18
De hele week gaat het zoals in de afgelopen twee dagen. Thagan komt bij ophalen om te eten en we sluiten aan bij de jongen met de vale shirts, als hij zich niet bij ons aansluit dan. Dat laatste komt het meeste voor, want Jem is niet iemand die houdt van heel erg vroeg opstaan.
Het praten met hen gaat steeds gemakkelijker, maar dat zou ook kunnen komen door Jem's gave om mensen de waarheid te laten spreken. Ik dacht dat dat heel irritant zou kunnen zijn, maar eigenlijk valt dat best mee. Ik vind het fijn om niet meer om dingen heen te praten, maar gewoon te kunnen zeggen wat ik wil.
Ik heb al een paar keer gelachen, maar het geluid bevalt mij niet helemaal. Ik heb het zolang niet meer gedaan, dat het lijkt alsof ik niet meer weet hoe het werkt. En dat irriteert mij. Ik wordt eraan herinnert dat ik niet normaal ben. Dat ik geen normaal leven heb gehad. Dat ik ook nooit normaal kan zijn. Hoewel ik niet meer elke seconde denk aan de doden die ik ongewild heb veroorzaakt, hangt het nog steeds ergens achter in mijn hoofd.
Ik heb weer last van nachtmerries. In het begin had ik ze ook. Het begin van alles. Mijn gevangenschap en het onderzoeken van mijn gave. Ik zag de gezichten van de mensen die ik pijn had gedaan. En precies zoals ik daar had gedaan, word ik ook hier gillend wakker met tranen die over mijn wangen rollen. Ik weet dat ik donkere wallen onder mijn ogen heb en volgens mij valt het Thagan ook op. Hij kijkt soms vanuit zijn ooghoeken bezorgd naar mij. Ik glimlach dan, waarna hij betrapt wegkijkt.
Ik mag hem wel. Hij heeft een soort vaste rust over zich heen. Iets dat je vertelt dat alles goed zal komen. Maar zodra hij er niet meer is, bekruipt dat gevoel mij weer. Het gevoel dat er iets op het punt staat om mis te gaan. En dus blijf ik zolang mogelijk bij hem in de buurt.
Voor buitenstaanders, de mensen buiten mijn hoofd eigenlijk, zal het er vast raar uitzien. Een meisje, een dodelijk meisje, dat hem achtervolgd. Hoewel hij en Jem er geen problemen mee lijken te hebben, word ik soms toch weggestuurd. Iets met belangrijke posities en geheime dingen.
Ik volg Thagan ook vandaag weer. Ergens midden in de gang stopt hij en kijkt mij aan. 'Er is iets wat ik mij eigenlijk al een tijdje afvraag. Mag ik je misschien een vraag stellen?' Ik knik. Hij kijkt even weg en stelt dan pas de vraag. 'Het is niet zo dat ik mij eraan irriteer, maar waarom volg je mij overal heen?' Ik kijk hem bevroren aan. 'Je hoeft het niet te zeggen hoor als je dat niet wilt.' Hij ziet er ongemakkelijk uit.
Ik schud mijn hoofd. 'Ik wil best antwoord geven hoor, maar lach mij niet uit.' Hij grinnikt. 'Ik betwijfel of ik je wel uit zou kunnen lachen. Je lijkt overal zo serieus over te zijn. Ik zal mensen niet snel uitlachen als ze iets echt serieus doen.' Ik glimlach even. Dat is een antwoord dat bij hem past. 'Je bent gewoon iemand die tegen mij praat, ook al weet je wat er aan de hand is.' Dat is nog niet helemaal het antwoord.
'In dat geval zou je ook Jem kunnen volgen. Hij praat toch ook gewoon tegen je?' Ligt het aan mij, of klinkt hij teleurgesteld. Ik aarzel, maar besluit hem eerlijk te antwoorden, ook al is Jem hier niet om mij dat te laten doen.
'Ja, maar hij is niet hetzelfde. Je geeft gewoon zo'n gevoel af dat er voor zorgt dat ik niet meer aan de slechte dingen denk. Dat het misschien goed zal komen. Dat voelt goed. Het is heel anders dan het gevoel dat andere mensen mij geven. Meestal gaven ze mij het gevoel dat de wereld beter af was zonder mij.'
Thagan bloost lichtjes. Hij zegt niks. Of weet gewoon niks te zeggen. Ik zeg ook niks. De stilte is ongemakkelijk, maar wat zou ik moeten zeggen? 'Wil je naar buiten?' vraagt hij dan. Ik kijk hem verbaasd aan. 'Ik zal eerst toestemming moeten vragen hoor, maar het lijkt mij stom om hier de hele tijd onder de grond te zitten.' Ik kijk hem nog steeds met grote ogen aan, maar knik. 'Dat zou ik fijn vinden,' antwoord ik zacht.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top