VII
ZE HAD DE ZON ruimschoots onder zien gaan voordat ze ook maar iets van de omgeving herkende.
Die middag had Geneviève zich verloren in de tijd, daar was ze zich van bewust, maar ze wist ook heel zeker dat ze ergens op een moment verkeerd was gelopen – de terugweg duurde veel te lang.
Uiteindelijk liep ze onder de ontluikende sterrenhemel de laatste paar mijl terug naar Saint-Charnoît, de dunner gezaaide bomenrijen herkennend en zich langzaam voortbewegend over de slingerende, langzaam uitgesleten paden die in een paar mijl rond de dorpen waren gecreëerd in het landschap. Flarden nevel krulden langs haar benen en lieten haar rillen op het moment dat de vochtige lucht met haar huid in contact kwam, maar de nacht leek magisch op te lichten door de witte wolken die over de grond wervelden, en op een gekke wijze stelde het haar gerust dat ze enigszins afgeschermd was van de buitenwereld.
Op het moment dat ze de karrensporen onder haar voeten herkende en de weg kon plaatsen als de zuidelijke hoofdweg, die van Houissonne naar Saint-Charnoît liep en de twee nederzettingen met elkaar verbond, besefte ze zich dat ze veel te ver naar het zuiden was gelopen en een flinke omweg had gemaakt. Nu zou ze aan de zuidkant van het dorp aankomen, terwijl ze terug moest zien te komen aan de oostzijde, waar haar ouders woonden.
Om te voorkomen dat ze in de donkerte door mensen gezien zou worden, boog ze ver voor de onofficiële poort van Saint-Charnoît af, haar weg door de bossen vervolgend, parallel wandelend aan de kleine ommuring, die jaren daarvoor eens opgezet was door een aantal inwoners.
Het lage muurtje bood weinig bescherming, maar het zorgde voor een duidelijke grens van de gemeenschap en liet op een zekere wijze zien dat de huisjes, hier en daar beter bijgehouden dan elders, als een geheel bijeengehouden werden. Binnen de omheining twinkelden hier en daar nog wat gezellige lichtjes, en afgezien van een krijsende kat en blaffende hond die, elkaar najagend, door de straten schoten, was Saint-Charnoît volledig in rust gehuld.
Eenieder die het dorp doorkruiste, zou het zien als een knusse gemeenschap, maar Geneviève wist wel beter.
Haar voeten brandden, maar uiteindelijk kreeg ze het lage dak en de donkerrode stenen muren in het oog; haar huis. Er brandde geen enkele lamp meer en de woning was gehuld in pure duisternis, waardoor de donkere deur haast leek te verdwijnen in de nacht en Geneviève het idee kreeg dat het zwarte gat wat zich leek te vormen, haar ieder moment op kon slokken.
Ze overbrugde de laatste passen naar de deur, maar zette twijfelend een stap achteruit op het moment dat haar vingers het ruwe hout raakten. Ze wilde absoluut niet naar binnen, ervan overtuigd dat haar voetstappen haar moeder uit haar lichte slaap zouden wekken. Het zou betekenen dat ze op dit moment haar vragen zou moeten beantwoorden, en die van haar vader er gelijk achteraan, en hoewel Geneviève werkelijk van haar ouders hield en zeker op alles wilde antwoorden, schreeuwden haar schrijnende voeten om rust en begon haar hoofd na al die uren ook lelijk te bonzen. Ze wilde gewoon slapen en het onontkoombare moment dat ze dingen uit moest leggen nog even uitstellen, maar dat zou haar in haar eigen huis niet lukken.
Bovendien, haar ouders waren nu toch al ongerust, aangezien ze op dit tijdstip nog altijd niet terug was. Het deerde daarom niet dat ze de rest van de nacht nog weg zou blijven.
Tenminste, dat hoopte ze.
Ze trok haar vingers van de deur en draaide op haar hakken om, zich zo snel en geruisloos mogelijk uit de voeten makend. Vlug schoot ze om een ander huis een steegje in en liep snel door, bukkend om zich niet tegen de lage daken te stoten.
Ze was al vaker overdag haar huis ontvlucht en kende daarom ieder hoekje en gaatje van Saint-Charnoît. Hoewel het dorp er compleet anders uitzag wanneer het in duisternis gehuld was, wist ze alsnog haar weg snel te vinden, slingerend door de steegjes, langs de markt en uiteindelijk voorbij de kathedraal, waar ze deze keer niet op een goddeloos tijdstip naar binnen ging. Nu de pastoor tegen het lijf lopen, zou het stomste zijn wat kon gebeuren.
In plaats daarvan boog ze een stuk van de kerk af, aan de andere zijde van het grote gebouw de straten doorkruisend, totdat ze aan de buitenste ring van de middenstaanderswijk aanbeland was, aangrenzend aan de heuvel waar Florie woonde, met daar ver achter in de verte het chateau van de hertog. De witte stenen die voor het kasteel gebruikt waren, staken scherp af tegen de nachtblauwe hemel, en Geneviève bleef altijd even staan, genietend van het machtig mooie uitzicht.
Uiteindelijk rukte ze haar blik los, verder lopend en nogmaals over het buitenste muurtje klimmend, de aangrenzende akker overstekend. Daarna liep ze door, dwars door een weide, de lange grassprieten kietelend tegen haar enkels, totdat ze het vervallen schuurtje in de donkerte bijna voorbijliep en haar pas inhield.
De vervallen schapenstal was de nazomer daarvoor bijna volledig ingestort en had alle charme, waarvan het hutje nooit veel had gehad, daarmee verloren. Het was echter waterdicht en wanneer je de juiste hoek wist te vinden, raakte je niet tot op het bot verkleumd door de ijzige wind.
Het was vooral een van de weinige beschutte plekken nabij Saint-Charnoît waar gedurende de winter niemand kwam. 's Zomers deelde ze het kot met een tiental schapen, maar dat deerde haar weinig. Het was de eerste plek geweest waar ze het had aangedurfd alleen met Florie te zijn, zich niet beseffend dat het meisje een degelijk, stenen huis gewend was en het zich wellicht meer aantrok dat ze op een bodem van gedroogde schapenkeutels moest liggen en het zich dan vooralsnog niet volledig comfortabel kon maken.
Florie, echter, had schaterend gelachen op het moment dat Geneviève haar het hutje zenuwachtig had laten zien, en was zonder ook maar een moment te twijfelen, achter haar aan naar binnen gekropen.
Het was de plek geweest waar haar lippen die van Florie voor het eerst geraakt hadden, waar ze kwamen wanneer ze niets anders konden bedenken dat dat de ander hen wat afleiding zou geven. Het was de plaats waar Geneviève voor het eerst haar twijfels had uitgesproken, over het uitblijven van haar menstruatie, haar geloof in de Heer, haar vertrouwen in de gemeenschap van Saint-Charnoît. Twijfels die Florie zacht had weggekust, waarna zij die van haar had gedeeld en ze vervolgens uren hadden kunnen huilen of lachen vanwege de meest uiteenlopende dingen.
Het vervallen schapenhok was de plek geweest waar ze uiteindelijk voor het eerst gevreeën hadden; de eerste keer gespannen, ongemakkelijk, onervaren, terwijl Geneviève constant bang was iets te doen wat Florie niet wilde.
Toen Florie uiteindelijk voor de zoveelste keer hikkend in de lach was geschoten door Genevièves voorzichtige, nauwelijks voelbare aanrakingen, had ze haar in een omhelzing getrokken, waarna ze verstrengeld in slaap waren gevallen om de volgende ochtend pas laat te ontwaken.
Een glimlach bekroop haar gezicht bij de herinnering, terwijl ze aan de achterzijde van het vervallen hok een loszittende plank aan de kant trok en zich naar binnen wurmde. Binnen in de hut was het pikdonker, en de muffe geur van rottend hout kriebelde in haar neus
Ieder ander zou zijn neus hebben opgetrokken, maar Geneviève ademde de geur juist dieper in en voelde hoe ze weer langzaam rustig werd. De lucht rook vertrouwd.
In haar handen wrijvend om haar koud geworden vingers opnieuw enigszins op te warmen liep ze gebukt, langs het ingestorte gedeelte, een stukje naar voren, naar de smalle nis waar de wind niet dwars doorheen waaide. Haar ogen vielen haast dicht, en hoewel ze even daarvoor klaarwakker door de bossen had gestruind, voelde ze de vermoeidheid sneller op haar neerdalen dan regendruppels op een grijze, grillige winterdag.
Ze sprong met een gil naar achteren op het moment dat ze in de nis twee holle, zwarte vlekken in een wit omhulsel herkende als een gezicht, en stootte haar hoofd hard tegen de houten dwarsbalk, die over de gehele lengte van de stal liep. De gestalte die in de nis had liggen slapen, werd met een licht schokje wakker, en voordat Geneviève beide ogen goed kon zien, herkende ze Florie.
'Viève!' ademde het meisje opgelucht, op het moment dat haar ogen die van Geneviève vonden. 'Merde, ik was zo ongerust!'
'Florie, wat dóe je hier, mon Dieu,' antwoordde Geneviève berispend, met haar rechterhand de losgeraakte pluk blond haar terug in Flories vlecht stoppend. Ze kon het niet laten om haar vingers even over de zachte huid van haar gezicht te laten gaan.
Florence glimlachte schuldbewust en trok haar in een omhelzing, zachtjes lachend vanwege haar gespannen houding. 'Je was ineens verdwenen na die idioterie op het plein, Viève. Ik heb je ouders nog nooit zo ongerust gezien. Toen je in de avond nog niet terug was, ben ik hier naartoe gegaan, maar hier was je ook niet. En toen was het plots donker en durfde ik niet meer alleen terug, maar ik had niemand verteld dat ik hierheen zou gaan. Waar was je?'
'Rustig maar, ma cherié,' antwoordde Geneviève glimlachend, een vederlichte kus vluchtig op Flories lippen achterlatend om haar de mond te snoeren. 'Ik was overal en nergens, een aantal mijl verwijderd van Saint-Charnoît. Vader is het eens met pater d'Amboise, dus ik kon echt even niet in het dorp blijven.'
Florences ogen verwijdden zich kort, waarna ze haar lichte wenkbrauwen fronste tot een diepe, ontevreden rimpel. 'Hij gelooft dat Satan bezit van je heeft genomen? Alsof de genadige Heer ooit zo'n wonderlijk schepsel zoals jij op zo'n verachtelijke wijze zou vervloeken.'
'Hij stemt in met het verzoek van de pastoor; hij wil me opnieuw laten bekeren, me opnieuw in het reine laten plaatsen,' antwoordde Geneviève zuchtend, een rondje om haar as draaiend.
'Dat laat hij d'Amboise doen?' vroeg Florie daarom geschokt, haar hand rustend op Genevièves schouder, terwijl ze haar gezicht bezorgd bestudeerde. 'De laatste keer dat hij dat probeerde zat je onder de blauwe plekken! Ik – hij... wat als hij je werkelijk schuldig acht aan ketterij en je op de brandstapel eindigt? Viève, ik ga ze vertellen wat mijn rol is in deze situatie.'
Daarop schudde Geneviève haar hoofd, de pols van het blonde meisje hardhandig vastgrijpend. 'Merde, Florance, waag het niet.'
'Jij bent niet de enige die schuldig is in deze situatie,' antwoordde ze kwaad, haar blauwe ogen fonkelend en zo fel dat ze haast als vanzelf licht leken te geven in de muffe, donkere stal. 'Als pater d'Amboise je uit naam van God wil straffen, zal hij dat tweemaal mogen doen en dan dragen we die pijn samen.'
'Denk nu eens even na, Florie,' siste Geneviève geïrriteerd. 'Denk niet enkel aan jij en ik, denk aan je ouders, je broers; deze onnodige bekentenis zal jouw reputatie en die van velen met jou volledig aan diggelen slaan, maar mijn waardigheid zal het niet terugbrengen. Het zal de situatie enkel erger maken, aangezien ik me dan vergrepen zal hebben aan een jonge dochter van de adel. Een beloofde dochter, niet te vergeten.'
Ze ademde langzaam uit, pogend rustig te worden, terwijl ze het meisje doordringend aankeek. Voor een moment glommen Flories ogen nog van onbegrip, maar daarna veranderde haar blik en straalde ze enkel irritatie uit.
'Dat was een onderwerp waarover we niet meer zouden spreken,' antwoorde ze stug.
'Het is wel van belang.' Geneviève gaf een zacht kneepje in haar handen en wreef met haar vingertoppen over de knokkels van het meisje. 'Ik weet dat je het er niet over wilt hebben, maar ik ben toch de zondebok al, en wanneer je toegeeft wat we gedaan hebben, wat we blijven doen, dan zal dat enkel verergeren. Dat zal pater d'Amboises aanpak enkel erger worden, enkel langer duren. En dan word ik zeker voor een aantal zaken beschuldigd en bestraft.' Ze kuste haar nogmaals, harder deze keer, pogend de overredingskracht uit haar stem in een woordeloze beweging op Florie over te brengen en haar te laten inzien dat ze zich koste wat kost koest moest houden. 'Kun je me alsjeblieft beloven dat je je erbuiten houdt, ma chérie' vervolgde ze, haar lippen op nog geen centimeter van die van Florence. 'Dan komt alles echt wel goed, dat beloof ik.'
Florie sloot haar ogen, zuchtte diep, maar knikte uiteindelijk, zij het met enige tegenzin, en begroef haar gezicht in Genevièves nek. 'Ik zal me niet aangeven bij de pastoor en geen woord reppen over deze avonden. Beloofd.'
'Dank je, Florie,' antwoordde Geneviève, waarna ze met haar vrije hand zachtjes door haar blonde haar streelde. Voorzichtig zakte ze tegen een van de ruwe, splinterige wanden naar beneden, waarna ze Florie mee de hoek in trok, zelf comfortabel ging liggen en daarna haar armen spreidde, zodat ze naast haar kon kruipen.
'Uiteindelijk komt alles wel weer goed' herhaalde ze, een zachte kus op Flories kruin drukkend.
Ze hoopte dat ze het vanzelf eens zou geloven wanneer ze het maar vaak genoeg herhaalde.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top