Hoofdstuk 23

Shai

"Dus ... het was helemaal geen wedstrijd?"

Ze zitten naast elkaar op het veldje waar Poffie met een half oog meeluistert. Hij is als een luie hond op zijn zij gerold en Emma's hand kriebelt afwezig achter een oor. Af en toe kijkt Shai opzij naar haar vleugels. Ze heeft een tijdje geprobeerd om ze in te vouwen, maar tot nu toe is het nog niet gelukt. Hij vindt het niet erg. Wel moet hij constant zijn vingers in bedwang houden, ze zit er vast niet op te wachten dat hij er aan gaat voelen. Uiteindelijk gaat hij maar op zijn handen zitten.

"Niet echt", zegt Emma na een tijdje. Ze is haar brood aan het eten en doet dat zo langzaam dat hij zich afvraagt of ze wel iets proeft. Haar ogen staren naar het stafje dat voor haar voeten op de grond ligt. Het ziet eruit als glas en de punt lijkt op de amethist die aan zijn pleegmoeders favoriete ketting hangt.

Als Emma verder praat, richt hij zijn aandacht weer op haar gezicht.

"Blijkbaar moest ik bewijzen dat ik in mezelf geloofde, of zoiets. Zowel mijn moeder als mijn tante probeerde me aan te vallen op hoezeer ik wel of niet op mijn moeder leek, en waarom ..."

Ze spreekt niet verder en Shai laat langzaam zijn kin zakken in een halve knik. Ergens is het wel logisch. Waar Emma het meeste mee zat, voordat ze hier belandden, was haar tantes beschuldiging over haar moeder. Iets van die strijd is blijkbaar meegekomen deze wereld in. Hij vraagt zich af hoe zijn eigen problemen zich zullen vertalen naar zijn komende opgave.

Hij heeft nog niets verteld over zijn ontmoeting met het leger. Emma is nog veel te diep in gedachten om goed te kunnen luisteren.

Zonder woorden overhandigt hij haar de veldfles en wanneer die leeg is, legt ze hem naast het stafje neer.

"Wat kun je daarmee doen?"

Ze haalt haar schouders op. "Geen idee. Ze gaven me vleugels en dit ding, maar hoe ze werken ..."

Ineens springt ze overeind, het stafje mee grissend. Hij volgt haar voorbeeld en knijpt zijn ogen een beetje samen als ze haar hand strekt en met het stafje naar een boom wijst.

Er gebeurt niets.

Emma's lippen zijn op elkaar geklemd en haar voorhoofd is gekreukeld terwijl ze met het glazen ding op en neer zwaait. Ze maakt rondjes, steekbewegingen, hakbewegingen, ingewikkelde krullen; niets lijkt te werken. Met een zucht geeft ze het op.

"Hier hebben we toch niets aan", roept ze luidkeels in het luchtledige. Shai kijkt om zich heen om te zien of er misschien een fee verschijnt. Emma heeft de acht aan hem beschreven en samen zijn ze tot de conclusie gekomen dat ze acht onderdelen van de Efteling moeten voorstellen. Emma zelf is dan de negende, die van hun eigen attractie.

Op een bries na, die de bladeren rondom hen doet ritselen, klinkt er geen enkel geluid. De schaduwen worden langer en de lucht roze, misschien moeten ze eens gaan nadenken over waar ze deze nacht kunnen slapen.

"Denk je dat we terug moeten gaan naar het dorp? Daar overnachten?"

De boze frons op haar gezicht verdwijnt en met een blik naar waar de zon achter de boomtoppen is gezakt, antwoordt Emma: "Ik zou wel willen, maar dan moeten we weer terug, de verkeerde kant op. Misschien weet Poffie waar we naartoe kunnen."

Shai kijkt toe hoe ze zich naar de draak keert, die rechtop gaat zitten en met zijn hoofd schuin wacht op de vraag. Die komt niet, tenminste, niet hardop.

Wanneer Emma na een tijdje diep ademhaalt durft hij te vragen: "En? Wat zegt hij?"

"Poffie vindt ook dat we niet terug moeten gaan, maar er is hier geen dorp in de buurt. We kunnen een hut maken en vis vangen, ofzo. Hij kan wel vuur voor ons maken, denkt hij."

"Denkt hij?"

"Blijkbaar heeft hij het nog nooit gedaan."

Is nu een goed idee om te vertellen over het leger dat al dan niet nog een keer door het bos kan marcheren?

"Ehm, Emma, toen jij in dat doorzichtige koepel-ding gevangen zat, ben ik een eindje het bos in gewandeld en eh... het kan zomaar zijn dat, als we hier blijven, we een leger tegen het lijf zullen lopen dat ons waarschijnlijk niet erg aardig vindt."

"Wat?"

De zin was waarschijnlijk te lang. Of kijkt ze hem nu zo aan om wát hij zei? Haar ogen zijn groot en het stafje in haar hand valt volkomen vergeten op de grond. Voorzichtig raapt hij hem op en zegt: "Ze hebben me niet gezien, maar ze liepen die kant op", hij wijst over zijn schouder. "Misschien komen ze terug."

Hij biedt haar het stafje aan en haar vingers klemmen er uit alle macht omheen.

"En je weet zeker dat het een vijandelijk leger was?"

"Ik denk het. Ze droegen zwart en rood. Mijn prinsenshirt is groen-blauw, dus ik neem aan dat die kleuren van de good guys zijn."

Om iets te doen te hebben, terwijl Emma schijnbaar haar hoofd breekt over de consequenties van zijn net-niet aanvaring, schudt hij de kruimels van de witte doeken en propt ze in de tas. Vis vangen. Makkelijker gezegd dan gedaan. Waarmee moet hij dat doen? Met zijn muts?

"Hé, Poffie zegt dat als we naar de feeën-weide gaan, we daar veilig zullen zijn."

Bijna laat hij de tas uit zijn handen glippen als ze opeens weer begint te praten. Heel bewust ademt hij een keer langzaam in en uit, de zenuwen zitten nog steeds erg hoog.

Poffie moet een beetje moeite doen om zich tussen de boomstammen door te wurmen. De eerste keer dat Shai achter Emma aan was gegaan, zodra hij merkte dat de muur was verdwenen, was de draak achtergebleven. Voor de nacht lijkt het Shai echter een beter idee dat ze alle drie dicht bij elkaar zijn.

De weide is leeg en schemerig, maar groot genoeg voor een liggende draak en een kampvuur. Ze verzamelen enkele stenen, maken een cirkel, vullen die met sprokkelhout en dan gaat Poffie aan de slag. Hij legt zijn kin op het randje van de grootste steen, knijpt zijn grote ogen half dicht en begint te blazen.

Voor de zekerheid staan Shai en Emma op een flinke afstand naast hem.

"Kom op, Poffie," moedigt Emma hem aan, "je kunt het. Concentreer je op de takken en beeld je de vlammen in."

Ze blijven een tijdje staan kijken en dan besluit Shai dat hij beter iets anders kan doen, nu het nog licht is. Zijn zoektocht begint aan de rand van de weide en na een halve cirkel lopen, heeft hij genoeg lange stokken gevonden om een soort tipi te bouwen tegen een boom met een extra lage tak. Wanneer hij poging drie onderneemt om de takken rechtop te laten staan, krijgt hij een duwtje tegen zijn schouder.

Hij maakt een sprongetje, wat aantoont hoe gespannen hij nog steeds is en kijkt dan naar wat Emma in haar handen heeft. Het is een soort vlechtwerk van klimop. "Touw?" vraagt ze, verlegen naar hem opkijkend vanonder haar wimpers.

"Jah", zucht hij dankbaar. Met een glimlach geeft ze hem de rol en Shai voelt de vlinders in zijn buik tekeergaan als hij haar nakijkt. Naast de plek waar Poffie nog steeds aan het blazen is, knielt ze neer om meer 'touw' te maken.

Nu gaat het een stuk beter. Staand op de lage tak, bindt hij de toppen van de lange stokken aan elkaar vast. Vervolgens plaatst hij de uiteinden op gelijke afstand van elkaar zodat er een open ruimte ontstaat en dan gaat hij op zoek naar takken vol bladeren om de muren te vormen.

Halverwege de laatste muur, wanneer de lucht aan één kant al donkerblauw begint te kleuren, schrikt hij op van Emma's gejuich.

"Het is gelukt, Shai, kijk, hij heeft het gedaan!"

Hij keert zich met een ruk om en meteen valt zijn oog op een gezellig knetterend vuurtje in de steencirkel. Voor het eerst voelt hij iets van opluchting door zich heen stromen. Zijn vuisten gaan open en zijn lippen ontspannen tot een glimlach.

Voor hij iets kan zeggen, staat Apophis echter op en waggelt met zijn grote lijf weg uit de weide. Zijn staart wiebelt vrolijk heen en weer en af en toe maakt hij een speels sprongetje, waardoor de aarde trilt.

"Waar gaat hij heen?"

Nog steeds lachend, antwoordt Emma: "Vis halen, of wilde jij dat doen?"

Met een scheve grijns schudt hij zijn hoofd. Nee, dat is echt niet aan hem besteedt.

Even later bekijkt hij met zijn armen over elkaar heengeslagen zijn werk. Hij voelt meer dan hij ziet hoe Emma naast hem komt staan en met een schuin hoofd beoordeelt hij de amateuristische constructie.

"En? Kan het ermee door?" vraagt hij. In principe is hij best trots op zijn werk, aangezien hij nog nooit eerder een hut heeft gebouwd. Geen van zijn pleegouders waren de types om hutten te gaan bouwen in het bos. Toch voelt hij de zenuwen door zijn lichaam razen als hij denkt aan de komende nacht. Heeft Emma er genoeg vertrouwen in dat ze in de geïmproviseerde schuilplaats durft te slapen? Met hem? Naast hem? Hij voelt zijn wangen heet worden als hij zichzelf vlug verbetert.

Een schok gaat door zijn lichaam wanneer Emma ineens haar armen door de zijne haakt en haar hoofd op zijn schouder legt.

"Dank je", hoort hij haar fluisteren. Hij durft niet te vragen waarvoor, bang het moment te verbreken, maar Emma zegt zelf al: "Ik ben blij dat ik hier met jou ben."

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top