21

Thagan is weer naar één van zijn "geheime bezigheden" gestuurd. Ik zit nu alleen in de kantine met een leeg bord voor mij. Het bord is bijna net zo leeg als ik mij momenteel voel. Alleen daar liggen er nog te misten kruimels op om zijn teleurstelling te verbergen. Ik heb niks om het te verbergen. Ik heb nooit de kans gehad te leren hoe dat überhaupt werkt. Misschien begrijpen mensen mijn emoties niet, maar het is niet zo dat ik mijn best doe om ze te verbergen. Ik weet soms gewoon niet hoe ik ze moeten uiten. 

In drama's op televisie die ik vroeger heb gekeken, was er altijd wel wat aan de hand. In dat opzicht lijken ze heel erg veel op mijn leven. Mijn leven is nooit "saai", om het even met dat woord aan te duiden. Ik vraag mij altijd iets af, ook al is de gedachte zelfs soms niets waard. Ik probeer  mij altijd wat af te vragen. Het is alsof als ik dat doe, ik niet aan iets anders hoef te denken. Ik kan mij daar dan helemaal op focussen. 

In de cellen had ik altijd een paar blaadjes en een kleine potlood bij mij. Ik kon schrijven bij het kleine licht dat er was, maar ik vroeg mij later altijd af wat ik had geschreven. Ik kon het later niet meer lezen. De potlood was te licht, had eigenlijk geen punt meer. Soms moest ik een punt vormen door langs de muur te schrapen, maar hoe vaker dat gebeurde, hoe minder potlood ik over hield. Daarom had ik besloten dat het herlezen van mijn eigen woorden niet nodig was. Het was goed zolang ik ze maar op had geschreven. Zolang ik maar gevoelens had geuit. Want als een persoon gevoel heeft, hoe kan het dan een monster zijn?

Ik denk nu aan de volgeschreven papiertjes in de cellen. Aan de cel die daar nog steeds staat. Aan de papiertjes die daar waarschijnlijk nog steeds in liggen. Ze liggen daar om weg te rotten. Om de herinnering aan het ontsnapte meisje te houden. Ik weet dat mijn verblijf minder aangenaam zal worden over een tijd. Omdat ze naar mij zullen zoeken. Ze zijn waarschijnlijk al begonnen, maar tot nu toe heb ik daarvan niks gemerkt. Maar ik zal er iets van gaan merken, dat weet ik zeker. 

Ik sta op en schuif mijn bord in het rek bij de andere borden die er staan. Ik vraag mij af waarom mensen sterven als ze míj aanraken, maar niet als ze iets aanraken wat ik ook heb aangeraakt. Als ik een of ander besmettelijk iets zou zijn dat pijn afgeeft als je er in contact mee komt, dan zou een persoon ook pijn moeten ervaren als hij of zij dit bord aan zou raken. Ik slaak een zucht en maak mij klaar om naar mijn kamer te gaan. 

Misschien doet alleen zijn mij wel even goed. Ik kan niet altijd rekenen op Thagan's steun. Ik moet het ook kunnen redden in mijn eentje. Het is niet zo dat hij dag en nacht aan mijn zijde hoeft te blijven. Ik heb het hem niet gevraagd. Hij heeft het niet aangeboden. Bovendien zou ik mij waarschijnlijk kapot schamen als ik de hele tijd door bij hem in de buurt zou zijn. 

Gedachteloos loop ik de hoek om van de gang. Ik kan nog net een paar stappen achteruit doen om te zorgen dat ik niet tegen iemand op bots. Wat mij verbaasd is dat de persoon blijft staan, zonder verder te lopen of zelfs ook maar iets te zeggen. Ik kijk op van mijn schoenen en mijn hart slaat een slag over als ik zie wie er voor mij staat. 

Hoewel hij de afgelopen week heel erg zijn best heeft gedaan mij te ontwijken, is het hem nu duidelijk mislukt. Hij heeft een uitdrukking op zijn gezicht die een klein jongetje zou hebben als hij werd ontdekt tijdens het stelen van snoepjes uit de pot. 'Hé,' zegt hij als begroeting. Ik groet hem niet terug, maar blijf hem gewoon verbaasd aanstaren. Dat ik hem tegenkom is al heel wat, maar dat hij ook nog praat... 

Hij staart mij ongemakkelijk aan. 'Weet je, als mensen iets zeggen, hoor je iets terug te zeggen.' Ik antwoordt nog steeds niet, maar kijk naar Vasily's ogen, die onrustig naar alles kijken, behalve naar mij. Dan trek ik mijzelf uit mijn hypnose en werp een zwak schild om mij heen. Ik trek mijn wenkbrauwen samen in een frons en probeer hem verachtend aan te kijken, wat vast en zeker totaal mislukt. 

'Ik dacht dat men niet hoefde te antwoorden als dat tegen hun wil in was.' Nu kijkt hij wel naar mij. Ongelovig. Alsof hij niet kan geloven dat ik die woorden zojuist heb gezegd. Ze klinken ook misplaatst in mijn mond. Ze horen op een tong te liggen van een of ander arrogant populair meisje, niet van een meisje dat te veel tijd in gevangenschap heeft doorgebracht. 

'Ik had gehoord dat je veel met Thagan optrekt?' Zijn stem is bitter en zijn ogen wendt hij weer af. Ik begrijp hem niet. Waarom zou hij er niet blij mee zijn? Eerst wilde hij toch nog dat ik contacten zou leggen? Niet meer bang zou zijn voor mensen? Mijn kamer uit zou komen? Dit is toch iets goeds? 'Dat heeft niks met jou te maken,' mompel ik en besluit mij langs hem heen te manoeuvreren. 

Hij pakt mij vast bij mijn bovenarm als ik hem net passeer. De rillingen lopen over mijn rug als zijn hand mij aanraakt. Het tintelt onaangenaam en het kippenvel staat op mijn armen. 'Dat heeft het wel.' Ik kijk hem vragend aan, maar hij gaat niet verder. Zijn blik ligt op zijn hand die mijn arm omklemt. Alsof hij verbaasd dat hij mij gewoon aan durfde te raken. Ik trek mijzelf los en creëer wat afstand. 'Vertel mij dan eens wat het met jou te maken heeft.' 

Nu is hij degene die bevriest. Hij doet zijn mond open en dan weer dicht. Als een vis op het droge die probeert adem te halen. Hij zal sterven als hij zo doorgaat. 'Je zou het niet begrijpen,' zegt hij dan en loopt met grote passen weg. 

Hij houdt zijn hand voor zich uit alsof het het achtste wereldwonder is. Een bijzonder object waar hij langer naar wilt kijken. 

Dat knijpt hij die fijn alsof hij iets vermorzelt. 

Het voelt alsof mijn hart samen met die kneep uit elkaar wordt gescheurd.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top

Tags: #romantiek