33

Het lijkt wel alsof ik er een gewoonte van maak om mokkend op mijn kamer te verblijven. Ik durf Vasily niet onder ogen te komen. Lotsbestemmingen, daar hoor je niet mee in de knoei te komen. Die hoor je te vervullen. Ik heb mij echter losgerukt van dat wat mij verteld is en ben een hele andere weg in geslagen. Ik heb hem achtergelaten, ook al vertelde het lot ons dat het niet zo hoort verlopen. 

Ik heb geen honger, ook al denk ik dat mijn maag na één dag zonder eten wel zou gaan protesteren. Ik ben erger gewend. Geen eten. Oneetbaar eten. Afzichtelijk eten. Ik heb nooit veel ernergie nodig gehad, ik bleef toch altijd stilzitten. Ik bewoog niet, ik dacht alleen maar. Ik telde de tijd die er verstreek en onthield de tijd die ik er nog moest zitten. De tijd die ik nog over had. Ik heb nu geen idee meer welke tijd ik over heb. Geen idee hoeveel tijd er nog zal verstrijken voordat het gesteente zich een weg naar boven baant tot aan mijn hersenen. 

Wat een treurig vooruitzicht. Geboren om mensen niet aan te raken en gestorven, omdat het niet kan. Hoe tragisch is dat? Vast een goed onderwerp voor een soap. De laatste keer dat ik een soap heb gezien, was toen mijn moeder de TV aanzette en mij behandelde alsof ik niet bestond. Ik snapte niets van al die grote mensen die een masker van grimassen opzette. 

Iemand klopt op de deur. Half verwacht ik dat Vasily binnen komt stormen om iets te schreeuwen over lostbestemmingen en dat je die niet tegen kunt houden. Ik heb in ieder geval gelijk over één van die onderdelen. Het is daadwerkelijk Vasily, ook al vraag ik mij af hoe hij het voor elkaar heeft gekregen hier te komen met een gebroken hart. Ik heb er zelf nog nooit een meegemaakt, maar ik ben dan ook de hartenbreker. 

Hartenbreker aan beide kanten. De kant die nooit voorbestemd is geweest en het ook nooit zou kunnen zijn en de kant die in de sterren staat geschreven als waarheid. Degene die ik niet kan aanraken en degene waarbij ik alleen de behoefte voel hem aan te raken, omdat het zo vreemd en ongelofelijk is dat ik dat eindelijk kan. Ik wil hem niet aanraken op dezelfde manier als ik dat bij Thagan zou willen doen, maar gek genoeg ik Vasily de enige die ik kan aanraken. Een overbodige luxe. Mijn leven heeft nooit uit luxe bestaan, maar nu er één grote luxe in de vorm van eens mens voor me staat, zie ik hem alleen maar als overbodig en onbruikbaar.

Hij is de eerste die spreekt. De eerste van ons tweeën die contact heeft gezocht. De eerste van ons tweeën die niet kijkt alsof hij of zij terplekke in steen wil veranderen. Een transformatie waar ik in ieder geval een stuk dichter bij lig dan dat hij dat ligt. Mijn voeten zijn nu bijna van een massief grijs gesteente gemaakt en zijn hun weg begonnen aan mijn enkels. Ik vraag mij af hoe ik moet lopen als mijn enkels eenmaal vast zitten in een granietgrijze web. Wanneer het onmogelijk wordt ze te bewegen. Kan ik nog lopen als er geen beweging meer in te krijgen valt? Kan ik nog vooruitkomen als ik mijn voeten alleen nog voort kan slepen?

'Je ziet eruit alsof je slecht geslapen hebt,' zijn de eerste woorden die hij zegt. De eerste woorden die mij raken met de kracht van een waterval, mij onder de golven drukkend en verstikkend. Maar ik ben van steen. Ik heb geen emoties. Ik ben er spoedig toch niet meer. Wat maakt ademhalen nou uit als je geen mens bent?

Ik brom wat terug dat lijkt op een verwensing en word nerveus van mijn eigen gedrag. 'Ik ben hier om je voor te stellen aan iets wat je de komende tijd hard nodig zult hebben.' Hij loopt de kamer weer uit en verdwijnt om de hoek. Minder dan drie tellen later verschijnt er een rolstoel die hij mijn kamer in duwt. Een simpel, grijs ding, zoals degenen die ze in het ziekenhuis hebben. 

Hij grijnst naar mij, waarschijnlijk proberend mij op te vrolijken. Bij mij kan er geen glimlach vanaf komen. Je gaat dood, lijkt het koude ijzer mij toe te fluisteren. Je gaat dood en je kan er helemaal niks aan doen.  Ik kan er wel iets aan doen. Ik kan een extreem hoge prijs betalen. Een bloedprijs die ik nooit meer zal weten af te lossen. Een bloedprijs waarmee, al zou ik hem nu nog één keer moeten inlossen, ik niet zou kunnen leven.

Hij port in mijn ribbenkast. Spoort mij aan om op te staan. Hoewel een nog een laagje stof tussen zit, tintelt zijn aanraking, zijn warmte aangenaam. Ik vervloek mijzelf. Ik wil hem aanraken, maar niet om de juiste reden.

Ik stap uit mijn bed en kijk naar het stalen monster waarin ik mijn laatste even staalsombere dagen in door zal moeten brengen. Ik kan ook blijven liggen en mijzelf uithongeren natuurlijk. Ik vraag mij af welke dood makkelijker te sterven is. Vraag mij af of een hongerdood erger is dan letterlijk in een standbeeld veranderen. De laatste tijd vraag ik mij veel dingen af, maar erg goede dingen zijn het niet. Eerder het tegenovergestelde.

'Ik stel je voor aan Royce.' Hij heeft de stoel op wielen een naam gegeven. Hij heeft het serieus gedaan. Ik probeer hem aan te kijken en hem met mijn blik voor gek te verklaren, maar mijn ogen lijken maar niet omhoog te willen gaan. Lijken hem maar niet aan te willen kijken. Na vijf seconden geef ik het op en mompel mijn gedachten hardop. Hij lacht, alsof er niets aan de hand is. Vertelt zijn verhaal, alsof er niets gebeurd is.

Hij vraagt of ik het automerk Rolls Royce ken. Ik antwoord met een stevige nee. Hij mompelt iets over dat het geen zin heeft het dan uit te leggen. 'Ga zitten,' zegt hij, zijn stem verraad verder geen emotie meer. Alsof hij zich nu pas herinnert wat er gisteren gebeurd is en nu niet wil laten kennen dat het voorgevallen is. 'Ik neem je vandaag mee naar buiten.'

Buiten, denk ik, een plaats waar ik een lange tijd niet geweest ben. Thagan's gezicht duikt in mijn herinneringen op en ik geef hem een zwieper, om hem naar de achtergrond te helpen. Misschien moeten we niet gaan, wil ik mompelen op het moment dat hij mij in de stoel de deur uit duwt. 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top

Tags: #romantiek