Hoofdstuk 21

Shai

Het laatste wat hij van Emma ziet, is haar enkel, die uit het zicht verdwijnt achter een dichtbegroeide struik. Hij wil rammen op de muur en schreeuwen tot zijn longen branden, maar hij weet dat dat niets zal uitmaken. Blijkbaar is deze wedstrijd alleen voor haar, voor de fee. En noch hij, noch zij weet wat de wedstrijd inhoudt.

Met een woest gebaar snijdt hij bijna zijn vingers eraf wanneer hij zijn zwaard terug in de schede steekt. Apophis is wakker geworden en kijkt hem nu met half gesloten ogen aan.

"En nu? Wat moeten wij nu doen?" roept Shai, zijn stem slaat over. Kan de draak hem verstaan? Hij kan Emma verstaan wanneer zij hardop praat. Het beest reageert niet, maar kijkend in de zwarte, bolle ogen, kan Shai niet anders dan geloven dat Poffie intelligent genoeg is om zijn woorden te begrijpen.

"Kun jij erdoorheen komen?" Zou de draak dat kunnen? Belangrijker misschien, is de vraag of ze het moeten proberen. Dit is tenslotte een van de drie verhaallijnen die ze moeten uitspelen. Willen ze hier ooit weer uitkomen, dan hebben ze geen andere keus dan dit te laten gebeuren.

Poffie lijkt zich erbij neer te leggen, letterlijk, want hij laat zijn kop weer zakken en sluit zijn ogen, alsof er niets aan de hand is.

Shai ploft in kleermakerszit een eindje verderop neer en peutert aan zijn nagels. Wat zouden zijn pleegouders nu aan het doen zijn? Heeft er al iemand door dat hij en Emma zijn verdwenen? Als dit geen droom is, geen illusie, wat zal iedereen thuis dan denken?

Hij springt weer overeind en schopt een takje weg met zijn stoere, leren laars. De gouden gespen vangen het zonlicht en de letter E blinkt hem tegemoet. Het doet hem denken aan het logo van de Efteling. Hoe noemen ze deze wereld ook alweer? Eftalia? Weinig origineel, maarja, voor hun project stond de naam van hun fantasiewereld ergens onderaan het to-do lijstje. Staat er op het zijden prinsen-shirt niet ook zo'n letter? Hij heeft geen zin om in de tas te zoeken naar het ding. Wat maakt het ook uit?

Hoe lang zal de wedstrijd duren? Een uur? Twee? Of de hele dag? Zijn maag rammelt en met een zucht loopt hij toch maar naar de tas toe.

In een witte lap zitten twee stukken brood gerold, van één breekt hij een stuk af en al kauwend loopt hij terug naar waar de transparante muur moet zijn. Hij wil niet nog een keer knock-out gaan door de dreun of wat het dan ook was en dus raapt hij een handjevol steentjes op en gooit die voor zich uit. Een lichte flikkering kondigt de aanwezigheid van de muur aan, een paar meter voor hem, en dus draait hij een kwartslag.

Om de zoveel meter gooit hij een nieuw steentje, totdat hij er zeker van is dat de muur niet recht loopt, maar gebogen. Waarschijnlijk is het een cilinder, of een halve bol. Zich omdraaiend om in zijn hoofd te prenten waar hij vandaan kwam, besluit Shai om dan maar een beetje door het bos te gaan wandelen. Over het bos heen vliegen had zijn voorkeur, maar blijkbaar heeft Poffie alleen maar zin in slapen.

Hij mist zijn mobiel. Hij is niet bepaald een padvinder, die aan de stand van de zon kan zien hoe laat het is. Het kan nog niet heel laat zijn, want zo lang hebben ze niet gevlogen vanaf het dorp.

Geschreeuw in de verte doet hem halt houden en wild om zich heen kijken. Komt het van achter de muur? Is Emma in gevaar?

Zijn hand duikt in de richting van zijn zwaard, maar dan verstopt hij zich achter een dikke boom. Als het bij Emma is, kan hij niets doen, maar als het verderop in het bos is, kan hij dan wel iets doen? Zou er een dorp zijn aan de andere kant van het bos? Misschien moet hij teruglopen naar de draak en daar blijven wachten. Nieuwsgierigheid dwingt hem echter om het hoekje te kijken. Hij ziet niet meteen iets en sluipt naar voren. Wie het ook is, ze hebben niet de intentie verborgen te blijven.

Het geschreeuw wordt luider naarmate hij dichterbij komt. Individuele stemmen zijn nu te horen. Het zijn bevelen die worden geroepen. Hij kan het niet verstaan, maar het komt op hem over alsof een leger orders krijgt.

Zodra hij aan het woord leger denkt, verstopt hij zich met een razend hart achter de dichtstbijzijnde boom. Er is maar één leger in deze wereld. Tenminste, één leger dat zich vrij kan bewegen zonder ergens bang voor te zijn. Heel even laat hij zich afleiden door de vraag of er nog ergens een leger is dat aan zijn kant staat, maar dan verstaat hij een woordje. Mars!

In paniek zoekt hij naar een schuilplaats, want de plotseling marcherende voetstappen komen duidelijk zijn kant op. De bomen zijn dik, maar staan wijd uit elkaar. De bosjes zijn te klein en hij kan terugrennen, maar is bang dat ze hem dan zullen horen en volgen. Apophis kan een paar mannen misschien wel de baas, maar een heel leger ...

Zijn beste hoop is dat ze langs hem heen zullen lopen, maar dan moet hij wel eerst onzichtbaar worden.

Bij een laatste wanhopige zoektocht, valt zijn blik op een boom met enkele dikke takken die zich op redelijke afstand van elkaar bevinden. Kan hij zichzelf op de onderste hijsen? Hij heeft geen keus. Na een laatste blik achterom, die aantoont dat er nog niemand in zicht is, zet hij zichzelf af, rent naar de boom en slingert zich omhoog. De laarzen zijn zwaar en het zwaard zit ongelooflijk in de weg, maar hij krijgt het voor elkaar om op de tak te gaan zitten.

Wiebelend, met één hand steunend tegen de stam, gaat hij op de tak staan, tot hij bij de volgende kan en zo klimt hij zo hoog als hij kan. Wanneer zijn haar het bladerdek raakt en hij er voldoende vertrouwen in heeft dat niemand hem ziet – als ze tenminste niet omhoog kijken – laat hij zijn adem ontsnappen.

Hij zit met zijn rug tegen de stam en heeft zijn benen om de tak geklemd. Hij is blij dat hij zijn hoodie heeft aangetrokken, door het zwart valt hij een stuk minder op.

Erg lang hoeft hij niet te wachten. Het lawaai van stampende laarzen en gekras van metaal op metaal komt dichterbij en verdringt alle andere geluiden naar de achtergrond. Daar, daar ziet hij ze.

Omdat er niet veel plek is in het bos, lopen de soldaten twee aan twee en de rij is lang. Langer dan hij al vreesde. Glimmende helmen, de voorste met een rode pluim, gaan op en neer, terwijl zwarte laarzen zonder omzien mos, takken en paddenstoelen vertrappen. Elke man draagt een lange speer en onder de zwart-rode tunieken, ziet hij maliënkolders schitteren.

Hij voelt gal in zijn keel omhoog komen. En daar moet hij tegen gaan vechten?

De soldaten kijken niet op of om. Alsof ze niets te vrezen hebben van wie dan ook. Waarschijnlijk is dat ook het geval. Waar zullen ze naar op weg zijn? Hebben ze gehoord dat de prins is gesignaleerd en zijn ze nu naar hem op zoek?

Nog heel lang nadat de laatste man is verdwenen achter het struikgewas, blijft Shai zitten waar hij zit. Koud zweet maakt zijn handpalmen keer op keer vochtig en zijn ledematen trillen zo erg dat hij met geen mogelijkheid de boom uit zou kunnen komen.

Pas wanneer zijn oren registreren dat de vogels weer zingen, kalmeert hij. Voor de zoveelste keer veegt hij zijn handen af aan zijn trui, maar nu blijven ze droog. Hij haalt een paar keer diep adem en laat zich dan zakken. Uiterst voorzichtig, constant om zich heen kijkend, klimt hij tak voor tak omlaag, totdat hij met beide benen op de grond staat. Naast hem is nu een pad, gemaakt van platgewalst mos. Hoelang zou het duren voordat het hersteld is?

Op een holletje zoekt hij zijn weg terug naar waar hij Poffie heeft achtergelaten. Opgelucht ziet hij dat het leger nergens in de buurt van de draak is gekomen.

Door middel van steentjes weet hij naast de transparante muur te blijven en er is in ieder geval één reden om er dankbaar voor te zijn: het leger had met geen mogelijkheid bij Emma kunnen komen.

Bijna uitgeteld komt hij bij het veldje aan en tot zijn verbijstering ligt Poffie nog net zo diep te ronken als eerst. Het zal wel aan de leeftijd liggen.

Hij laat zich naast de tas op de grond zakken en trekt de waterfles naar zich toe. Als hij de helft naar binnen heeft geklokt en hijgend naar de plek staart waar Emma verdwenen is, voelt hij eindelijk hoe zijn hartslag weer tot rust komt.

Hoe deze wereld ook tot stand is gekomen, de realiteit van het gevaar waar ze tegenover staan heeft hem net klaarwakker geschud.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top