Hoofdstuk 20
POV Lisa
Thijs en ik rennen de gangen door, op zoek naar iemand die ons vertellen kan wat er aan de hand is. Er is niemand, maar dan ook echt niemand te zien in de gangen. Een aanval, van de Duisterlingen. Dat was wat ik en Thijs buiten zagen. Thijs weet nog van niks. Het is niet erg, het is fijn. Fijn om onwetend te zijn. Omdat ik weet wie de Duisterlingen zijn en wie Anne-Lore is, ben ik ook in gevaar. Ik vraag me af waarom Anne-Lore Thijs om hulp vroeg. Omdat hij een van de zes is? Ik heb geen idee. Anne-Lore zal hier wel een goede reden voor hebben. "Waar moeten we nu heen?" Ik bots tegen Thijs op. Samen struikelen we net niet het raam uit. "Loopt deze gang dood?" "Blijkbaar." "Tsjee." zeg ik zachtjes. "Tsjee?" "Tsjee." "Nee, ik bedoel wat is dat." Thijs kijkt me vragend aan. "Mijn woord. Ik scheld niet graag, dus gebruik ik woorden als 'tsjee' en 'gut' enzo. Zodat ik niet hoef te schelden." "O. Handig." Thijs kijkt om zich heen. "Waar zitten ze?" "Geen idee." Ik vind een hendel. Achten het beeldje waar ik naast sta, zit een hendel. "Wat zou er gebeuren als ik deze hendel omlaag trek?" "Lisa niet doe-" Te laat. Ik heb hem al naar beneden getrokken en Thijs verdwijnt een gat in. Hij gilt. Wat ben je weer handig Lisa. Ik spring erachteraan. Na een lange glijrit kom ik bovenop Thijs terecht. "Auw." "Sorry." Hij wrijft over zijn hoofd. "Geeft niet. Waar zijn we?" Ik kijk om me heen. "Het ziet eruit als een tunnel." "Maar waar leidt hij naartoe?" Ik haal mijn schouders op. Het is hier best donker. Thijs knipt een lichtje aan. "Waar haal jij dat lichtje vandaan?" "Dat is mijn zakmes. Die van mij heeft ook een zaklampje. Die zat nog in mijn jaszak." "Handig." Thijs knikt. We lopen de gang door. Ik heb ondertussen Majan maar weer gepakt. "Ik vind het eng dat je een bijl hebt. Wil je hem van mij vandaan houden alsjeblieft?" Ik glimlach. "Ja hoor." Ik houd haar vast in mijn andere hand. Thijs glimlacht. "Dank je." Ik kijk om me heen. Het is hier een beetje muffig. Het ruikt alsof er al jaren niemand hierbeneden is geweest. Een kogel ketst af tegen de muur voor ons. Het is net een bocht. "Blijf staan, anders komen er een paar gaatjes in je lijf." Thijs steekt zijn handen omhoog, waardoor hij zijn zaklamp op het plafond richt. Nu kan ik het niet meer zo goed zien. "Wie bent u?" Mijn stem echoot de tunnel door. "Dat maakt even niet uit, wie zijn jullie?" Thijs wil antwoorden, maar er komt alleen maar wat gepiep uit. Hij is bang. "Vrienden van de prinses, Annebell Maria Gaia van Schuttershoff." Het leek me handig haar hele naam te noemen, ik weet alleen niet zeker of ik het goed heb. Blijkbaar wel. "Dat zal ik even aan haar vragen. Namen?" "Thijs en Lisa, dan weet ze het wel." De wachter, want dat was hij volgens mij, loopt weer weg. "Nu hoeven we alleen te wachten tot hij terug komt om ons te zeggen dat we de waarheid spraken." zeg ik. We wachten.
POV Annebell
"Lisa en Thijs? Wat doen die hier." Ik zie dat de wachter ze graag wil halen. "Haal ze maar op en breng ze hierheen." beveel ik hem. Hij knikt en rent weer weg. Ik ga weer tegen de muur aan zitten. Iedereen van het paleis zit hier nu. Ik was Mari en de kamermeisjes op mijn vleugel vergeten, omdat ze daar nog niet hoorden schoon te maken. Ik weet niet waarom ze het deden, maar ik kwam ze tegen toen ik ze zoeken ging. Mari slaat een arm om mijn schouder. "Het is zo weer over. Geloof me." Ze is heel lief voor me. Ik glimlach. "Ik vraag me alleen af wat Thijs en Lisa hier doen. Nouja, Lisa wist ik al dat die komen zou. Maar Thijs..." Mari knikt begrijpend. Ik had Mari het eerst vertelt dat ik Thijs leuk vond. Een beetje, daar begon het mee, maar ik denk ondertussen dat ik verliefd op hem ben. Hij is zo schattig... De wachter komt terug, met Lisa en Thijs. Ik spring op. "Wat doen jullie hier? Hoi." zeg ik er vlug achteraan. Het zou een beetje onbeleefd zijn om geen 'hoi' te zeggen. "Hoi Annebell. Anne-Lore appte me dat ik komen moest. Toen liep ik Lisa tegen het lijf. Fietste. Wat is hier aan de hand?" antwoord Thijs. Lisa knikt. Hoezo appte Anne-Lore Thijs? Om de een of andere reden weet ik dat ze het goed heeft. Thijs moet het weten. "Goed Thijs, feeën bestaan en jij gaat nu met me mee. Ik ben er ook een trouwens." Ik trek hem mee. Dit voelt goed, alsof er een last van mijn schouders is afgevallen. Lisa kijkt me verbaasd aan. "Jij ook?" Ik knik. Mag ik eigenlijk wel vertellen dat ik en Anne-Lore een tweeling zijn? Weet ik niet. Niet doen. Als het wel mag vertel je het ze later. Ik voel een steek in mijn borst. Meteen weet ik wat er gebeurde. Anne-Lore... Ik ren de schuilkelder uit. "Annebell!" "Majesteit!" roepen Thijs, Lisa en de wachter die ik tegen het lijf liep naar me. Ik hoor rennende voetstappen achter me. Anne-Lore is in gevaar, en ik ga haar helpen.
POV Anne-Lore
Ik word een beetje moe. De Duisterlingen zitten nog steeds achter me aan. Ik moet ze ver van het paleis leiden, zodat Annebell, mam en Tia de tijd hebben om te doen wat ze moeten doen. Iedereen daar in veiligheid stellen. Ik ren het bos in. Hier is die zoeker die ik vond, en toen hierheen bracht. Het is alleen volgens mij geen zoeker, maar een bom. Daar was dat lampje voor. Die zond signalen uit, om als de signalen ontvangen worden te ontploffen. Dat is mijn nieuwe theorie over wat het lichtje zijn zal. Opeens denk ik aan al die rennende Duisterlingen achter me. Ze zijn toch niet allemaal zo achterlijk om me te volgen terwijl ze het paleis in moeten nemen. Ik kijk achterom. Zelfs Ziltan achtervolgd me, rood van woede, maar ik zie wel dat hij moet lachen. Dit is een val. Ik laat ze niks weten en ren door. Laat ze maar in mijn val trappen. Het hutje komt in beeld. Ik trek een sprintje. Voor het hutje sta ik stil, draai me om en richt mijn handen op de groep, klaar om te vuren. Wat ik schieten ga weet ik niet, maar ik kom er wel uit. "Niet doen." zegt Ziltan zacht, half hijgend. "Waarom niet?" Ik weet precies hoe dit lopen gaat. Op de manier die ik wil. "Dan blazen we het paleis op." Ik kijk verbaasd. Ik kan gelukkig goed toneelspelen. Ik ga iets naar achter, om op de zender-bom te gaan staan. "Had je niet verwacht hè? Er is een zender in de grond gestopt, op dit moment geeft hij zelfs signaal, omdat hij uitgegraven is." Ziltan kijkt me kwaadaardig aan. Ze hebben niet door dat ik hem uitgegraven heb. "Dus, geef je lief over, en we laten het paleis heel." Ik kijk hem boos aan. Daarna doe ik alsof ik nadenk. "Laat de bom maar afgaan, ze zullen vast al weg zijn." "Dan ben jij goed van vertrouwen. We hebben het paleis omsingeld met allerlei monsters en andere Duisterlingen. Ze kunnen nergens heen." Ik kijk hem boos aan. "Ik geef me niet over. Je bluft. Ik zei: laat de bom maar afgaan." bijt ik hem toe. Ziltan haalt zijn schouders op. "Wat jij wilt. Hij pakt een knop en drukt erop. Ik reageer direct. Ik schiet een lichtstraal op hem af. De meesten wenden hun blik af, of slaan hun handen voor hun ogen. Ik word boos. "Over een minuut gaat hij af, je kunt nu nog beslissen om je over te geven. Dan zet ik de bom uit." 59, 58, 57. "Ik geef me niet over. Ik krijg hem wel uit." zeg ik. 50, 49, 48. "Dat lukt je niet." "Lukt me wel." 41, 40, 39. Ziltan kijkt me boos aan. Ik kijk verveeld terug. 24, 23, 22. "Ze gaan de lucht in hoor." 18, 17, 16. "Dus? Ik geloof je gewoon niet." "Ik meen het." 11, 10, 9. "Goed. Dan meen je het. Maar nog." "Ik ben serieus!" Ziltan is boos aan het worden. 5, 4, 3. "Goed, ik geef toe. Maar vergeet je niet iets heel belangrijks?" Ik zet een stap naar achteren, zodat de zender tevoorschijn komt. 0. Een enorme ontploffing kwam. Ik heb Annebell, mam en Tia beschermd. Toen werd het zwart.
POV Annebell
Ik ren de deuren uit, de poort door, naar buiten toe. Lisa en Thijs rennen me achterna, maar dat boeit niet. Ik hoor het geluid van een ontploffing. Nee. Ik ren harder. Opeens flitst alles aan me voorbij. Ik rem weer af. Zo kan ik niet zien waar ik heen ga. Ik voel weer een steek in mijn borstkas. Heviger dit keer. "Annebell! Wacht!" hoor ik Lisa hijgend roepen. "Ik kan niet wachten. Anne-Lore... Ze heeft me nodig." "Dus moet je op ons wachten of ons meenemen. Niet meer wegrennen." Lisa kijkt me streng aan. Thijs komt er hijgend achteraan. Ik pak hun handen. "Zoals je wilt." Ik ga weer rennen op topsnelheid. Thijs wou protesteren, maar zijn woorden worden weggekaapt door de wind. Ik hoef niet te zien waar ik heen ga, ik voel het. Ik voel waar Anne-Lore is, alsof ze het zelf in mijn oor fluistert. Ik moet opschieten. We komen bij een hutje. Meteen zie ik wat er gebeurt is. Het hutje is kapot, en staat voor de helft in de fik. Er liggen een heleboel Duisterlingen op de grond, dood. Er is hier een bom tot ontploffing gekomen. Lisa rent naar een van de lijken toe en draait het om. Anne-Lore.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Neeeeee! Anne-Lore!!!!!!
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top