III. Missen

Lieve James,
Goedemorgen. Het is een best mooie morgen. Het heeft de hele nacht geregend, maar nu is het droog. De laatste druppels vallen omlaag vanuit de bomen, vanaf de natte bladeren en de vogeltjes fluiten.

Weet je nog, die ene dag dat ik je ontmoette? Het was een winterdag en er lag sneeuw. De sneeuw kwam tot met onze enkels. Ik had natte broekspijpen die dag. Jij kwam heel rustig en nonchalant de klas binnenlopen. Ik stond een beetje verloren in de klas, niet wetend waar ik moest gaan zitten.

Onze mentrix, mevrouw Yarldaj kwam binnenlopen. Ze was een kleine Aziatische vrouw. Ze gaf me heel formeel en ongemakkelijk een hand en vroeg daarna om stilte. Natuurlijk luisterde niemand.

Jij keek het heel nonchalant aan, totdat je je mond opende en in een keer schreeuwde: 'Koppen dicht!' Dat werkte wel. Ik weet het nog als de dag van gisteren. De hele klas viel, met een paar giechelende meiden als uitzondering stil.

De mentrix keek het lokaal rond met een strenge blik en ook de laatste giechelende meiden werden stil. 'Dit is jullie nieuwe klasgenoot,' vertelde mevrouw Yarldaj. 'Ze heet Eline Donders.' Die giechelmeiden giechelden om mij achternaam.

Ik keek omlaag terwijl ik voelde hoe mijn wangen rood kleurden. 'Nou, Eline, wil je nog iets zeggen?' Mevrouw Yarldaj keek me aan. "Nee" wou ik eigenlijk zeggen, maar dat deed ik niet. Ik knikte alleen een beetje verdwaasd. Ze knikte me toe. Ik schraapte mijn keel en begon met spreken.

'Nou- eh -hoi,' mompelde ik. Daarna ging ik op luidere toon verder. 'Ik ben Eline en ik zou nu wel door de grond willen zakken.' De klas lachte en ik voelde me iets meer op mijn gemak.

'Ik kom uit Zutphen maar nu woon ik hier, in Utrecht. Ik ben zestien jaar en ik heet Eline. De rest kom je vanzelf wel over me te weten.' Hierna zweeg ik. Ik glimlachte van binnen, want de klas was nu rumoerig. De mentrix wierp me een geïrriteerde blik toe en maande de klas tot stilte.

'Ga maar zitten, Eline,' zei mevrouw Yarldaj ijzig. Ik ging naast Lotte, die later mijn beste vriendin zou worden, zitten. Jij gaf geen aandacht meer aan me. Ik zat schuin achter je.

Wist je toen eigenlijk al wat ik voor je zou worden? Betekende ik wel iets voor je? Of was ik maar een dom, simpel gebruiksvoorwerp? Ik geloof dat je wel iets om me gaf. Maar niet genoeg. Anders- anders had je nu nog geleefd, had je het niet over je hart kunnen verkrijgen.

Ik wil boos op je zijn, verdomme, maar dat kan ik niet. Ik kan niet boos op je zijn. Ik kan alleen boos op mezelf zijn. James, ik mis je.
Ik mis je zo verdomd erg.

Liefs,
Je Eline.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top