IV
FLORENCE HOORDE DE verontwaardigde kreten voordat ze een voet buiten de deur van het huis had gezet. De stenen woning met het houten dak, gebouwd op een van de heuvels aan de oostzijde van Saint-Charnoît, lag niet ver verwijderd van zowel de kerk als het kasteel waar vanuit hertog Jean-Louis d'Amboise het gebied bestuurde.
Aan haar vader geschonken door de hertog was het niet alsof ze een andere keuze hadden wat betreft een woning, ook al had haar moeder een gloeiende hekel had aan alle ongelijke trappetjes die zowel binnen in de woning als buiten langs de gevel overal naartoe liepen. Florence was juist van mening dat het de woning een zekere charme en ongrijpbaarheid schonk die andere huizen in de buurt niet bezaten. Als ze een van de oudste, meest krakkemikkige houten ladders naar de achterzijde van het dak beklom, kon ze in de ondergaande zon de beek zien glinsteren in de aangrenzende bossen, waar ze gedurende de zomer de meeste avonden te vinden was, gekleed in niets meer dan een luchtige jurk en dunne sandaaltjes.
Nu, echter, ging ze stevig ingepakt in een dikke jurk, met daarover een wollen omslagdoek naar buiten, aangezien ze de wind de hele nacht had horen huilen om het dak van het huis en ze zeker wist dat ze het hoe dan ook koud zou krijgen wanneer ze zich niet overdreven dik inpakte.
Buiten was het rumoerig, en ze zag meer mensen rondlopen dan ze gewend was. In het lagergelegen deel van Saint-Charnoît was het altijd drukker dan hier, aangezien de meesten daar aan huis werkten, en de huizen in kringen rond de kerk waren gebouwd, en iedereen toch tenminste eenmaal per dag te vinden was in de grote, centraal gelegen kathedraal. Op de helling, in de buitenste ringen van het dorp, bleven de meesten gedurende de winter daarentegen vooral binnenshuis, en het feit dat iedereen haastig heen en weer rende, deed Florence vermoeden dat er ergens iets gebeurd was, wat misschien niet iedereen aanging, maar wat daarom des te interessanter was voor iedereen in het westen van het dorp. De roddels verspreidden zich altijd als een lopend vuurtje.
Onwillekeurig vroeg ze zich af of het over Geneviève ging. Er was een volle nacht en ochtend verstreken sinds ze samen verdwaasd de kathedraal uit waren gestoven, Geneviève verstomd en haast bang na Florences ontdekking dat ze gebloed had. Op een gegeven moment had Geneviève verteld dat ze naar huis ging, maar ze was volledig de tegenovergestelde richting in gelopen. Florence kon daarna de slaap niet vatten en had laat in de nacht nog een rondje gewandeld over de grote markt, in de buurt van Vièves huis, maar ze had haar niet meer gezien. Die ochtend was ze door haar ouders opgehouden en ze had nog geen ander moment gevonden om met haar kunnen spreken.
Voor haar neus stoof Solange voorbij, met een huilende Celeste in haar armen, terwijl ze duidelijk probeerden zo snel mogelijk in het volgende huis te geraken.
Hun huis, om precies te zijn. Florence keek toe hoe de meisjes over de drempel van de aangrenzende woning stapten en de deur met een harde klap in het slot lieten vallen. Ze woonde al jaren naast de tweeling, en was inmiddels gewend geraakt aan de uitbundige manoeuvres en overdreven verhalen van beide meisjes. Het feit dat een van de twee nu huilend naar binnen moest worden begeleid door de ander, verbaasde haar al lang niet meer.
Het betekende echter wel dat er iets nieuws in het dorp was gebeurd. Waar de tweeling was, waren tevens de roddels snel te vinden. Het was alsof de Baudelaires er een neus voor hadden en ieder nieuw weetje, waarmee ze een ander het leven zuur konden maken, feilloos op wisten te sporen.
Het schandaal rond Geneviève de Villiers, dat door niemand minder dan de tweeling uit de doeken was gedaan, stond nog vers op Florences netvlies, maar waar het bij anderen gevoelens van walging opriep en mensen op straat gehaast een kruis sloegen wanneer ze Geneviève passeerden, had Florence vanaf het allereerste begin medelijden gehad met haar situatie, ervan overtuigd dat het anders zat dan de Baudelaire-tweeling de dorpelingen wilde doen geloven.
Toen later was gebleken dat Solange en Celeste die ene keer niet ver van de waarheid zaten, had het enkel haar fascinatie gewekt en haar ervan overtuigd dat Geneviève vooral roekeloos – en in zekere zin enorm dapper – was om zo'n actie te ondernemen in een dorp als Saint-Charnoît. Het had haar enorm gefascineerd. Toen ze echter haar gedachten met haar ouders had gedeeld, had ze al snel gemerkt dat dat een verkeerde stap was geweest. Hoewel Edgar en Elisabeth veelal niet snel oordeelden over anderen, waren ze in deze situatie luid en duidelijk geweest toen ze zeiden dat Genevièves acties op geen enkele manier juist of rein waren – en ze hadden haar dan ook verboden ooit contact te hebben met het meisje, uit angst dat ze de Duivel hemzelf in haar lichaam had opgesloten en hun reine dochter door het minste contact kon besmetten met kwade geesten.
Dat was toch gebeurd, hoewel Florence een ontmoeting in eerste instantie had willen voorkomen. Hoe meer haar ouders haar vertelden bij Geneviève uit te buurt te blijven, hoe liever ze juist exact het tegenovergestelde wilde doen, en toen ze haar maanden daarvoor plots in de bossen rondom het dorp was tegengekomen op een late nazomermiddag, was dat de start geweest van een serie aan geheime ontmoetingen en heimelijke nachten waarin ze, liggend in Genevièves armen, voor haar gevoel eindelijk zichzelf kon zijn, voordat ze terug naar huis zou moeten en bij haar ouders en de rest van Saint-Charnoît de schijn op moest houden nog altijd hetzelfde meisje te zijn, die zich niet bemoeide met een door de gemeenschap uitgesloten inwoner. Geneviève gaf haar het gevoel vreselijk bijzonder te zijn, maar ze wist dat ze nooit in het openbaar samen gezien konden worden voor zolang Vièves reputatie haar nog altijd achtervolgde. Tenminste, niet zolang ze in Saint-Charnoît verbleven, al was het dorp ontvluchten nooit een optie voor haar.
Voor haar zag ze een stoet aan mensen vertrekken, in lange lijnen achter elkaar aan lopend, over de glibberige kasseien naar beneden, richting de kathedraal met haar houten torens en koperen bellen, naar het uitgestrekte plein, waar in normale weken op deze dag geen markt werd gehouden voor de omliggende dorpen. Ze fronste haar wenkbrauwen, twijfelde voor een moment, maar sloot uiteindelijk toch aan, met de menigte meelopend naar beneden, naast Christine Levette, een meisje van haar leeftijd dat een paar straten verderop woonde en ook bekend was met de Baudelaire-tweeling.
Florence kende haar niet zo goed, maar wist dat haar vader een van de medeopzichters was voor de hertog. Meer dan een paar woorden hadden ze nooit gewisseld, maar Christine was open en vriendelijk en had haar nooit zo denigrerend behandeld als Solange en Celeste meermaals hadden gedaan.
'Heb jij enig idee wat er aan de hand is?' vroeg ze fluisterend, een pas inhoudend en Christine ondertussen op haar arm tikkend.
Het meisje kneep haar lippen opeen en knikte wrang. 'Celeste beweert een lichaam te hebben gevonden,' antwoordde ze zachtjes, 'een jonge vrouw, hier in de bossen aangetroffen. Ze komt waarschijnlijk hier uit het dorp.'
Florence ademde bibberend in en dwong zichzelf om op hetzelfde tempo door te blijven lopen, terwijl een weeïg gevoel opborrelde in haar binnenste. Ze wilde er niet aan denken, maar onwillekeurig dwaalden haar gedachten af naar Viève, die haast altijd tussen de bomen te vinden was wanneer de heisa in het dorp haar teveel werd, en de dingen die ze wellicht gedaan had kunnen hebben nadat ze had ontdekt vruchtbaar te zijn.
'Weten ze – hebben ze,' stamelde ze moeizaam, ondertussen een teug frisse lucht naar binnen zuigend. De massa lichamen om haar heen voelde beklemmend en hoewel het februari was, en de lucht daarmee bitterkoud, rook ze de zurige zweetlucht van meerdere mensen. 'Weten ze wie het is?'
Christine schudde haar hoofd en slaakte een zucht, duidelijk moeite hebbend met de situatie. 'Volgens Solange vond haar zuster enkel een lichaam... het hoofd, dat ontbrak.'
Florence voelde hoe maag samenkromp en de inhoud ervan zich langzaam een weg omhoog baande op het moment dat ze de woorden wist te plaatsen en begreep waar Christine op doelde.
Ze was vermoord. Vermoord en daarna onthoofd.
Ze ademde bibberend in, poogde haar voeten in hetzelfde ritme neer te zetten als even daarvoor, maar kon niet voorkomen dat ze wankel stond door haar trillende knieën.
'Waar is ze nu?' wist ze er nog uit te persen, haar ogen dwalend over de menigte voor haar, zoekend naar een warrige bos krullen en twee bruine ogen die koppig de wereld in staarden, met een frons tussen de donkere wenkbrauwen. Meer dan ooit wenste ze Geneviève te zien, ook al was het maar een glimp van haar gezicht– alles zou voldoende zijn om haar kolkende emoties tot bedaren te brengen. Zolang ze maar wist dat ze nog leefde.
'Op het moment wordt ze door een aantal mannen uit het dorp naar de kathedraal gedragen,' antwoordde Christine mat, 'in de hoop dat Pater d'Amboise in het licht van de Heer de sluikse demonen van haar kan verjagen, zodat men afscheid kan nemen. Zodra ze weten wie het is, natuurlijk.'
Precies op dat moment vloeide de massa uiteen, zich verspreidend over de menigte, terwijl de mensen achter Florence en Christine nog verder doorliepen en de twee meisjes naar voren duwden, waardoor Florence plots, geheel ongewild, vooraan stond en volledig zicht had op twee bleke armen, die vanonder een dikke deken zichtbaar waren.
Over de witte huid ontwaarde ze diepe krassen, gevuld met donkerrode bloedresten. De vingers, die in vreemde hoeken stonden, waren blauw en gezwollen en tot haar afschuw zag Florence dat de linkerhand er twee miste.
De mannen, die met een houten kruis verheven in één hand, om het lichaam stonden, trokken de deken over de ontblote armen in de hoop het lichaam volledig te bedekken, maar lieten daarmee de naakte romp van de vrouw zichtbaar.
Van afschuw zette Florence een stap achteruit, haar handen voor haar mond slaand bij de aanblik van het gapende gat in het naakte lichaam, daar waar eens haar darmen hadden gezeten. De bloederige aanblik deed haar bijna kokhalzen, en het idee dat het meisje deze pijn had moeten verdragen, kon ze nauwelijks verdragen.
Het idee dat het Geneviève kon zijn, kon ze niet verdragen.
Hoewel ze Genevièves lichaam door en door kende, kon ze niet zien of het haar was of niet, zo misdadig was de huid toegetakeld en verminkt. Aan de zijkant van de buik, naast het gapende gat, ontwaarde Florence een wit, glimmend uitsteeksel en het duurde niet lang voordat ze zich besefte dat het een bot was, waarvan de huid ervan af gereten was.
Een tweede golf van ontzetting trok door de massa op het moment dat twee anderen naar voren kwamen, een bebloede doek tussen hen in dragend, met daarin een zwaar voorwerp, en het zachtjes neerzetten op de plek van het hoofd. Een van hen was Guillaume, de vader van Geneviève, bedacht ze zich op het moment dat hij een stap van het lichaam vandaan zette, een kruis sloeg met zijn rechterhand en tegelijkertijd een kort gebed prevelde.
Florence wankelde toen ze zich besefte dat het voorwerp in de witte doek het hoofd was.
'God hebbe haar ziel,' prevelde ze ademloos, ondertussen een kruis slaand.
Op het moment dat de mannen allemaal een stap van het lijk vandaan hadden gezet, stapte pater d'Amboise naar buiten, zijn gezicht ernstig en zijn handen voor zijn lichaam gevouwen. Hij bleef kort op de drempel staan, weifelend, zich ongetwijfeld afvragend of het aan hem was om de vrouw te bekijken, maar snelde naar voren op het moment dat de eerste brutale dorpsbewoner naar voren stapte om de doeken omhoog te trekken.
'Vrees niet,' bulderde zijn stem over de menigte, terwijl hij traag de trap af schreed, trede voor trede, langzaam eenieder in de massa aankijkend, 'vandaag zijn we in beproeving gesteld door de Duivel hemzelf, maar de Heer, de brenger van het licht, zal ons redden uit de greep van het kwaad.'
Hij bleef kort stilstaan, zijn paarse gewaad achter zich wapperend in de kille wind die over het plein waaide. Hij sloeg eerbiedig een kruis en prevelde een stil gebed, voordat hij zijn ogen opende en nogmaals naar de menigte keek. Zijn ogen stonden onmetelijk streng, maar Florence merkte de rust op die neerdaalde over de massa en de paniekerige spanning wegnam, die in de lucht had gehangen sinds het moment dat ze naar buiten was gestapt. Ze was het lang niet altijd eens met de praktijken van de pastoor, maar niemand anders wist het dorp zo goed te kalmeren als hij.
Met dezelfde strenge, emotieloze blik op zijn gezicht boog hij voorover, de dunne doek naar achteren wegslaand en het gezicht eronder prijsgevend, iedere centimeter van de blauw geworden huid en de angstige uitdrukking, die voor eeuwig op het gelaat zou achterblijven.
Alsof de tijd plots vertraagde, zag Florence elke minieme verandering op het gezicht van Pater d'Amboise; hoe zijn kalmte plots omsloeg in diepgewortelde afschuw, vermengd met een intens verdriet, waarna hij achteruitdeinsde, en vallend over de ruwe trappen van de kathedraal sidderend naar achteren kroop, zijn lippen gevormd in een geluidloze schreeuw.
Florence wilde niet kijken, maar kon het niet helpen dat haar ogen als vanzelf naar de blauw geworden huid getrokken werden. Het was een afschuwelijke aanblik, maar ze voelde de opluchting door haar lichaam pulseren op het moment dat ze zich besefte dat het meisje vreselijk op haar leek, maar dat het niet Geneviève was.
Dat zij tenminste nog leefde.
Om haar heen stapten meerdere mensen achteruit, terwijl ze allemaal, ieder op een ander ritme, een kruis sloegen en gebeden begonnen te prevelen, totdat het afzonderlijke gefluister aanzwol tot een luid geroezemoes, waarin Florence slechts enkele woorden kon ontwaren.
'C'est Camille.'
Haar ogen flitsten heen en weer tussen het lijk van de vrouw en het van afschuw vertrokken gezicht van de pastoor, terwijl het besef in haar neerdaalde.
Camille d'Amboise.
Jongste kind, en enige dochter van hertog Jean-Louis d'Amboise.
En het favoriete nichtje van de pastoor.
✞
En met deze Zeer Dramatische Gebeurtenis aka Onthulling begint het verhaal dan écht.
Of nou ja, zoiets dan.
Nu ga ik weer huilen in een hoekje en leren voor mijn vreselijke tentamens. #ripme.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top