Hoofdstuk 33

Shai

Emma's woorden malen door zijn hoofd. Hij is het helemaal met haar eens.

Het hele idee van heersen vindt hij doodeng, maar teruggaan naar de saaie wereld van school, huiswerk en twijfelachtige vriendschappen klinkt op de een of andere manier nog erger. Wat heeft hij tenslotte om naar uit te zien? De politie die hem op komt halen om te getuigen tegen jongens die, net als hij, weinig hebben om voor te leven? Pleegouders die teleurgesteld in hem zijn? Een moeder die hem nauwelijks kent?

Dit hele avontuur is een orkaan aan vreemde indrukken geweest, maar voor het eerst van zijn leven was hij op een plek waar mensen geloofden dat hij daar hoorde, waar hij welkom was. Realiteit of niet, het voelde fantastisch.

Voor hem zit Emma, ze leunt met haar rug tegen hem aan en is net zo zwijgzaam. Zou ze het menen, over het niet terug willen gaan? Als hij aan de situatie met haar tante denkt, wil hij het best geloven, maar Emma heeft vriendinnen. Of in ieder geval één goede vriendin. Zou ze Roos niet missen?

Het landschap aan de andere kant van het kasteel is een stuk ruiger. De heuvels zijn hoger, de dalen rotsachtiger en in plaats van gras groeit er paarsachtige heide. Ze zien hier geen dorpen meer en nauwelijks bos. De zee komt al snel dichterbij en alleen door het zien van de witte punten aan de horizon weten ze dat de afstand haalbaar is.

"We kunnen beter even stoppen aan de rand van de zee", roept hij en Emma knikt. Poffie zet de daling in en niet veel later staan ze met hun voeten in zacht, wit zand.

"Ik had toch mijn laarsjes aan moeten doen", hoort hij Emma mompelen. Als hij naar haar voeten kijkt, ziet hij hoe de bruine pantoffeltjes half dienst doen als schepjes. Ze zitten nu al vol met zand. Grommend trekt Emma ze uit en giet ze leeg, vervolgens houdt ze ze vast met één hand, terwijl ze de andere boven haar ogen zet en over het water staart. "Denk je dat we dat nog halen voor het donker wordt?"

Een grote plons doet hen tegelijk omkijken en dan schieten ze in de lach. Poffie heeft de zee ontdekt en staat nu als een malle in het ondiepe water te plonsen. Het is net een klein kind.

Met een brede grijns kijkt Shai om naar Emma, maar in haar ogen staan tranen en meteen is hij weer serieus.

"Hé", hij tikt met een vinger tegen haar elleboog en wacht tot ze hem aankijkt. "Ik zal hem voor je tekenen, oké. Alles wat ik me kan herinneren."

Een waterig glimlachje is zijn beloning, dan veegt ze haar tranen van haar gezicht, laat haar schoentjes vallen en knielt bij de tas met eten neer.

De picknick is uitgebreid. Koude kip, zacht brood met een knapperige korst, dikke plakken kaas en een veldfles met verdunde wijn. Met een vies gezicht nemen ze om de beurt een slok en als hij een harde boer laat, giechelt Emma.

"Sorry. Man, dit is smerig, het is dat er niets anders is. Ze moeten echt stoppen om alcohol voor te zetten aan minderjarigen, hier."

Emma neemt nog een slok en giechelt weer.

"Ja, lach maar. Als jij straks van Poffie valt, moet ik je achterna duiken."

Nu lacht ze hardop en hij is blij dat de wijn dat in ieder geval voor elkaar heeft gekregen.

Zwijgend staren ze nog een poosje uit over de kalme zee. Poffie is in het warme zand gaan liggen en maakt spetters met de knots van zijn staart. Zijn oren bewegen, als het gekrijs van enkele zeemeeuwen hoog boven hen te horen is.

"Ik ben nog nooit naar de zee geweest", zegt Emma. Haar kin ligt op haar armen die ze over haar knieën samen gevouwen heeft.

"Niet?" Shai trekt zijn wenkbrauwen op.

"Nope. Mijn tante wordt snel wagenziek, dus onze vakanties waren altijd in de buurt."

"En je bent er ook nooit met vrienden geweest, een dagje uit of zo?"

De blik die ze hem toewerpt is veelzeggend, toch legt ze uit: "Ik mocht niet eens mijn verjaardag vieren, denk je echt dat ze me toestemming gaf om met de trein helemaal naar de andere kant van het land te reizen?" Haar schouders bewegen hoog op en neer als ze diep zucht. "Jij wel?"

Hij knikt. "Mijn derde pleeggezin woonde vlak bij zee, maar het is niets vergeleken met deze plek." Hoe ver hij zijn nek ook strekt, links en rechts van hen is geen ziel te bekennen.

"Dus ... je woont nu bij je vierde pleeggezin?"

Hij hoort de vraag in haar stem en twijfelt even. Het is een onderwerp waar hij niet graag over praat, toch wil hij graag dat Emma zijn verleden kent. Ze heeft tenslotte ook haar leven met hem gedeeld, het moeilijke deel in ieder geval.

Hij strekt zijn benen en graaft met zijn rechterhand in het zand. Dan zegt hij: "Mijn vader kon de situatie met mijn moeder niet aan. Ik weet niet precies hoe het zat, want ik was nog maar klein, maar op een dag ging hij weg. Het was een gewone dag en hij vertrok zoals altijd naar zijn werk. Hij kwam alleen niet meer terug en mijn moeder gooide al het serviesgoed stuk. Volgens mij was het de buurvrouw die mij toen een paar dagen bij zich heeft gehouden, tot mijn moeder weer gekalmeerd was."

Emma's gezicht in zijn kant op gericht en hij kan voelen dat ze geschokt is, maar ze zegt niets en hij kijkt strak voor zich uit terwijl hij verder vertelt. "Vanaf dat moment ging het bergafwaarts en uiteindelijk heeft school de sociale dienst ingeschakeld. Ik werd uit huis geplaatst en kwam bij een aardig stel wonen. Dat was tijdelijk. Misschien dachten ze toen nog dat ik op een dag weer terug naar mijn moeder zou gaan."

Hij haalt zijn schouders op en trekt zijn knieën naar zich toe. Het valt hem mee hoe rustig hij erover kan vertellen. "Na twee jaar werd ik bij een ander gezin geplaatst. Ook prima en aardig, niets bijzonders. Pleegouders zijn in het begin altijd vreselijk overdreven. Overdreven aardig, overdreven voorzichtig, overdreven geduldig. Uiteindelijk werd het normaler."

Een schamper lachje rolt over zijn lippen. "In de zomer voordat ik naar de middelbare zou gaan, kwam ik bij het derde gezin, maar dat duurde maar heel kort. Hij verloor zijn baan, ze kregen geldproblemen en zelfs mijn toeslag was niet voldoende om ze boven water te houden. Dus werd ik halverwege de eerste weer verplaatst. Bij dit stel ben ik nu het langst."

Een korte blik opzij vertelt hem dat Emma met moeite haar gezicht in de plooi weet te houden. Haar wenkbrauwen staan in een gekreukelde driehoek omhoog en als ze zijn blik vangt, knippert ze vlug.

Zacht lachend schudt hij zijn hoofd. "Je hoeft geen medelijden met me te hebben, hoor. Ik ben niets tekort gekomen. Ik ben zelfs verwend." Hij springt overeind en spreidt zijn armen. "En moet je me nu eens zien, ik word zelfs koning. Ha!"

Haar geforceerde glimlach is een kopie van de zijne. Hij steekt zijn hand uit en trekt haar overeind. Heel even staan ze dicht bij elkaar en kijkt ze met heldere ogen naar hem op.

Hij moet het haar vertellen, dat hij erover nadenkt om hier te blijven; nooit meer terug wil gaan naar hun wereld. Als dat tenminste mogelijk is. Ze zijn hier gekomen door een poort, er zal vast ook een poort in deze wereld zijn waardoorheen ze terug kunnen gaan. Hij kan er eenvoudigweg voor kiezen om niet door de poort te gaan, toch?

Wanneer ze een stapje achteruit doet en van hem wegkijkt, weet hij dat hij te lang heeft gezwegen.

Er is nog tijd. Eerst maar eens die draken vinden, dan ziet hij wel weer verder. Wie weet worden ze gewoon teruggeflitst en heeft hij geen enkele keus.

"Ben je er klaar voor?"

"Ik moet nog even ..." met rode wangen keert ze zich van hem weg en loopt naar een heuvel met struiken een eindje verderop.

Ah, goed idee.

Niet veel later nemen ze hun plekje op Poffie's rug weer in en stijgt het machtige dier op. Als ze niet meteen weggeflitst worden, zodra ze zijn familie hebben gevonden, hoopt hij dat de draak hen ook weer terug wil brengen over het water. Hij betwijfelt namelijk of er aan de overkant een bootje ligt te wachten.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top