Hoofdstuk 14

Emma

Dit gebeurt niet, dit is niet echt, dit gebeurt niet echt. Emma voelt haar ogen uitpuilen terwijl ze toekijkt hoe, op nog geen tien meter afstand van waar zij en Shai staan, een draak landt. Zijn massieve poten laten de grond trillen en met een gilletje springt ze nog een stukje achteruit. Ze heeft beide handen van Shai met de hare vast en dus staan ze een beetje vreemd in een platgedrukt kringetje van twee. Toch denkt geen haar op haar hoofd erover om hem los te laten.

Ze hoort Shai voor de tweede keer de naam Apophis zeggen en ze ziet heus de overeenkomsten wel, maar nee, dat kan niet.

Twee zwarte kraalogen, zo groot als voetballen, staren haar aan. Er kriebelt iets in haar nek en dus trekt ze één hand los om weg te vegen wat er zit. Ze voelt alleen maar haarplukjes, maar net wanneer ze haar hoofd wil draaien om te kijken, hoort ze een vreemde stem die vraagt: 'Wie zijn jullie?'

De woorden echoën een beetje na in haar hoofd en met haar vingers tegen haar slaap gedrukt, kijkt ze alle kanten op.

"Wat is er?" vraagt Shai, die zijn blik tussen haar en de draak heen en weer laat schieten.

"Iemand vroeg wie we zijn, zie jij iemand?" zegt ze gehaast en dan roept ze: "Hallo? Is daar iemand?"

De draak briest en angstig doet ze nog een pas naar achteren. Ze wil wakker worden, desnoods in een ziekenhuis na de behandeling voor een elektronische overbelasting of iets dergelijks; ze moet weg uit deze nachtmerrie.

'Fee, ik sta recht voor je.'

"Wie zegt dat?" schreeuwt Emma hysterisch. "Kom tevoorschijn!"

"Emma", Shai doet een stap dichterbij, zodat hun verbonden handen niet meer in de lucht hangen, maar tegen zijn borst aan worden geklemd. In zijn gezicht is bezorgdheid te lezen. "Wat is er? Er is niemand, niemand zegt iets."

"Wel waar", schreeuwt ze in zijn gezicht en dan staat ze plotseling stokstijf stil.

Achter Shai heeft de draak zijn kop een kwartslag gekanteld. De geschubde bol aan het eind van zijn staart hopt vrolijk op en neer en het lijkt wel alsof de mondhoeken van de brede bek omhoog krullen. Glimmende tanden blinken haar tegemoet.

'Hallo.'

Als één donkerbruin ooglid ook nog dicht en open gaat, verslikt Emma zich. Hoestend wijst ze langs Shai heen en zodra ze haar stem weer teruggevonden heeft, vraagt ze hees: "Hoor je dat niet?"

Hij kijkt naar waar ze wijst, vouwt zijn wenkbrauwen samen in een verwarde V en schudt zijn hoofd. "Ik hoor niets. Weet je zeker dat het wel goed gaat?"

"Het is de draak", fluistert ze, op slag niet zo bang meer. Als dit een droom is, kan tenslotte alles. En hoe gevaarlijk kan een lachende draak nou zijn?

"Ha, de draak praat." Ze is zich ervan bewust dat haar stem nog iets te schril klinkt en Shai kijkt haar aan alsof ze haar verstand is verloren. Tegen het grote, bruin geschubde beest zegt ze: "Jij bent het, toch? Waar zijn we, hoe komen we hier?"

Misschien zijn de vragen te ingewikkeld, want de draak knippert alleen paar een keer met zijn ogen. Ze laat haar schouders zakken en kijkt om zich heen, Shai's blik bewust negerend.

Het gras waarop ze staan, glinstert en maakt de neuzen van haar zwarte laarsjes nat. Is dat dauw of heeft het pas geregend? Er klinken geluiden van vogels en als ze goed haar best doet, hoort ze ergens aan de rechterkant een donderend geraas. Andere geluiden ontbreken volkomen, zoals de brom van auto's en de constante zoem van elektriciteit. Er is wel een hoge pieptoon aanwezig, maar ergens denkt ze dat haar oren nog niet helemaal hersteld zijn van wat er dan ook met hen gebeurd is. De pieptoon is namelijk al minder erg dan tijdens het witte licht.

De steen!

Ze kijkt naar de grond en zoekt overal rondom hen. Shai lijkt door te hebben wat ze doet, want ook hij begint rond te lopen. Hij laat haar hand los en meteen voelt ze zich niet meer op haar gemak, dus blijft ze dicht in zijn buurt.

'Fee, wat zoek je?'

Haar hoofd schiet met een ruk omhoog en eerst kijkt ze Shai aan, die gehurkt tussen wat bladeren zoekt. Hij heeft niets gehoord. Dan laat ze haar blik op de draak vallen en zegt: "We zoeken een steen, een witte, met een gat."

In haar ooghoek ziet ze Shai opkijken. "Praat je weer tegen Apophis?"

"Hij heet geen Apophis", moppert ze. Wanneer de draak echter zijn oren spitst en heel even met zijn snuit in Shai's richting wijst, kreunt ze. "Oh nee, nu denkt hij dat hij zo heet."

Shai grinnikt en geeft zijn zoektocht op. "Hij is hier niet. Wat het ook was dat ons naar deze wereld transporteerde, de steen is achter gebleven."

"Dus we kunnen niet terug naar huis?" Vreemd genoeg is Emma daar niet heel erg rouwig om. Ze wilde niet terug naar huis, naar haar tante die haar niet wil, en nu kan het niet eens. Haar adem inhoudend, kijkt ze om naar Shai, zou hij het erg vinden? Hij ziet er niet diepbedroefd uit, meer in de war, met zijn armen over elkaar heen geslagen en de vingers van zijn rechterhand die continue op zijn arm trommelen.

Ze richt zich opnieuw tot de draak en vraagt: "Hoe heet jouw wereld?"

De knots aan de staart bonkt op de grond en in haar hoofd klinken de woorden: 'Mijn wereld, jouw wereld.'

"Wat betekent dat nou weer?"

"Wat zegt hij?"

"Hij zegt 'mijn wereld, jouw wereld', daar heb ik toch niets aan."

De frons op Shai's voorhoofd wordt dieper, het maakt van hem een heel ander persoon dan de grapjas die ze tot nu toe gekend heeft. Sowieso blijkt Shai heel anders dan ze eigenlijk had verwacht. Misschien zijn het de problemen waar hij de afgelopen tijd mee te maken heeft gehad: de politie en haar instorting. Ze vindt zijn nieuwe look wel passen. Haar hart slaat er regelmatig van op hol en de kriebels in haar buik zijn ook erg prettig.

Beiden schrikken wanneer de draak zich opricht. Hij vouwt een meterslange vleugel uit, zodat die hen bijna raakt en zegt dan: 'Fee, kom.'

Haar mond valt open. Hij wil toch niet dat ...

"Eh..." Shai doet een stapje achteruit tot hij weer naast haar staat en laat zijn handen langs zijn zij vallen. De rug van zijn rechterhand raakt haar vingers en onder normale omstandigheden zou dat haar gedachten een halt toeroepen. Nu is ze echter te zeer onder de indruk van wat de draak overduidelijk van haar verwacht.

"Op je rug?"

"Wat?" De geschrokken uitroep van Shai is een echo van haar eigen gedachten. Ze is toch geen drakenrijder? Dit gebeurt toch niet in het echt?

Haar keel schrapend, beweegt ze haar arm een beetje losjes in de richting van de vleugel. "Hij wil dat we komen."

"Op zijn rug? Kunnen we niet lopen?"

Omkijkend, ziet ze een olifantenpaadje dat tussen de takken verdwijnt. Zouden er ook mensen wonen in deze wereld? Of zijn ze misschien terug in de tijd getransporteerd?

Ongeduldig klinkt er nogmaals in haar gedachten: 'Fee, kom!'

"Mijn naam is Emma, Fee is mijn achternaam, noem me Emma." Haar vingers bewegen nog een keer langs de hand van Shai en ze moet de neiging weerstaan hem vast te pakken. Het is niet alsof ze dat niet eerder heeft gedaan, maar dat was tijdens enorm stressvolle momenten. Nu ze erover nadenkt, voelt ze de vlekken in haar gezicht verergeren.

"Noemt hij je Van der Fee?" De uitdrukking op Shai's gezicht zou grappig zijn, als de situatie niet zo raar was.

"Nee, alleen Fee. Moeten we met hem mee gaan?" Vliegen op een draak, wacht maar tot ze dit aan Roos kan vertellen.

Voor het eerst voelt ze iets van spijt over de situatie waarin ze zijn beland. Niet terug kunnen gaan betekent nooit meer de confrontatie met haar tante hoeven aangaan, maar ook Roos zal ze dan nooit meer zien. Mensen, waarschijnlijk van school, zullen naar de politie gaan, de vermissing doorgeven van twee leerlingen van havo 4. Misschien zullen ze denken dat ze zijn weggelopen. Het pleegkind en het ongewenste meisje. Typisch tekstboek geval, de politie zal vast niet heel lang zoeken.

Wanneer ze ziet dat Shai nog steeds diep in gedachten verzonken is, hakt ze de knoop door. Iemand moet de eerste stap zetten. Ze grijpt zijn hand en trekt hem achter zich aan, terwijl ze doelbewust naar de vleugel toeloopt. Het leerachtige materiaal lijkt stevig genoeg, maar voor ze een stap omhoog kan zetten, trekt Shai haar naar zich toe.

Hij lijkt niet door te hebben dat hij een hand op haar heup heeft liggen, of dat haar hoofd in brand staat. Zijn ogen klikken vast in de hare en met een intensieve blik fluistert hij: "Hij noemt je niet bij je achternaam, Emma, hij noemt je fee. Als in: de fee. De fee in ons verhaal."

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top