Hoofdstuk 1


De geur van pis en maaginhoud vind een weg door mijn neusgaten als ik de Ravenstraat in loop. Voor een meisje van zeventien is dit niet één van de ideale plekken om naartoe te gaan in Vinaru.

Vinaru is normaal gesproken een stad dat alleen voor de rijke mensen van adel is of voor mensen met een succesvolle carrière en veel winst hebben. Dat klopt al helemaal niet als je in het centrum naar de winkels kijkt en naar de bediendes dat voor de rijke families werken. Naar de bakkers en slagers. Tja waar zullen ze anders aan eten en kleren moeten komen?

Maar de meest deprimerende gedeelte van de o, zo perfecte prachtige stad is De Dode Boom. Een gedeelte waar de gewone mensen naar daar zijn gejaagd om dat de rijke mensen ons als vuil zien en dus minderwaardig zijn in hun ogen. Er heerst daar veel armoede; De gevaarlijkste plek is dan wel De Schedel. Waar er daar af en toe criminaliteiten gebeuren. Maar er zijn hier vooral gevaarlijke mensen als moordenaars, verkrachters, mensen met illegale zaken enzovoort.

Ik trek de kap van mijn mantel nog verder over mijn hoofd en kijk naar de grond, af en toe kijk ik onopvallend naar mijn omgeving. Het eerste wat me opvalt zijn de vuile kasseien straten en hoe de mensen hier gekleed zijn. Die dat buiten zijn zijn meestal met vodden gekleed dat er vuil uit zien. En de café bazen iets netter, maar nog altijd... hoe moet ik het zeggen. Onaangenaam. Behalve de pooiers. Die zien er eerder raar uit. Duidelijk dat ze met het geld van de vrouwen profiteren.

Net als ik langs een prostitutiehuis kom, gaat de deur open en lopen er twee mannen naar buiten, die er nogal bevredigd uit zien.

'Die Sagottonese vrouw was me het uur wel waard!' Zei een brede man met een baard.

'Echt?' Vroeg de tweede. Die nogal mager was met konijnen tanden 'dan moet je ook met die blonde met die grote borsten maar eens doen!' Deze keer luider 'ze kan trouwens goed met-

'Ja, ja,' zei de brede man 'met haar heb ik ook al een uurtje gehad.'

'Met haar ook al?'

'Ja natuurlijk, hahaha!'

Ik wou niet alles horen wat ze daar binnen hebben gedaan, dus liep ik al snel voort voor dat ze me opmerkte. Niet dat ze me snel als een meisje zullen herkennen. Ben voor de veiligheid vermomd als een jongen en dus zullen de meeste me met rust laten.

Toch gaat mijn linkerhand even langs de verborgen plek waar ik mijn dolken heb verstopt.

Verderop zie ik een oudere vrouw met lange grijze lokken, dat zich voordoet als een tovenares. Haar naam is Yrsa. Het is niet de eerste keer dat ik haar hier tegenkom. Vaak probeert ze mensen te lokken om hun toekomst te voorspellen met steentjes met rare tekens erop en kaarten. Natuurlijk weet iedereen hier dat ze geen echte is. Magie is verboden in Oxom; Het verbaast me dat ze in de twee maanden dat ik en mijn vrienden hier in Vinaru wonen hier niet door iemand is aangeklaagd. Maar dit is De Schedel. Niemand wordt hier verklikt.

'Hallo, jonge man,' zei de vrouw met haar gerimpelde hand naar mij wijzend 'zal ik jouw toekomst voorspellen?'

Ik deed alsof ik geïnteresseerd ben en subtiel toon ik haar het houten kaart met een ster erop met in het midden een schedel er in. Snel kijkt ze er naar zonder het aan te raken en leid me naar binnen. Dat hoeft ze niet te doen. Ik ken het hier binnen.

Hier binnen in haar winkel vind je van alles. Kettingen en armbanden met een cirkel met een verticale streep er door en twee korte horizontale strepen boven elkaar in de cirkel op de streep. Het beschermteken van de magiërs. Vuurstenen voor vuurmagiërs. Voorwerpen waar je zogezegd beschermt wordt tegen monsters. (Flesjes teennagels, haar, veldbloemen. Noem maar op) botjes van kleine dieren en giftige planten, rare popen gemaakt van stro, flesjes met magische drankjes, (nep natuurlijk) schedels van dieren. Het is te veel om op te noemen.

'Wacht hier,' zei Yrsa 'ik heb hier nog een klant. Hij wist nog niet welke vragen hij ging stellen, dus heb ik hem even denk tijd gegeven.' Ze zucht geërgerd 'hij vroeg wel constant hoe mijn magie precies werkt en of ik een heks ben, en ik zei: meneer. Als ik een heks was was je al lang betoverd met zwarte magie! Ik hou me niet bezig met die dingen. Het doet meer slecht dan goed.' Ze lacht. Al haar rotte tanden zijn te zien of wat er nog van over is. maar het gelach is zo'n raar en eng geluid dat ik moeite moest doen om niet ineen te krimpen. 'Dat zijn typisch rijkeluiskinderen dat niet beter weten.' Ik kijk haar verbaast aan maar ze lijkt het niet te merken 'of beter gezegd,' voegt ze er nog aan toe 'een jonge volwassen man van tussen de achttien en twintig jaar oud. Oud genoeg om te trouwen en kinderen te krijgen. Die rijke mensen in deze stad kweken als konijnen!'

'Ja, ik snap het, Yrsa,' zei ik geduldig, maar dat lukte niet zo goed.

Yrsa negeert mijn toon en loopt naar achter maar stopte plots en kijkt over haar magere schouder naar mij 'hij is boven trouwens, Anna. Straks kom ik hem halen.' En ze gaat dan verder naar achter.

Die naam ben ik ondertussen al gewoon.

Ik zeg best niet mijn echte naam tegen de mensen van De Schedel, dat is te riskant. Eigenlijk zeggen we tegen niemand in heel Vinaru niet wie we echt zijn. Zelfs tegen de vriendelijke mensen in De Dode Boom niet. Het zou me niet verbazen moesten de meeste mensen in De Schedel allemaal een valse naam hebben.

Ik kijk even rond in de winkel zoals ik altijd doe om de tijd te doden als ik moet wachten. Al die rare dingen dat ze verkoopt dat zogezegd magische dingen zijn of hulp middelen. Ik weet niet veel over magiërs en hun kunnen, eigenlijk weet ik in het algemeen bijna niets over magie. Honderden jaren geleden werden de magiërs gedood nadat koning Tiberias ||| bedreigd werd door hun; magie werd sindsdien niet meer toegestaan in Oxom.

Even hield ik een flesje vast met een blauwgrijze vloeistof erin en legde het terug. Ik snap niet dat er iemand hier iets zou willen kopen. Velen weten misschien dat het nep is. Maar Yrsa had net nog gezegd dat er hier een rijkeluiszoon is. Ondanks dat iedereen weet dat magie verboden is en heksen en magiërs bijna nergens te bespotten zijn, lijkt het voor sommige eerder nieuwsgierigheid dan argwaan op te wekken. En als ik zelf heel eerlijk mag zijn, ben ik ook nieuwsgierig. Maar zelfs als ik magie zou bezitten, dan zou ik voor heel mijn leven achter mijn rug moeten om kijken. Zou ik makkelijk worden verraden en niemand vertrouwen.

Aan een spiegel hield ik halt. Ik kijk naar mezelf in deze half donkere winkel met iets te weinig kaarsen. Er is nog genoeg licht om mezelf, de spullen en de omgeving te kunnen zien. Ik kijk even om me heen of ik alleen ben. Mijn kap trek ik een stuk naar achteren tot enkel mijn gezicht te zien is. Mijn felle bruine ogen lijken door de dichtstbijzijnde kaars wel licht te geven. Mijn volle roze lippen dat al weken geen lach hebben vertoond, lijken bleker. Mijn huid dat eerst licht gebruind was door de zomerzon is nu bleek. Bleek van te weinig slaap en stress. Stress om altijd een plan te bedenken om de volgende dag te overleven.

En dan mijn sproeten.

Die lijken nu meer op te vallen.

Ze vallen zelfs meer op dan de natuurlijke blos eronder.

Zuchtend trek ik mijn kap terug naar voren besloot er niet op te letten. Niet dat ik geobsedeerd ben over mijn uiterlijk. Wil juist niet weten hoe ik er uit zie. Soms is de nieuwsgierigheid sterker dan mijn verstand. En eerlijk. Ondanks dat ik er slechter uit zie wegens weinig hygiënische verzorging, slaap en veel honger, zie ik er nog altijd mooi uit.

Ik zet een stap naar een andere kast toe toen ik in mijn rechterooghoek iets zag glinsteren.

Meteen pak ik één van mijn dolken en gooi het er naar toe.

Iemand ontweek het en het kwam op de grond terecht.

Snel kwam ik in beweging en pakte een andere dolk. Net voor ik nog maar de kans had om dichterbij te komen, kwam ik abrupt tot stilstand en werd mijn keel pijnlijk door mijn mantel naar achteren getrokken en botste ik tegen de muur aan.

Ik voelde iets kouds tegen mijn keel gedrukt en kijk in iemands gezicht waar enkel de ogen zichtbaar zijn. Amandelvormige ogen. En een zwarte doek dat de helft van zijn gezicht verbergt met een zwarte kap.

'Je hebt weer verloren, Lena,' zei een geamuseerde stem.

'Wat doe jij hier, Kit!' Siste ik.

'Ik vraag me hetzelfde af. Wat doe jij in aardesnaam, in een magische rommelwinkel, in een gevaarlijke illegale hoerenbuurt, verkleedt als jongen?'

'Euh... een souvenier kopen.'

Hij draait met zijn ogen. Duidelijk dat hij me niet gelooft, maar trekt het mes toch terug.

Snel trek ik het mes van de muur boven mijn hoofd, waarmee hij mijn kap aan de muur heeft vastgemaakt toen hij ermee heeft gegooid en druk het deze keer tegen zijn keel 'schaakmat.'

'Dat is valsspelen!' Riep Kit bijna en ik druk het mes iets harder tegen zijn keel 'au' zei hij zacht 'dat we een goede vriendschap hebben, wilt niet zeggen dat je harder mag drukken en mijn keel mag opensnijden!' Zei hij haastig waardoor ik zijn dolk terugtrok en het aan hem terug gaf. Hij wreef op de plek waar zojuist nog zijn dolk tegen zijn keel heeft gezeten. Hij deed een stap naar achteren.

'Wat doe je hier, Kit,' vroeg ik opnieuw. Dringender. Maar op de achtergrond hoor ik Yrsa's opgewekte schaterlach door de winkel gaan en draaide me om.

'Wel, jongeman. Hopelijk waren het de antwoorden die je zocht voor je nabije toekomst die komt.' Ze lacht nadat ze die woorden heeft gezegd. Maar die arme jongen zag er toch nog bleekjes uit.

Ik kijk over mijn schouder naar achter en Kit staat daar niet meer. Dat verbaast me niet. Hij verdwijnt en komt tevoorschijn wanneer hij wil. Hoe hij dat doet weet ik niet.

Nadat de jongen had betaald en angstig is weggegaan, liep ik naar Yrsa toe.

'Ga maar naar boven,' zei de oude vrouw 'je kent de weg. Ik kom er zo aan.'

Ik knikte. Mijn benen lopen automatisch naar de trap naar de achterste gedeelte van het huis. Eenmaal de trap gevonden ga ik er naartoe.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top