan de hemel verschoof, hoe ellendiger ze zich voelde.
Uiteindelijk hoorde ze geklop aan de voordeur en wist ze dat het tijd was.
Verkleumd tot op het bot stond ze op, de deken op de kruk achterlatend, waarna ze door de woning naar de voorkant liep en haar dikke mantel van de kapstok greep.
Haar vader knikte nog eenmaal naar haar, een woordeloze aanmoediging, waarna hij de deur opende en ze begroet werd door de drie leden van de kasteelwacht, waarvan er twee met haar van het kleine bordes naar de modderige straten stapte, en de laatste zich bij haar ouders voegde.
De straten rondom hun woning waren akelig leeg, terwijl ze er met zijn allen doorheen liepen, in de richting van de kathedraal. Het was alsof ze de enigen waren in het dorp of dat ze op een vreemd tijdstip de wandeling waren begonnen.
De zon blonk echter helderder dan ooit aan de hemel en ze wist zeker dat niemand de parochie zomaar verlaten zou.
Ze wist ook zeker dat niemand op dit tijdstip stil zou zitten; niemand wilde het proces missen.
De bedrijvigheid, samen met Genevièves onrustige onderbuikgevoel, keerde terug zodra ze de laatste straat doorkruist hadden en het deel van het dorp bereikte waar de huizen in cirkels om de kathedraal en het grote plein gebouwd waren.
Ze zag de eerste bewoners, die haar met argusogen wantrouwig aankeken en de moeders die de kleine kinderen, die over straat holden, naar zich toe trokken op het moment dat ze voorbij hen kwam.
In haar ooghoek zag Geneviève drie andere bewakers die vlot op haar afkwamen en voor een moment vlamde angst op in haar binnenste, totdat ze het embleem van de hertog op hun donkere kledij zag staan – een kruis, sierlijk verweven met een bloedrode letter D, als eerbetoon aan de familie die aan het hoofd van het hertogdom stond. Zodra twee van hen zich bij haar aansloten en de derde zich wederom bij haar ouders voegde, begreep ze dat de hertog versterking had gestuurd.
Het stelde haar in zekere mate gerust, maar liet haar daarnaast inzien dat de man haar proces heel erg serieus nam – en klaarblijkelijk verwachtte dat ze vier man nodig had om er zonder kleerscheuren doorheen te komen.
De kathedraal doemde langzaam steeds dreigender voor haar op, en hoe dichter ze bij het immense bouwwerk kwam, hoe meer ze de hertog gelijk gaf met zijn inschatting.
De straten waren gevuld met meer mensen dan ze ooit gezien had, niet alleen uit Saint-Charnoît, maar ook uit Chauville en Houissonne, en wellicht nog wel meer uit de omgeving. Ze waren naar de kerk toegestroomd als vliegen naar zoete stroop, en verdrongen zich nu voor de afgesleten trappen van de kathedraal.
Niemand bleef graag binnen tijdens een inquisitie, maar voor een klein dorp, met een klein plein, was de mensenmassa te groots, te uitgespreid over de nauwe straten. Als er iets in het dorp fout zou gaan, zouden ze als muizen in de val zitten.
Diep vanbinnen hoopte Geneviève dat de kerk spontaan vlam zou vatten, zodat ze in het tumult kon wegkomen en het dorp voor eeuwig achter zich kon laten, maar hoezeer ze ook bad, de donkere stenen kleurden niet oranje en er ontstond geen chaos waarin ze verdwijnen kon.
Hoe dichter ze bij de kerk kwam, hoe dankbaarder ze werd voor de vier mannen die haar omringden en voorkwamen dat de graaiende handen van de haatdragende fanatiekelingen zich een weg konden banen naar haar lichaam. De glanzende emblemen op de gewaden van de vier zorgden tevens voor een zekere mate van respect, waardoor de meeste omstanders enkel schreeuwden, maar stilletjes afdropen en een stap opzijzetten wanneer een van de mannen hen een vernietigende blik toezond.
De deuropening die naar de kapel in de kathedraal leidde, doemde op als een duister gat in de poel van licht die het zonlicht gecreëerd had op het plein. Het vormde een grillig contrast, oogde onheilspellend en Geneviève kon het gevoel niet van zich afschudden dat het proces dat zich achter de gesloten, stevige deuren zou voltrekken nog vele malen erger zou worden.
Desalniettemin wist ze dat ze zich er niet voor kon verschuilen – dat het een onontkoombare speling van het lot was en ze hoe dan ook voor de geestelijken zou verschijnen, of dat nu vrijwillig of gedwongen was.
En dus hief ze haar kin hoog op, rechtte ze haar schouders, en stapte ze zonder nog eenmaal om te kijken naar de wraakzuchtige dorpsbewoners die zich achter haar bevonden, de trappen op, op weg naar het hol van de leeuw.
***
Zo dramatisch weer *gasp*
Dit is weer even emotioneel geneuzel, voorafgaand aan een leuk action-packed hoofdstuk ^^
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top