30
Op het moment dat ik de kamer uitvlucht, botst ik bijna tegen iemand op. Als ik helemaal tegen hem was aangelopen, lag hij nu kreunend op de grond. Gek genoeg is niet het eerste wat ik doe vooruit kijken, maar achteruit. Ik kijk of ik gevolgd word. Of Vasily achter mij aankomt. Iets wat dus niet het geval blijkt te zijn.
Op het moment dat ik de kamer uitstormde, maakte hij al geen aanstalten om op te staan, laat staan achter mij aan te gaan. Ik vraag mij af of dat komt omdat hij rekening houdt met mij of met zichzelf. Weet hij dat ik het niet aan kan? Dat ik het zien van zijn gezicht en het horen van zijn stem niet aankan? Of komt het doordat hij mij niet meer kan zien? Omdat hij weet dat hij mij aan kan raken, maar ik dat niet wil laten gebeuren. Omdat hij weet dat wij voorbestemd zijn van elkaar te houden, maar ik dat niet doe.
Ik vraag mij af of ik van iemand anders houd. Ik mag het mij niet afvragen.
'Sorry,' is het enige wat ik zeg voordat ik ook hiervandaan weer de benen neem. Ik weet niet hoe ik bij mijn kamer kom. Weet vanaf hier ook niet hoe ik bij de kantine kom. Ik begin gewoon met lopen, niet wetend waar ik uit zal komen. Niet wetend of ik een zwart gat binnen zal wandelen. Niet wetend of ik in het niets zal verdwijnen als ik zo doorloop. Stiekem hoop ik het wel. Ik mag het niet hopen. Ik heb iemand om voor te blijven leven. Iemand waarvoor ik móét hopen te blijven leven, ook al weet ik dat het niet zal gebeuren. Stiekem hebben mijn hoop en zin het al opgeven voor het begonnen is.
'Lyssa!' Ik draaide mij half om, nog steeds verder lopend. Ik wil niet wachten en het maakt mij niet uit waarop. Wachten op wie dan ook of wat dan ook kan ik niet aan. 'Lyssa, wacht,' schreeuwt een bekende stem. Niet die van Vasily. Als het Vasily zou zijn, was ik heel snel weggerend. Maar doordat de stem aan iemand anders toebehoort, blijf ik toch stilstaan tot ik ingehaald ben.
Thagan staat hijgend naast mij. Opeens vraag ik mij af of hij degene is waar ik bijna tegenop ben gelopen. Of ik een soort tweede ontmoeting met hem heb herhaald. 'Jij en Vasily...' begint hij. Zodra ik deze zin hoor, begin ik al weer met lopen. Weglopen van alles wat met hém te maken heeft, is momenteel de enige taak die ik voor ogen heb. De enige taak die ik voor mijn ogen kán hebben.
'Ik en Vasily hebben niks,' flap ik eruit voor ik het doorheb. Ik ben blij dat Thagan ergens achter mij loopt. Hij kan de kleur van mijn gezicht niet zien. Kan de onzekerheid in mijn ogen niet zien. En ik kan zijn uitdrukking niet zien.
Haal rustig adem. Je kunt het wel. Je kan doen alsof er niks met je aan de hand is. Ik ben hier slechter dan verschrikkelijk in.
'Ik weet heus wel wat er aan de hand is. Hij heeft het je uitgelegd, waarom zou hij dat niet doen?' Er valt een kleine stilte. Ik probeer een antwoord te geven dat niet al te verdacht klinkt. 'Waar ga je trouwens heen?' Ik negeer de tweede vraag en focus mij op de eerste. 'Thagan, ik zal sterven.' Alsof hij dat nog niet niet weet. Hoe tactisch ben ik vandaag wel niet?
'Ik weet het,' is het enige wat hij zegt. Zo te horen kost het hem moeite dat uit te spreken. 'Dat is geen reden om je laatste...' Kleine hapering. Ik snap het wel. Hoe duidt je tijd aan als je geen idee hebt hoe lang iets nog zal duren? Vooral de als dood zo ongebegrijpelijk en tijdloos is altijd. 'Je laatste momenten in eenzaamheid door te brengen. Je moet er juist het beste uithalen wat je kan.'
Het klonk alsof hij tekst uit een boek of film voorlas. Niet dat ik er daar veel van had gelezen of gezien. 'Nu klinkt het alsof je er helemaal niet tegen ben mij met hem te zien.' Dat was niet wat ik wilde zeggen, totaal niet. Eerder het tegenovergestelde. Ik moest hem geruststellen, niet vertellen dat er meer aan de hand was dan ik deed voordoen.
Thagan zweeg even en weer viel die ongemakkelijke stilte. 'Ik wil dat je gelukkig bent,' zei hij uiteindelijk. 'Ik wil mijn tijd niet met Vasily besteden.' Pas toen ik de uitdrukking op zijn gezicht zag - inmiddels had hij mij ingehaald, zo langzaam als ik was - besefte ik wat ik zojuist had gezegd.
In plaats van een echt graf voor mijzelf had ik een tijdelijke gegraven. Hoe kwam ik hieruit? Hoe kon ik mij hieruit reden?
'Wat bedoel je daar mee?' was de vraag die hij toen stelde. De vraag waarop ik geen antwoord wilde geven. De vraag die ik het meeste vreesde.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top