Hoofdstuk 13
Shai
Hij heeft zijn pleegouders geappt dat hij langer op school blijft en net is de laatste bel gegaan. Samen met Emma heeft hij al zijn schetsen uitgeprint en samengevoegd in een mapje en nu zijn ze bezig met het verbinden van de ledjes aan de poort-steen.
"Gebruiken we stroom of een batterij?"
Afwezig werpt hij een blik op de deur, waar de laatste leerlingen lachend het lokaal verlaten, dan kijkt hij Emma aan. De leraar is nog bezig met het opruimen van de gereedschappen die eerdere klassen vergeten zijn, maar als meneer Voerman straks vertrekt, is hij hier helemaal alleen, met Emma.
"Shai."
"Hmm?"
"Stroom of batterij?"
Hij knippert en draait zijn hoofd terug naar de steen die nu een rij witte lampjes aan de binnenrand van het gat heeft. "Ehm... eerst maar stroom, dan verzinnen we later wel waar we een batterij kunnen verbergen."
In de kast zoekt hij een geschikte stekker en op zijn wang kauwend, loopt hij even later weer terug naar de tafel. Emma bladert door de schetsen en schrijft er her en der iets bij. Ze ziet er ontspannen uit, de rode vlekken in haar hals zijn verdwenen en alleen die op haar wangen zijn nog zichtbaar.
Een klein, trots deel van zijn persoonlijkheid schept op dat die kleur door hem veroorzaakt wordt, maar daar wil hij zich niet aan vastklampen. Ze heeft een hele hoop aan haar hoofd en zit nu vast niet te wachten op zijn dwaze verliefdheid.
Volgens het juiste stroomschema, dat hij voor de zekerheid nog even heeft opgezocht, verbindt hij de stekker aan de ledjes. Als hij de steen oppakt om hem dichter bij een stopcontact te zetten, krijgt hij een schok. Bijna laat hij het bouwwerk vallen.
"Auw, nasty."
Emma's hoofd schiet omhoog. "Wat?"
"Dat ding gaf een schok."
Ze staat op en loopt naar hem toe, haar blauwe ogen nieuwsgierig op de steen gericht. "Heb je hem al aangesloten?"
"Nee, ja, alleen de stekker aan de lampjes, maar het is steen, dat geleidt niet."
"Misschien zit er metaal in. Ik heb wel eens iets gelezen over verontreinigd steen of zoiets." Ze raakt voorzichtig de steen aan naast zijn hand.
Met haar gebeurt er niets, maar Shai voelt een rilling door zijn lijf lopen vanwege haar nabijheid.
"Z- zal ik hem aansluiten?" Fijn, nu begint hij ook nog te stotteren.
Hij plaatst de steen in de vensterbank en steekt de stekker in het stopcontact in de muur eronder. Heel even gebeurt er niets, dan beginnen de witte ledjes zachtjes te branden. En dan feller. Steeds feller.
"Horen ze dat te doen?"
Omdat Emma zijn arm met beide handen heeft vastgepakt, duurt het even voordat hij doorheeft dat ze het over de ledjes heeft. Zijn ogen waren gericht op haar vingers, maar nu knijpt hij ze samen omdat de ring geschakelde lampjes hem bijna verblindt. Horen die niet allang gesprongen te zijn? Uit voorzorg doet hij een stap achteruit, Emma met zich mee trekkend.
Net wanneer hij denkt dat de ledjes niet feller kunnen branden, wordt het volledige klaslokaal verlicht. Heel even ziet hij niets meer.
Emma's gil bereikt zijn oor en haar handen knijpen nog steviger in zijn bovenarm. "Shai, doe iets, straks ontploft het nog."
Hij moet de stekker eruit trekken. Op de tast voelen zijn handen naar waar het stopcontact moet zijn en met een ruk trekt hij het snoer los. Er verandert echter niets. Hij moet de steen pakken, de ledjes losmaken. Door een minuscuul spleetje in zijn ogen ziet hij vaag de omtrek van de steen, als een schaduw in de spierwitte glans rondom hen. Zijn vingers strekken zich uit, hij bereidt zich voor op een schok, maar wanneer hij de steen oppakt, voelt hij enkel een zachte trilling.
In de wilde weg rukt hij de ledjes van de steen los, maar het gloeien neemt niet af. Dit slaat nergens op. Komt het licht uit de steen zelf? Wat voor steen is dit? Het is doodstil rondom hen en toch piepen zijn oren. Zijn handen zweten zo erg dat hij bang is dat het ding uit zijn vingers zal glippen. Is Emma daar nog? Hij ziet niets, maar voelt haar vingers in zijn arm drukken. Dat worden blauwe plekken.
Als hij zeker weet dat alle lampjes en draden en diodes en wat nog meer van de steen af zijn, laat hij hem vallen. Hij verwacht een bonk, maar die komt niet.
"We moeten hier weg!" schreeuwt hij, ook al is het licht nog steeds geluidloos.
Voelend naar de tafels achter hem, loopt hij stap voor stap achteruit. Emma stapt met hem mee, zijn vingers vinden haar trui en grijpen de rand beet.
Zijn vrije hand maait achter zijn rug heen en weer, waar zijn die tafels?
"Volgens mij wordt het licht minder", roept Emma hard bij zijn oor, alsof ook zij last heeft van een verborgen bron van lawaai.
Ze heeft gelijk, de glans neemt af. Ze zijn nu twee meter van de steen verwijderd en nog steeds voelt hij geen tafels en stoelen achter zich. Zou er een stormwind zijn geweest, die alles heeft weggeblazen? Maar dan zouden zij die toch gevoeld moeten hebben?
En dan ineens valt hij achterover. Zijn voet is blijven steken in iets dat verbazingwekkend veel als een boomwortel aanvoelt.
Omdat Emma hem nog steeds in een houtgreep vasthoudt, belandt ook zij op de grond.
Een grond die zacht aanvoelt, als gras. De sprietjes kietelen zijn hand die onder zijn rug geklemd ligt. Als verdoofd blijft hij knipperend met zijn ogen liggen, totdat de lucht boven hem niet meer wit, maar blauw is. Grijze wolken drijven in en uit zijn blikveld. Een laag zonnetje schijnt op toppen van bomen die zachtjes heen en weer bewegen in dezelfde wind die hij nu op zijn huid voelt.
Er staan bomen in het klaslokaal. Bomen en gras, en het plafond is verdwenen.
Met een kreun worstelt hij zijn arm onder zijn rug vandaan en dan draait hij zich om naar Emma. Ze ligt naast hem op haar rug; beide handen nog steeds om zijn arm geklemd en ogen stijf gesloten.
Aan weerszijden van hen staan struiken, lage struiken met gele bloemetjes en hoge struiken die tegen donkere boomstammen opkruipen. Zijn linkerhand begint te tintelen.
"Emma, hé, Em, laat mijn arm eens los."
Ze lijkt hem niet te horen en dus tikt hij zachtjes tegen haar wang aan. Zo dichtbij ziet hij de schilfertjes op haar jukbeenderen en voorzichtig wrijft hij eroverheen. Haar lippen staan strak en omdat ze haar ogen zo stevig dicht heeft geklemd, lijkt de huid eromheen wel op twee zonnetjes.
"Em," fluistert hij, een plukje haar van haar voorhoofd vegend, "Em, het is oké, je kunt me loslaten."
Zijn aanraking lijkt te helpen en met twee vingers volgt hij de contour van haar gezicht, tot ze zich ontspant. Het moment dat ze haar ogen opent, is het moment dat ze zijn arm loslaat en met tegenzin gaat hij rechtop zitten. Hij masseert zijn pijnlijke arm, maar geen moment laat zijn blik haar los.
De schok is duidelijk in haar ogen te lezen als ze, net als hij eerst, de omgeving in zich opneemt. Wanneer ze een hap lucht inzuigt, als ze over zijn hoofd heenkijkt, draait hij zich half om en dan stokt ook zijn adem in zijn keel. Ze zitten aan de voet van een immens hoge berg. De top verdwijnt in de wolken, kilometers boven hun hoofden. Zijn ogen beginnen te tranen omdat hij vergeet te knipperen en als hij zijn hoofd weer terug naar Emma keert, staart ze hem met open mond aan.
"Waar zijn we?"
Nog voor hij kan antwoorden dat hij geen flauw idee heeft, klinkt er een gekrijs dat al zijn nekhaartjes overeind zet. Emma's vingers zoeken onmiddellijk hun eerdere houvast weer op, maar dit keer trekt hij net op tijd zijn arm weg. In plaats daarvan springt hij overeind en biedt haar zijn handen aan.
Het gekrijs klonk van boven en dus heft hij zijn kin. Vanonder de beschutting van de grote bladeren van de bomen rondom hen, kijken ze zij aan zij toe hoe een klein zwart stipje langzaam uitgroeit tot een herkenbare vorm. Een vorm die hij een paar dagen geleden nog op zijn laptop heeft geschetst. Een langwerpig lijf, een stompe staart, twee vleugels met klauwachtige punten en een bek die zich wijd open spert om nog een keer te brullen.
Shai knijpt zijn ogen dicht, opent ze weer, ziet nog steeds hetzelfde en zegt dan ongelovig: "Apophis?"
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top