Hoofdstuk 2

Dankzij de kaarsen dat hier in de gang branden, kon ik de weg vinden in de bovenste verdieping. De spinnenwebben dat aan de muur nog hangen, maakt het nogal spookachtig.

Het zag er al zo uit toen ik een paar weken geleden hier voor het laatst ben geweest.  Dus het wordt hier amper schoongemaakt.

Maar ik ben hier niet gekomen om het huis schoon te maken. Ik ben hier gekomen voor iemand.

De tweede deur links is waar ik moet zijn. Het houd is oud en de deurklink ook. Het zou dus niet moeilijk moeten zijn om tegen de deur te stampen, zo dat die in de kamer daarachter op de grond terecht komt. Niet dat ik dat van plan ben.

Ik stop voor de deur en klopte twee keer, dan pauze. En dan één maal kloppen.

'Binnen,' zei een stem. En ik ging naar binnen. Meteen werd de geur van rook als een slag in het gezicht en ik hoestte meteen.

Ik hoor het geluid van een raam dat werd geopend 'sorry,' zei de mannen stem 'ik vergeet altijd de raam open te doen voor dat ik mijn gasten ontvang,' zei de man uit wijze van groeten.

'Het is al goed, Gregor,' zei ik hoestend. Hoe veel pijpen heeft hij al gerookt?

De man voor me droeg donkere kleding. Hij is ergens achter de twintig met warrig bruin haar en draagt vodden. In zijn rechterhand heeft hij een pijp vast waar er een klein straaltje rook uit komt.

Mijn kap draag ik nog op, en stap verder naar binnen in het kaars verlichte kamer. In het midden van de vierkante ruimte staan er twee stoelen en een tafel ertussenin. Dicht aan het raam is er een kast gemaakt van donker houd met boeken en papieren erin. Dat geldt ook voor de andere kast aan de andere kant.

Ik zet me niet neer.

'Je hebt nieuws voor me?' Vroeg ik. 'althans, dat staat er volgens mij op de vage brief dat je je boodschapper naar mij hebt laten sturen,' zei ik zakelijk. Alsof dit de normaalste zaak is dat er bestaat.

Twee dagen geleden kreeg ik een duw toen ik onderweg was naar de bakker waar ik voorlopig nog werk. En er was subtiel een brief met maar slechts drie letters en enkele cijfers in mijn zak gestoken. Ik had het niet gemerkt tot dat ik bij mijn werk kwam en toevallig in mijn zakken zat.

Later in ons huis. Of beter gezegd 'krot.' (Dat is een betere beschrijving voor onze verblijfplaats.) opende ik de brief.

NWS stond er op. Het had me een uur gekost om het te ontcijferen en dat het: 'nieuws' betekent. Plus die cijfers dat me het dubbele van de tijd heeft gespendeerd. Het blijkt een datum te zijn.

Die stomme vage brieven ook. Beter zo dan dat we worden gearresteerd wegens... weet ik veel wat.

'Ga zitten, Anna,' zei Gregor liefjes.

Ik ging zitten. Maar voor ik dat deed deed ik mijn mantel uit en hang het aan de rug van mijn stoel. Mijn vingers gingen naar de riem waar mijn dolken zitten en tokkel er met mijn vingers eraan. Het was niet om ze te tentoonstellen. Het was een waarschuwing.

Ik zag hem slikken. Mooi.

'Ik hoop dat het goed nieuws is. Is het over het meisje?' Vroeg ik.

Hij nam een teug van zijn pijp en blaast de rook langzaam eruit 'het is zeker nieuws, maar of het goed is, hangt van jou af,' zei Gregor hees.

Ik trok een wenkbrauw op 'hangt van mij af?'

Hij knikte 'over het meisje. Die Lena Pas waar je het over hebt uit Itun. Ze zijn haar nog steeds aan het zoeken. Over haar familie ben ik niet zo veel te weten gekomen. Heb enkel ontdekt dat ze gevlucht zijn.' Er stroomde een opgelucht gevoel door mijn aderen. 'Maar' vervolgde hij 'heb wel gehoord dat ze haar stiefbroer uit het leger zijn gaan halen om hem te gaan executeren.'

Paniek. Mijn maag verkrampt van de paniek. Ik krijg het koud. (En het is niet van de steeds kouder wordende lucht van het open raam.) Ik doe heel hard mijn best om mijn gezicht in de plooi te houden.

'Maar hij blijkt ontsnapt te zijn en wordt gezocht wegens landverraad, desertie en wegens schuil te houden van een magiër.'

Het schuil houden van een magiër!? Wat een leugen!

Met mijn hand greep ik naar mijn zilveren ketting met een puntige rozenkwarts eraan 'en over de familie van haar vrienden?'

'Geen spoor. Ze waren al op de nacht dat het meisje verdween al gevlucht.' Hij keek naar mijn ketting dat ik inmiddels al heb losgelaten. 'Mooie ketting trouwens,' zei hij met nieuwe interesse.

Mijn handen gingen er weer naartoe 'het is niet te koop of als betaling voor de duidelijkheid.'

'Dat bedoel ik niet, schat. Het was een compliment.'

'Terzake,' zei ik ferm. 'Weet je toevallig waar ze haar precies zoeken?' Het klonk wanhopig uit mijn mond en ik kon mezelf voor mijn kop slaan omdat ik mijn emoties de baas heb laten worden. Hij merkte het ook op. Met zijn lentegroene ogen keek hij me onderzoekend aan 'je moet wel veel om dat meisje geven als je zo wanhopig bent.'

'Dat zijn jouw zaken niet,' siste ik. Ik moet nu kalm zijn. Ben nooit altijd goed geweest met rustig te  blijven op ongemakkelijke momenten; ik adem diep in en dan weer uit.

'De broer van dat meisje. Is hij je geliefde?, vroeg Gregor.

Ik keek hem aan 'nee. Hoezo?'

'De manier hoe je de ketting vasthoudt en hoe je reageert op de situatie. Heb je het van hem?'

'Nee. Van mijn moeder van toen ik klein was.'

Gregor legde zijn pijp neer en pakte papieren dat op tafel lagen. 'Om je vraag nog te beantwoorden,' zei hij zonder naar me te kijken 'Ze zoeken haar in het noordwesten, zuid en in de hoofdstad Valda.'

Valda. Die stad was onze eerste optie geweest omdat je daar makkelijker werk kunt vinden. O, in Andarrals naam nog aan toe. Wat ben ik blij dat we toch niet hadden besloten om naar Valda te gaan.

'Is dat alles?' Vroeg ik. Gregor knikte.

'Deze keer heb ik niet zo veel ontdekt. Wel dat die Lena Pas nog steeds zoekende is.' Hij stond op en is aan het raam gaan staan waar we de mensen buiten lachend uit tavernes horen gaan, nam weer een teug van zijn pijp en blaast het dan weer uit.

Gregor is een goede spion, maar er is tegen me gezegd geweest dat ik ook voor hem moet oppassen. Dat hij niet altijd te vertrouwen is. Maar ik ben zeker dat hij dat niet zou doen doordat ik hem goed genoeg heb betaald voor de opdrachten. Ik weet dat het naïef is maar al van het beging heeft hij uitstekend werk gedaan.

'Dan neem ik aan dat ze veilig is.' Ik sta op van mijn stoel en trek mijn lange mantel weer aan. 'Bedankt, ik hoor nog wel van je,' zei ik. En ik draai me om, maar Ik hield halt toen Gregor weer sprak.

'Wat ik wel raar vind, is toen ik in Itun was, heb ik nog geen één keer je naam gehoord,' zei hij neutraal. Nog steeds naar buiten kijkend. maar er zat duidelijk iets bedenkelijks er in. 'Ik heb je naam zelfs proberen te zoeken. Ik vond niets. Ik vond veel Anna's, maar geen Anna Tifier.'

Ik probeer er niet gespannen uit te zien en en probeer zo kalm mogelijk te praten. 'Vreemd. Misschien heb je nog enkele namen over het hoofd gezien.' Nu draait hij zich om.

'Ik kan je verzekeren mevrouw Tifier, dat ik samen met mijn beste spionnen alles grondig hebben doorzocht. Je hebt al van het hele begin toen je mij ging inhuren niet één keer gevraagd om naar je familie te zoeken. Een beetje vreemd vindt je niet?'

'Dat komt omdat ik er geen heb. Ik ben een wees.'

Hij keek me onderzoekend aan.

'Ik ben niet afkomstig uit Itun. Maar ergens in het zuiden van het land. Het dorp had geen naam. Ik leefde zo'n beetje als een zwerver in Itun. Ook al heb ik me daar geregistreerd

Hij lijkt er in te trappen want hij zei: 'natuurlijk. We zijn klaar.'

Met rustige stappen ga ik naar de deur.

Ook al ben ik uit die kamer, ik voel Gregors ogen nog altijd op mijn rug prikken.

                                 ***

Het begon te regenen toen ik buiten kwam.

De mensen zijn al gaan schuilen voor de koude regen dat uit de hemel valt. Pluvia. De godin van het weer en het water zegent ons volgens de mensen. Er zijn mensen dat nog geloven in de Goden van Andarral en in de mythische wezens.

Ik persoonlijk geloof er daar niet in. Dat er soms nog over magiërs wordt gepraat kan ik niet ontkennen, maar ik zelf heb nog nooit er één gezien. Ik weet eigenlijk niet wat ik zou doen moest ik er ooit eentje tegenkomen.

Een magiër helpen wordt al gezien als verraad tegen de Koninklijke familie. Het is wel niet echt duidelijk wat ze precies met die mensen doen. Maar ik wil het niet weten.

Over magie praten is eigenlijk ten strengste verboden. Zelfs om die reden betekent al dat je de doodstraf krijgt.

Mijn gedachten gaan daardoor terug naar het gesprek met Gregor. Faran. Waar ben je toch mee bezig, dacht ik tegen mezelf. Ik kan het niet geloven. Gregor zou verkeerde informatie hebben, dat kan niet anders.

Veilig kom ik de Ravenstraat uit. Verderop zie ik een vuile steeg en ga daar naartoe. Blijf er in nadat ik gecontroleerd heb of ik hier buiten de ratten alleen ben.

'Kuso!' Hoor ik Kit achter me vloeken. 'Ben je nu helemaal gek geworden!'

Ik draai me om en zie daar mijn niet zo blije vriend daar staan. Hij heeft duidelijk alles gehoord via het open raam. 'Je snapt toch wel waarom ik dit doe. Zo weten we wanneer we weer moeten vluchten,' zei ik stellig.

'Of die man zal ons verraden wanneer het hem goed uitkomt.' Zei Kit furieus. 'Ik heb alles gehoord, Lena. Hij heeft duidelijk een vermoeden. Jezelf aan een spion laten zoeken is echt gewoonweg gevaarlijk dom!' Hij trok zijn monddoek naar beneden en ik zag zijn woede overduidelijk. Kit is normaal bijna nooit boos. En ik krijg de gelegenheid van zijn zeldzame woede die zijn donkere ogen zwart doen laten lijken. Het voelt eerlijk gezegd heel ongemakkelijk.

Ik kruiste mijn armen 'ik weet dat het gevaarlijk is! Maar hoe moeten we anders weten of er mensen van Itun zijn die ons hier zoeken?'

Daar wist hij niets op te zeggen. We weten allebei dat ik een groot risico doe. 'Ik doe dit al bijna twee maand en we zijn nog altijd niet gepakt.'

Kit kijkt verbaasd op met een combinatie van afschuw. Hij begon weer te vloeken in het Sagottonees. Als kind had hij en zijn vader Hiro, mij en Dennis die taal een beetje geleerd. Kit leerde me vooral vloeken. Sommige woorden versta ik en het zijn niet de properste woorden die er zijn.

'Alle zwaarden en pijl en boog! Doe je dit al zo lang zonder dat ik het in de gaten had?' Zei Kit met ontzag.

Nu voelt hij nog andere dingen dan woede.

'Kom we gaan naar ons nederig huisje, Lena. Dennis zou misschien wel al weten dat we weg zijn.' Hij zei het nu minder boos dan voorheen.

We liepen de steeg uit en we lopen richting de veiligste gedeelte van De Dodeboom.

Een koud gevoel kruipt over mijn ruggengraat. Dat gevoel ken ik. Dat heb ik altijd als iemand ons van op een afstand begluurd.

Ik draaide me om.

Er staat niemand. Enkel de de natte lege straat vol met plassen met de geur van pis. En nog iets. Ik heb het nog nooit geroken. Het ruikt bitter en zuur tegelijkertijd.

'Wat is er?' Vroeg Kit toen hij merkte dat ik was gestopt.

'Ik weet het niet,' zei ik zacht. 'Ik voelde dat er iemand naar ons kijkt. Maar ik zie daar niemand.'

Kit kijkt met fijngeknepen ogen naar de donkere straat. De fakkels dat door de regen zijn gedoofd laten een donkere enge sfeer met schaduwen achter.

Kit komt dicht naast me staan en fluistert in mijn oor: 'ik weet hoe we die kwijt kunnen raken.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top