VIII

DE VOLGENDE OCHTEND ontwaakte Geneviève door het duffe licht, dat door een spleet in het hout precies in haar ogen scheen, waarna ze de muffe lucht opsnoof en, haar ogen dichtknijpend tegen de zon, probeerde om te draaien om het licht zo buiten te houden. Ze trok haar tintelende arm een stukje onder Flories schouder vandaan, maar trok het meisje daarna weer een dichter tegen haar borst aan.

Het duurde niet lang voordat haar ogen een tweede keer open vlogen en ze, terwijl ze snel overeind kwam, naar buiten tuurde; kijkend naar de klimmende zon, die verraadde dat het al laat in de ochtend was.

'Mon Dieu,' vloekte ze luid, Florie wakker schuddend, die nog altijd met gesloten ogen tegen haar aan lag, haar mond een beetje geopend. De speekselvlek die op haar jurk was ontstaan deerde Geneviève niet.

Het tijdstip daarentegen wel.

'Merde, Florie!' raasde ze opnieuw, Florence met lichte paniek in haar donkere ogen verontrust aankijkend. 'Het is zondag; de dienst is al begonnen.'

Rillend stond ze op, de omslagdoek die ze de avond daarvoor achteloos van zich af had gegooid om haar schouders slaand, terwijl ze heen en weer begon te lopen door de kleine stal – enerzijds om het warm te krijgen, anderzijds om de groeiende paniek in haar binnenste te verliezen. Haar hart bonsde in haar keel bij de realisatie dat ze beiden de religieuze samenkomst in Saint-Charnoît zouden missen; de enige dienst in de week die door Pater d'Amboise daadwerkelijk verplicht werd gesteld.

Het niet bijwonen van de dienst werd door hem dan ook beschouwd als een grove vorm van blasfemie, en in eerdere gevallen had hij zichzelf de toestemming gegeven om de godslasterlijke dorpsbewoners eigenhandig te doen boeten voor hun daden. Het was het laatste wat Geneviève er in de situatie bij kon krijgen, maar het feit dat ze wellicht samen met Florie gezien zou worden en dat mensen de link tussen hen zouden leggen, baarde haar veel meer zorgen.

Ze kon enkel hopen dat niemand hen daadwerkelijk zou missen, nu de grote kathedraal gevuld zou zijn met zowel de bewoners van Saint-Charnoît, maar ook met die uit Chauville en Houissonne – de twee andere dorpen die binnen de parochie vielen en op de zondagen niet de dienst bijwoonden in hun eigen, kleinere kerken, maar gezamenlijk naar Pater d'Amboise luisterden, in de grote kathedraal van Saint-Charnoît.

'Mon Dieu, mon Dieu, mon Dieu!'

Zonder langer op Florie te wachten, stapte Geneviève de oude stal uit, haar stijve rug rechtend op het moment dat ze onder het lage dak vandaan kroop en de koude ochtendlucht zich tegemoet voelde komen.

Het was februari, en het was koud.

Ietwat verwonderd keek ze om zich heen op het moment dat ze gewend was geraakt aan het verblindende licht, de glimmende dauwdruppels op het lange, groene gras in zich opnemend. Er stond een fris briesje en de met waterdruppels bedekte spinraggen deinden mee op de wind, haast zilverkleurig oplichtend in het licht van de waterige zon, die nauwelijks warmte afgaf. De snijdende kou die haar gezicht in tweeën leek te splijten verminderde de sfeer iets of wat, maar Geneviève kon vooralsnog niets anders doen dan stilstaan en staren naar het uitwaaierende licht dat tussen de boomtoppen hier en daar de vochtige, mossige grond tussen de boomwortels raakte.

De winter was wreed, maar in die wreedheid, die kilte, zat een schoonheid verborgen die ze eerder niet zo in zich opgenomen had. Ze had de kou altijd vervloekt, had mompelend verwensingen gepreveld wanneer ze 's nachts wakker werd van haar bevroren tenen, die 's winters onder de net te korte deken naar buiten piepten. Eenmaal koud geworden had het altijd te lang geduurd voordat ze weer warmer waren en ze had veelal uren in bed gelegen, de koude periode van het jaar vervloekend met alle verwensingen die ze zich bedenken kon.

De magie van het stille tafereel werd verbroken op het moment dat Florence met veel lawaai naar buiten strompelde, struikelend over de drempel en zich in haar val vastgrijpend aan een losse balk, die het dak ondersteunde, waarna een tweede deel van de al gammele hut verder ineenzakte met een weergaloos kabaal in de serene ochtendstilte.

Geneviève veerde overeind bij het geluid, waakzaam om zich heen kijkend voordat ze zich omdraaide, Florie van de koude grond af plukte en haar weer overeind zette.

'C'est incroyable,' mompelde ze gefrustreerd, het meisje gadeslaand om zich ervan te verzekeren dat ze zich niet bezeerd had. 'Werkelijk, Florie, je bent wonderbaarlijk onhandig.'

Daarop glimlachte ze schaapachtig, een paar passen naar voren hinkend, haar gezicht vertrekkend van de pijn op het moment dat ze gewicht plaatste op haar rechtervoet – haar enkel was verzwikt op het moment dat ze de stal uitgevallen was.

'Merde, Florie,' verzuchtte Geneviève hoofdschuddend. 'Hoe gaan we dit ooit uitleggen?'

'We verzinnen wel iets,' antwoordde het meisje schouderophalend, ondertussen verder hinkend door het hoge gras, precies de verkeerde kant op.'

Geneviève zuchtte opnieuw en snelde haar kant op, haar bij de schouders grijpend voordat ze omviel. 'Saint-Charnoît is dáár, Florie.'

Het meisje grijnsde opnieuw en veranderde haar koers, waarna ze samen, stap voor stap, door het dichtbegroeide bos, terug naar de bewoonde wereld vertrokken.

De dorpelingen kwamen hen tegemoet voordat ze goed en wel in de buurt van Saint-Charnoît waren aangekomen.

Met haar ogen rollend nam Geneviève de vrouwen in zich op, die allen gekleed in de netste jurken op hen af kwamen draven, ondertussen kleine gilletjes slakend – alsof ze net als Christus na drie dagen uit de dood herrezen waren. De mannen, die recht achter hen aan kwamen keken daarentegen nors, ietwat geïrriteerd, en waren aanzienlijk serieuzer. Ze trokken Florence op het moment dat ze bij hen aangekomen waren, zonder iets te zeggen bij Geneviève vandaan.

'Hé,' protesteerde ze nog kwaad, maar de greep van de twee mannen rond haar bovenarmen verstrakte enkel door haar protest, waardoor het voor haar onmogelijk werd om ook maar te denken aan een ontsnapping. 'Laat me eens lós, merde!'

Maar de twee lieten niet los en begonnen juist in een rap tempo terug naar het dorp te lopen.

Zo werden ze samen, Geneviève bungelend tussen twee mannen en Florie een paar meter naast haar in dezelfde ongemakkelijke positie, Saint-Charnoît binnengesleept, waar op het plein, dat grensde aan de kant waar ze vandaan waren gekomen, een nog grotere massa zich verzameld had.

In haar ooghoek zag Geneviève het bleek geworden gezicht van Flories moeder, Elisabeth. De vrouw kwam in beweging op het moment dat haar oog op haar dochter was gevallen, en sloot haar huilend in haar armen, de afstand tussen hen ondertussen stilaan vergrotend.

Geneviève rolde nog even met haar ogen bij de dramatische aanblik en deed nog een poging haar armen te bevrijden uit de ijzeren greep van de mannen.

'Viève,' klonk plots de stem van haar vader in haar oor, waarna ze de sterke greep om haar bovenarmen eindelijk voelde verslappen en de ruwe aanrakingen plaats maakten voor de sterke omhelzing van haar vader. 'Je moeder en ik – we dachten dat je... dat je –'

'Er is niks aan de hand,' mompelde Geneviève chagrijnig tegen zijn schouder, waar ze door zijn stevige greep tegenaan geduwd stond. Ze zuchtte diep en sloeg daarna haar armen om zijn schouders. 'Het gaat prima. Niks gebeurd.'

Haar vader verslapte zijn greep lichtjes en knikte naar Florie. 'Wat heb je met het meisje van Brochard gedaan?'

'Helemaal niks,' verzuchtte ze geïrriteerd. 'Ze heeft haar enkel verstuikt en kan niet lopen. Ik zag haar door de bossen struinen en wilde niet dat ze verdwaald zou raken. Of erger.'

'Dat is een grove leugen, feeks,' protesteerde Elisabeth Brochard, haar dochter achter zich duwend, terwijl ze Geneviève woedend aankeek. 'Niets dan leugens verlaten jouw verraderlijke mond.'

Geneviève draaide zich om met gebalde vuisten en trok haar neus op om haar ongenoegen te uiten. 'Ik heb haar met geen vinger aangeraakt,' siste ze kwaad, een stap op de vrouw afzettend. 'C'est la vérité.'

'Viève,' suste Guillaume haar, ondertussen zijn beide armen om haar schouders slaand om te voorkomen dat ze naar voren zou schieten en de vrouw te lijf zou gaan. 'Rustig aan, lieverd, kalmeer.'

'Ze beschuldigt me van dingen waar ik niets mee te maken heb,' sputterde Geneviève, zich ondertussen half omdraaiend om haar vader verontwaardigd aan te kunnen kijken. Ze voelde zich langzaam steeds moedelozer worden, werd gek en wanhopig van de starende, beschuldigende dorpelingen die haar aankeken alsof ze Florie had toegetakeld zoals Camille gevonden was, en haar hart brak haast op het moment dat ze haar vader aankeek en een zweem van dezelfde emoties in zijn blauwe ogen terugvond – zelfs hij geloofde haar niet volledig meer. 'Echt waar,' fluisterde ze smekend, 'ik heb niets gedaan. Ik zweer het.'

Op dat moment zag ze in haar ooghoek hoe Florie haar arm lostrok uit de sterke greep van haar moeder, zich langs haar wurmde en tussen hen in, in het midden van het kleine plein, stil bleef staan en haar ogen over de menigte liet glijden, iedereen doordringend aankijkend op een manier waarvan bij Geneviève de rillingen over haar ruggengraat liepen, die daarna uitspreidden over de rest van haar lichaam en een tintelend, warm gevoel achterlieten in haar binnenste.

'Het is waar,' beaamde ze, luid sprekend zodat niemand haar woorden kon missen, en haar moeder ondertussen duidelijk aankijkend. 'Ze heeft me geen kwaad gedaan, en zonder haar was ik ongetwijfeld verdwaald geraakt.' Ze draaide nogmaals een rondje, iedereen die haar sceptisch gadesloeg een tweede keer aankijkend. 'Zonder Viève had ik als Camille kunnen eindigen.'

Bij die woorden wendden de meeste dorpelingen hun ogen af en sloegen een kruis, de ziel van het arme meisje op die manier zegenend. Behalve Elisabeth, die eerst haar dochter furieus aankeek, maar daarna haar priemende ogen op Geneviève richtte.

'Mijn dochter heeft het kind van de hertog niet om het leven gebracht,' wierp Guillaume tegen, voordat de vrouw haar beschuldiging kon uitten. 'Dus alstublieft, houd uw giftige tong in bedwang, madame Brochard.'

'Dat weten we nog altijd niet zeker, Guillaume,' antwoordde een andere stem, waarna de menigte uiteen week om Pater d'Amboise door te laten, die langzaam het plein betrad, een houten kruis in zijn ene hand en de ander stevig geklemd om zijn paarse kleed dat om zijn lichaam hing. 'Geneviève was immers niet in haar bed te vinden gedurende de nacht dat mijn nichtje verdween. Dat heb je me zelf verteld, Guillaume.'

Met een ruk draaide Geneviève zich om en ze vloekte binnensmonds. Daarna keek ze haar vader aan in de hoop de ontkenning op zijn gezicht te kunnen zien, maar hij haalde enkel mistroostig zijn schouders op, ter bevestiging van de woorden van de pastoor.

Hij wendde zich echter snel weer tot de man en schudde zijn hoofd. 'Ze was misschien niet thuis, maar dat betekent vooralsnog niet dat ze Camille werkelijk vermoord heeft.' Zijn woorden raakten verloren in het geroezemoes van de menigte

'We weten dat ze een ketter is,' antwoordde Pater d'Amboise, zijn stem verheffend en ondertussen, met het houten kruis geheven, op Geneviève aflopend. 'Het is duidelijk dat zij een dwaallinge is en het pad naar het licht, de weg naar God, haar bijster is. Het is daarom niet onlogisch dat ik de priesters van deze parochie heb verzocht de eerstvolgende zondag te verzamelen in de kathedraal. Het is tijd voor een inquisitie.'

Genevièves ogen verwijdden zich en ze vloekte binnensmonds. Het was lang geleden dat alle geestelijken van de parochie waren samengekomen in de kathedraal voor Saint-Charnoît. Het was nog langer geleden dat de laatste ketter middels een officieel proces berecht was. En de keren dat het proces tot een positief einde had geleid, waren op één hand te tellen.

Nu zou zij berecht worden door de geestelijken, voor misdaden die ze niet begaan had en ze had geen idee hoe ze zich er ooit uit zou kunnen praten.

Ze zou berecht worden voor fouten die zij niet gemaakt had, en hoewel het nog een week zou duren voordat ze voor de pastoors zou moeten verschijnen, beangstigde de gedachte haar nu al.

Deze keer antwoordde ze niet, wetende dat wijselijk haar mond houden voor nu het beste was, om de akelige situatie waarin ze verkeerde niet nog erger te maken.

Niemand op het plein sprak, niemand verzette een pas, maar Geneviève herkende de twinkelende euforie in de ogen van de bewoners. De processen voor de ketterjacht waren altijd vreselijk, de uitkomsten nog gruwelijker, maar de families waarvan er geen dierbare berecht werd, zagen het als vermaak en genoten haast van de gekwelde kreten van de betrokken. Het vooruitzicht dat ze ook zo van haar proces zouden genieten, maakte haar vreselijk kwaad, maar ze balde enkel haar vuisten, haar nagels hard in haar handpalm drukkend, om haar spanning af te laten vloeien. Ze maakte de fout deze keer niet haar mond op het verkeerde moment te openen.

'Tot die tijd,' ging Pater d'Amboise verder, Geneviève kwaad en beschuldigend aankijkend en ondertussen overdreven zwaaiend met het houten kruis, 'zal ze in gevangenschap doorbrengen in het kasteel van hertog Jean-Louis, waar ze tevens haar straf zal ontvangen voor betrokkenheid bij de moord op Camille d'Amboise.'

***

HAPPY 2019! <3

Dat het maar een mooi jaar gaat worden (ook al heb ik een gloeiende hekel aan Oud&Nieuw in het algemeen, 'New year, New me' uitspraken en goede voornemens).

Ik heb weer even ruzie met dit verhaal (want het zal eens niet zo zijn) maar ik heb geen tijd en geen zin om te gaan herschrijven en dat is echt een irritant dilemma. Oh, en ik heb de afgelopen twee dagen moeten werken (als in, zowel met oudjaar als op nieuwjaarsdag, HOE SAD) en nu moet ik weer dingen voor de uni gaan doen (rip m'n leven).

Anyway, enjoy dit drama (of zoiets) en geniet van de laatste dagen van de vakantie!

Toedels

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top