Hoofdstuk 9
Shai
Het hele weekend wacht Shai op het moment dat Thijs voor de deur verschijnt om zijn gram te halen. Hij blijft expres zo veel mogelijk binnen om geen van de jongens per ongeluk tegen te komen. In plaats van buiten rond te hangen, maakt hij wat achterstallig huiswerk en werkt hij aan het project voor O&O.
Een paar keer appt hij Emma met ideeën en uitwerkingen van zijn schetsen, maar ondanks dat hij kan zien dat ze gelezen worden, krijgt hij geen reacties meer. Ze zal wel visite hebben voor haar verjaardag.
Zondagmiddag wordt er aangebeld tijdens de lunch. De enige maaltijd die ze verplicht met zijn drieën eten. Zijn pleegvader doet open, maar al snel wordt hij erbij geroepen. Als hij een politieman voor de deur ziet staan, schiet zijn stress-niveau naar tien.
"Shai Zidan?"
Hij doet een stap naar voren en kort schiet zijn blik naar zijn pleegvader, die hem met een frons aankijkt.
"Ja?"
"We hebben een melding gekregen over jouw vermeende deelname aan een ernstig vergrijp bij de hondenkennel."
Shit, wie heeft die melding gegeven? Wat is er gebeurd?
Voordat hij iets kan zeggen, vraagt de politieman: "Waar was jij rond tien uur, op vrijdagavond?"
Shit, shit, shit. Hij was al bijna thuis toen het vuurwerk afging, was dat ver weg genoeg om onschuldig te zijn? Zijn stem trilt een beetje als hij zegt: "Ik denk dat ik rond tien uur thuis kwam, nietwaar?" Bijna smekend kijkt hij zijn pleegvader aan.
Die knikt langzaam en kijkt over zijn schouder terwijl hij zegt: "Wij gingen om tien over tien naar boven, nietwaar Evelien? Toen was hij net thuisgekomen. Mag ik vragen waar dit over gaat?"
De politieman ontspant zich iets en zegt dan op zakelijke toon: "Om vijf over tien, vrijdagavond, is er vuurwerk afgestoken bij de hondenkennel, hier twee kilometer vandaan."
Razendsnel probeert Shai in zijn hoofd te berekenen of je twee kilometer kunt lopen in vijf minuten, maar aan het gezicht van de politieman te zien, heeft zijn alibi hem al vrijgepleit.
Hij voelt een hand op zijn schouder en staat iets rechter, terwijl zijn pleegvader de vraag stelt: "Mogen we weten wie die melding heeft gemaakt? Wie mijn pleegzoon beschuldigt van criminaliteit?"
Bij die woorden krimpt Shai iets ineen. Ze moesten eens weten hoe dichtbij hij geweest was in het daadwerkelijk medeplichtig zijn. Maar hij is wel nieuwsgierig. Wie van de jongens heeft hem erbij proberen te lappen? En is die persoon opgepakt?
De politieman twijfelt even, maar zegt dan: "Op de bewakingscamera's van de kennel is te zien dat op drie plaatsen die nacht, door vijf of zes jongelui, vermoedelijk allemaal jongens, vuurwerkbommen zijn geplaatst. Drie van hen zijn geïdentificeerd en in hechtenis genomen. De rest van de opgegeven namen worden nu nagetrokken." Hij kijkt Shai indringend aan. "Kun je een reden bedenken waarom deze jongens jouw naam hebben genoemd?"
Shai's hersenen werken op volle toeren. Nu komt het erop aan. Als hij liegt en zegt van niets af te weten, kan hij daar dan mee in de problemen komen? Aan de andere hand, als hij de waarheid vertelt, is hij dan niet alsnog medeplichtig?"
Hij zwijgt iets te lang en de hand verdwijnt van zijn schouder als zijn pleegvader op scherpe toon vraagt: "Shai? Wist jij hiervan?"
Erop vertrouwend dat het spreekwoord klopt, besluit hij de waarheid te spreken. "Ik wist van het idee, maar ik ben weggegaan voordat ze iets konden doen. Ik wilde er niet aan meedoen." Hij laat zijn hoofd zakken. Dit is vele malen erger dan de twijfel of zijn zogenaamde vrienden hem wel of niet zullen negeren. Blijkbaar zijn er drie van hen opgepakt. Welke drie zullen het zijn? Een stemmetje in zijn achterhoofd wenst dat Niels er één van is.
Naast hem slaakt zijn pleegvader een diepe zucht. De politieman noteert iets op een kleine tablet en knikt dan bij zichzelf.
"Zit hij in de problemen?" vraagt zijn pleegmoeder achter hem.
Shai's hoofd schiet weer omhoog en met bonkend hart wacht hij zijn oordeel af.
"Kijk," de man neemt zijn pet even af en krabt aan zijn voorhoofd, dan zet hij hem weer op en vervolgt: "Er is flink wat schade aan de kennel. Afhankelijk van wat de rechter zal bepalen, komt er mogelijk een boete of een taakstraf, of beide. Waarschijnlijk zal uw zoon opgeroepen worden om te getuigen, maar het spreekt in zijn voordeel dat hij op tijd is weggelopen. Voor nu wens ik u een goede dag."
Als verder niemand meer iets zegt, verlaat de politieman de voortuin en stapt in zijn auto. Shai durft zijn vader niet aan te kijken als die langzaam de voordeur sluit. Duizend en een gedachten schieten door zijn hoofd en geen van hen helpt tegen het zweet dat hem uitbreekt. Krijgt hij een strafblad? Moeten de anderen naar de gevangenis? Hoe hoog zal de boete zijn?
Pas wanneer ze alle drie weer aan tafel zitten, verbreekt zijn pleegvader de stilte. "Hoeveel van die grappen hebben jij en je vrienden nog meer uitgehaald?"
Meteen schiet Shai in de verdediging. "Zo zit het niet, we deden niets, kleine dingen, stomme dingen, niets als- als dit."
"Wat is het? Niets of kleine dingen? Het kan niet beide zijn. Vandalisme? Graffiti en dat soort dingen? Dat gedoe met die bankjes waar ik over las een maand geleden, waren jullie dat?"
Shai klemt zijn lippen opeen. Hij voelt zijn kiezen knarsen als zijn gespannen kaken zoeken naar een uitleg. Maar er is geen uitleg; geen eenvoudig antwoord. Hij was stom, zo simpel is het. Hij verveelde zich, ging om met de verkeerde mensen en misdroeg zich en nu moet hij de gevolgen dragen. Het is zijn eigen, stomme schuld.
Wanneer hij zijn adem uitblaast en zijn handen open op tafel legt, zakken ook de schouders van zijn pleegvader.
"Oké, we wachten af wat er gaat gebeuren. Een boete gaat van je eigen rekening af en taakstraf ... nou, dat is het minste wat je kunt doen." Daarmee lijkt het onderwerp van tafel te zijn.
Een korte blik op zijn pleegmoeder vertelt hem dat haar ogen nat zijn en met moeite perst hij er een 'sorry' uit.
Zijn trek in de verse broodjes voor hem op tafel, is compleet verdwenen en zin om gezellig aan tafel te zitten, heeft hij niet meer. Hij voelt de veroordelende blikken van zijn pleegouders zonder dat hij hen aan hoeft te kijken. Zouden ze nu spijt hebben dat ze hem in huis hebben genomen? Misschien verzinnen ze wel een excuus om hem kwijt te raken. Dan kunnen ze opnieuw beginnen met een ander kind. Misschien een leuk, klein meisje. Hebben ze eigenlijk wel een smoes nodig? Politie aan de deur, dat is vast reden genoeg om hem te dumpen.
"Mag ik van tafel af?" Zijn stem klinkt schor. Hij krijgt toestemming en met sloffende stappen verlaat hij de eetkamer.
---
Op zijn kamer checkt hij zijn mobiel, drie berichtjes van Ahmed.
'Politie aan de deur, mn pa door t lint'
'Gelukkig wist ik van niets'
'Jij?'
Vlug typt hij de verkorte versie van zijn verhaal in en Ahmed reageert vrijwel meteen met: 'Balen! zie je morgen'.
Zijn laptop staat nog open en als hij op het scherm tikt, ziet hij de laatste tekening tevoorschijn komen. De fee, met het verborgen gezicht van Emma. Zij heeft nog altijd niet gereageerd. Misschien heeft ze ook wel een rot-weekend.
Omdat hij verder niets te doen heeft, pakt hij alvast zijn schoolspullen bij elkaar. Hoelang zal het duren voordat de politie alle jongens heeft ondervraagd?
Met een grom haalt hij zijn natuurkunde schrift weer uit zijn tas en stopt die van scheikunde erin. Concentreer je. Voordat hij de rist sluit, controleert hij de boeken nog een keer extra en dan ploft hij met zijn laptop op zijn bed. In zijn privé documenten zoekt hij de schets waar hij pas geleden mee begonnen is en met zijn stylus tegen zijn lippen gedrukt, staart hij even later naar de zwarte lijnen op het beeldscherm.
De lippen moeten iets smaller, de neus is goed. Hij knijpt zijn ogen iets samen als hij zich het voorbeeld voor de geest probeert te halen. Emma's brede lach verschijnt in zijn gedachten en onwillekeurig trekken zijn mondhoeken in een flauwe glimlach. Haar tanden zijn recht, waarschijnlijk vanwege de beugel. Dat was in de eerste, of was het de tweede? Hij kreukelt zijn voorhoofd. Nee, het was de brugklas.
Vanaf het eerste moment dat hij in de klas kwam, was het meisje hem opgevallen. Niet zozeer door haar steile haar, dat toen nog een stuk korter was en altijd in een hoge paardenstaart op haar hoofd heen en weer zwiepte. Het was haar brede lach, haar onbekommerde houding; alsof niets in de wereld haar kon raken, daar was hij altijd jaloers op geweest.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top