Hoofdstuk 1: Het Boek van Christopher Hammond


"Yes Sir, no Sir

Where do I go, Sir?"

The Kinks (1969)


   -- ✿ --


Hij had haar vermoord.

Het was niet de agent geweest, hij.
Nick liep door het bos. Hij was er nooit eerder geweest, maar toch wist hij waar hij heen moest. Het was alsof iemand hem door het bos leidde. Misschien was het Liber, die hem de weg leidde.
Hij was er bijna, hij voelde het. Hij kon door de begroeiing van een aantal bomen een open veld zien. Zou het daar staan? Dit was waar hij al die tijd naar had gezocht, dit was zijn beloning voor alles dat hij mee had gemaakt. Al dat leed, de eenzaamheid, spijt, schuld, alles. Als hij dat schuldgevoel nou achter zich kon laten. Het schuldgevoel vond hij misschien nog wel erger dan haar dood. Hij omklemde het knuffeltje steviger en voelde het koude ijzer van de ketting tegen zijn vingers. Het was doodstil in het bos, het enige wat hij hoorde waren zijn eigen voetstappen en af en toe het gekraak van een tak als hij met zijn dure schoenen op een tak stapte. Hij las nog een keer vluchtig over de één na laatste pagina van het oude boek. Nog een paar stappen...

Nicholas Mackay dwaalde over de enorme vuilnisbelt. Stapels afval zo groot als heuvels vormden een landschap. Een replica van het prachtige Schotland, maar dan van spullen die mensen niet meer hoefden. Hij vond het eigenlijk wel leuk om rond te dwalen op de vuilnisbelt. Het was een winkel met gratis spullen. Mensen deden veel dingen weg die nog zo goed als nieuw waren.
Nicholas, die door iedereen Nick werd genoemd, werd 34 jaar geleden geboren in 1896. In een klein dorpje in Schotland aan de kust. Hij had een doorsnee gezin met een zus, een moeder en een vader.

Toen Nick geboren werd, wachtte de buurt in spanning. Nicks moeder had al eerder een miskraam gehad, maar ook geboorte gegeven aan een prachtig meisje. Wat deze keer de uitkomst zou zijn, wist niemand. Iedereen hoopte op het beste, maar ging uit van het slechtste. Het liep echter nog slechter af dan ze hadden gedacht.
Als versteend liep Nicks vader de deur uit met in zijn armen een bundeltje doeken met daarin de baby Nick. 'Wat is het geworden?' vroeg de oude buurvrouw, die al die tijd had staan bidden voor de geboorte van een prachtig kind. 'Het is een jongen.' fluisterde Nicks vader. Iedereen begon te klappen. 'Wat een geweldig nieuws!' piepte de kleine Ava, zijn zus die drie jaar oud was bij zijn geboorte. Het kleine meisje klapte in haar handen.
'Annabel is dood.' fluisterde zijn vader plots. De mensen waren van het ergste uitgegaan, maar iets ergers was gebeurd. Zijn moeder was gestorven in het kraambed.
Nick had zijn moeder nooit gemist. Hij wist niet anders dan dat hij geen moeder had. Soms als hij zijn klasgenootjes zag met hun moeders droomde hij over zijn moeder. Ze had prachtige lange blonde haren en zijn vader praatte over haar alsof ze een Griekse godin op aarde was. Als kleine jongen hielp hij zijn vader in de bakkerij. Hij merkte aan zijn vader dat hij erg zijn best deed om niet te laten merken dat hij Nicks moeder erg miste, maar Nick merkte het toch. Misschien was dit waar zijn interesse voor levensverhalen vandaan kwam. Hij wilde weten wie zijn moeder was, hoe ze eruit zag, wat ze deed, alles.

Nicholas stapte over een oude dans jurk en vroeg zich af wat er met de eigenaresse was gebeurd. Had ze hem een aantal jaar geleden nog gedragen? Het was een kokerjurk, hij kon dus niet heel oud zijn. Deze jurken werden amper tien jaar geleden voor het eerst gedragen. Zou de eigenaresse een danseres zijn geweest die nu niet meer kon dansen door een ongeluk? Nick liep verder nog steeds dromend over de danseres. Hij hoopte ooit een dansshow te zien. De laatste die hij had gezien was nog in het leger bedacht hij. Ja, het was de laatste avond van het trainingskamp.
De volgende dag zouden ze vertrekken naar het Westfront. Nog nooit had hij Schotland verlaten. Naar Frankrijk ging hij, maar voordat ze vertrokken, hadden ze een afscheidsavond met een aantal danseressen. Zijn beste vriend Elliot was die avond niet geweest, hij voelde zich ziek, zo zenuwachtig was hij voor de oorlog. Nick lachte bij de gedachte van zijn vriend. Al sinds 1916, veertien jaar geleden, had hij Elliot niet gezien. Hij vroeg zich af hoe het nu met Elliot was. Wat zou hij wel niet van hem vinden, dacht Nick. Hij had geen huis, geen geld, liep rond op een vuilnisbelt en had een baard. Elliot haatte baarden.

Elliot had hij ontmoet in het jaar dat zijn zusje, Ava, overleed, Nick was toen tien jaar oud. Elliot was nieuw in het dorp en had niet veel vrienden. Nick had meteen door dat Elliot een beetje een rare was en met Nick het hele dorp.
De elfjarige jongen nam hem overal mee op avontuur. Ze gingen samen naar de kust, renden door de groene velden en gingen de bergen in. Op deze tochten deden ze altijd alsof ze iemand anders waren. Ridders op kruistocht, twee vluchtelingen, Robin Hood, koning Arthur en Lancelot of soldaten. Hij had zich nooit bedacht dat ze dat op een dag echt zouden zijn.
Dat jaar, 1906, veranderde zijn vader helemaal. Het jaar waar enorme pakken sneeuw de Belgen verbaasden, Rolls Royce een officieel automerk werd, Londen een enorm metronetwerk begon en de dood van Nicks zusje, Ava. Haar dood was afgrijselijk. Ze rende de straat op en werd vertrapt door de paarden van een boer uit het dichtsbijzijnde dorp. Zijn vader had alles zien gebeuren. Zijn laatste herinnering aan zijn vrouw, zijn prachtige dochter met dezelfde lange blonde haren als een engel. Nu ze dertien was en de puberteit begon te komen, leek ze met de dag meer op haar. Ze rende de straat op, achter de appel aan die ze had laten vallen. Het meisje was zo gefocust op de appel dat ze de wagen niet aan zag komen. De man op de bok schreeuwde, maar het was te laat. De ijzige kreet van Ava spookte nog jaren door het hoofd van zijn vader. Hij zag hoe haar kinderlijke gezichtje werd vernield. Hoe haar blonde haren de modder in werden getrapt. Hoe haar witte jurk rood kleurde. Hij had alles gezien. Zijn engel werd vertrapt.
Nick's vader verdween voor eeuwig. Hij toonde nooit meer emoties en keek dagenlang uit de ramen. De man liet geen traan vloeien op de begrafenis.
Hij was er wel, maar deed niks. Werkte niet meer in de bakkerij, speelde niet meer met Nick, ging niet meer uit met vrienden, hij deed niks.

'Hé! Jij daar!' Nick schrok op. Een man stapte uit een oude truck. Achterin de laadbak lag een grote hoop vuilnis. De man zal hier wel werken. 'Kom onmiddellijk naar beneden.' riep de man boos. Nick liep de vuilnis heuvel af, sprong over de jurk en landde in een kopje. Hij gleed uit en viel languit op de zijkant van de berg. Een deel van het afval verschool naar beneden als een lawine. Nick klemde zijn armen boven zijn hoofd om zichzelf te beschermen. De man uit de truck vloekte en kwam zijn kant op. Nick stond op, maar voelde iets bij zijn voet. Hij keek naar beneden en zag een oud boek liggen. Hij had al lang geen boek meer gelezen en pakte het op. Toen hij zag dat de werknemer nu wel heel dichtbij kwam en niet blij was, besloot hij zijwaarts naar de uitgang te gaan. In plaats van naar beneden te lopen en door het dal van het afval gebergte te vertrekken, rende hij van heuvel naar heuvel tot hij bij de uitgang aankwam. Met het boek in zijn handen sprong hij over het hek en maakte dat hij wegkwam.

Toen hij zag dat de man niet achter hem aankwam omdat hij een oud boek had gestolen, stopte hij met rennen. Langs de weg stond een oude strandstoel. De hele weg naar de vuilnisbelt lag bezaaid met afval. Mensen kwamen er bij de deuren vaak achter dat je moest betalen om je afval daar te lozen en besloten dat het goedkoper was om het gewoon aan de zijkant van de weg te dumpen. Nick ging op de krakkemikkige stoel zitten en bekeek het boek. Het was een dik boekje met een lichtbruine leren kaft. De pagina's waren opgekruld en verkleurd door het lang buiten liggen. Met een riempje werd het boek dichtgebonden. Hij gleed met zijn vingers over de kaft. Het stof plakte aan zijn vingers en onthulde een nieuwe kaft. In het lichtbruine leer van de kaft waren figuurtjes gekerft. Nick zag een boot en golfjes en in het midden een naam. In zwierige, ouderwetse letters stond er:
Christopher Hammond.

Wie zou dat zijn? 'Christopher Hammond.' zei hij zachtjes. De naam kwam hem niet bekend voor. Zijn nieuwsgierigheid nam het voortouw en voorzichtig maakte hij het riempje los. Zou het een verslag zijn van een schipper? Of een kapitein van een handelsschip? Misschien was het wel iemand die op een eiland was gestrand... of gewoon een kind dat van schepen hield. Hij sloeg de leren kaft open en kwam op de eerste pagina van het boek, ook daar stond wat geschreven in hetzelfde krullerige handschrift.
Dagverslag van Chris Hammond

1702 -
Het was dus een dagboek. Eigenlijk mocht je die niet lezen, maar de kans was nihil dat hij hem ooit zou ontmoeten, dacht Nick. De persoon is begonnen met schrijven in 1702 en zou nu dus minstens tweehonderd achtentwintig zijn. Met een krakend geluid sloeg hij de gelige bladzijde om. Tot zijn verbazing zat daar een brief. Een liefdesbrief, dacht Nick. Een schipper die naar zijn liefje schrijft over de spannende verhalen op zee. Hij vouwde de brief open en herkende meteen het handschrift. Het koste hem wat moeite om te lezen wat er stond, maar uiteindelijk kon hij het ontcijferen.

Geachte lezer,
Bij deze laat ik u mijn huis na. Ik heb het niet meer nodig en wil het niet laten verwaarlozen.
Het huis staat in de bossen van Wales. Het is een prachtig groot herenhuis, in een prachtige omgeving.

Het leek wel een wonder. Hoe vaak gebeurde het nou dat een dakloze een huis in zijn handen geworpen kreeg. Het enige wat hij moest doen, was naar Wales gaan. Onder aan de brief stonden aanwijzingen. Een deel van de aanwijzingen ging over wegen langs de kust waarvan Nick wist dat ze niet meer bestonden, maar Wales lag nog wel op dezelfde plek. Nick sloeg de bladzijde om en begon het verhaal van Christopher te lezen. 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top