Hoofdstuk 17
POV Anne-Lore
"Mam! Waarom moet ik mee? Waar gaan we precies heen? Waarom antwoord je niet?" schreeuw ik door de auto. Nadat ik mijn schoenen en jas aan had gedaan werd ik de auto ingesleurd, en gingen we op weg. Ik snap alleen niet waarheen. Naar Tia, en daarna naar Annebell. Maar waar woont Tia? En hoe komen we het paleis in? "Maham!" roep ik boos. "Lieverd. Je weet het heus wel. En nu even stil, ik ben me op de weg aan het concentreren. Kijk maar naar buiten ofzo." zegt ze geïrriteerd. Boos staar ik naar buiten. Feeën hebben vier basiskrachten; telepatie, telekinetisme, onzichtbaarheid en teleportatie. Verder zijn er elf krachten; water, lucht, licht, duister, aarde, planten, vuur, tijd, ruimte, dierem en aura. Volgens mijn mieder moet ik drie krachten niet kunnen, acht wel. Maar ik kan twee krachten niet, en negen wel. Daarom moeten we naar Tia, om met haar Annebell te testen, en daarbij Annebell de waarheid te vertellen. Ik word om de een of andere reden misselijk bij het idee. Ik wilde het zo graag, maar nu we het doen gaan voel ik me er misselijk over. Ik weet niet waarom. Ik zucht. Het landschap schiet aan me voorbij. Mijn moeder rijdt bij de splitsing rechtsaf, naar het paleis. "Wacht. We gingen toch eerst naar die Tia van jou? Waarom gaan we naar het paleis? Om eerst Annebell op te halen?" Mijn moeder geeft geen antwoord. Net toen ik weer boos wou gaan reageren zei ze: "Tia en Annebell zijn hier." Oh. Dat wist ik niet. Ze parkeert voor de poort van het paleis. "Moeten we even aanbellen?" vraag ik. Mijn mieder schudt haar hoofd. "Gelukkig niet. Ik en Tia hebben een sluiproute afgesproken die alleen ik en Tia mogen weten. Maak jezelf wel even onzichtbaar. Dan hoeft het personeel niet te schrikken." zei ze. Ik maak mezelf onzichtbaar. Ik voel me net een dief. "Volg mij." zegt mijn moeders stem. Ik zie haar niet meer. "Gaat een beetje moeilijk. Ik kan je namelijk niet zien." fluister ik. Ik praat tegen lucht. "Mam?" vraag ik. Ik hoor geritsel in de struiken. Ik sta klaar om iets op de struik af te vuren, ik heb alleen geen idee wat. Er komt een konijn uit de struik tevoorschijn. Ik zucht. Ik kan geen dierenmagie, dus weet ik niet wat het konijn denkt en kan ik ook niet vragen of het mijn moeder heeft gezien. Alleen met magische wezens kan ik via telepathie praten. Opeens schrikt het konijn en rent weg. Het schrok niet van mij, dus miet er iets of iemand anders aankomen. Dit keer besluit ik om een waterstraal af te vureb op degene die eraan komt. De vogels zijn stil. Ik hoop dat ik goed onzichtbaar ben, je hebt namelijk ook half onzichtbaar en dan zie je eruit als een geest. De tuinman komt aangelopen. Ik weet niet wat hij doet, maar hij heeft iets op zijn borst. Een zwarte munt. Hij kijkt om zich heen. Ik blijf doodstil staan. Zie mij niet, zie mij niet. De tuinman keek me recht in de ogen. Ik was doodsbang, dus ik maakte geen enkel geluid. Zijn ogen vernauwden. Kijk weg, kijk weg. Ik ben hier helemaal niet eens. Ik besta niet. De ogen van de tuinman speuren de omgeving weer verder af. Ik adem uit. Ik had niet doorgehad dat ik de hele tijd mijn adem in had gehouden. De tuinman pakt iets uit zijn zak. Het is een zaadje. Je zou denken dat het niet raar was, maar omdat hij er zeker van wou zijn dat niemand meesluisterde of keek, was het dat wel. Hij stopte het in de grond, keek nog een keer om zich heen, en ging weer weg. Toen hij weg was durfde ik weer te bewegen. Ik ging naar de plek waar het zaadje lag. Ik kan dabkzij mijn aura voelen of iets leeft. Het zaadje leefde niet. Het zou niets moeten uitmaken, zaadjes leven eerst niet als ze in de grond gekomen zijn. Ik groef het zaadje op. Het zwarte zaadje glinsterde in het maanlicht. Ik pakte het op en keek er nog eens goed naar. Dit is geen zaadje, maar iets anders. Besluiteloos staar ik naar het zwarte ding. Moet ik het vernietigen? Er knippert iets aan de onderkant. Opeens snap ik wat dit is. Het is een zender, die de plek waar het zich bevind geeft aan de ontvanger. Wie zou de ontvanger zijn? Ik denk aan de zwarte munt op de bost van de tuinman. Zouden de Duisterlingen dit hebben geregeld? Ik grijns. Dan zal er een lelijke verrassing voor ze te wachten staan. Ik teleporteer naar een leegstaand hutje in het bos die ik rijdens het oefenen per ongeluk vond. Ik stop de zender in de grond en teleporteer weer terug. Mijn moeder staat voor mijn neus. "Ik wachtte aan de overkant op je. Waar bleef je nou? Het is al negen uur!" fluistert ze boos. Ik grijns. Ze moest eens weten.
POV Annebell
Mijn moeder probeert zich te herpakken. "Goed. Jij..." ze stopt meteen weer met praten. Ik rol met mijn ogen. Wie is Tinsa? Waarom vindt mijn moeder het moeilijk me het nieuws te zeggen. Ik schrik opeens. Wat nou als die Tinsa een man is en ik al moet trouwen? Mijn paniek neemt toe. Nee, dat gebeurt alleen in boeken. Je leest teveel. Ik kalmeer een beetje, maar het idee blijft in mijn achterhoofd rondspoken. Mijn moeder zucht weer. "J-je..." Volgens mij krijgt ze een spraakgebrek. Op dat moment vloog de deur open, er was alleen niemand te zien. Ik schrik. Spoken? Geesten? Er verschijnt een jonge vrouw. "Sorry dat ik stoor Tia. Maar het is dringend." zegt ze. Mijn moeder kijkt haar verbaasd aan. "T-tinsa? Hoe ben je binnengekomen?" vraagt ze. Een zucht ontsnapt uit mijn mond. Trouwen hoef ik nog niet, en mijn moeder lijkt haar tong weer terug te hebben. "Via onze geheime gang. Heb je het al verteld?" Mijn moeder schudt haar hoofd. "Ik kom niet uit mijn woorden. Ik las je brief en..." Een zucht verlaat haar mond. "Doe dat dan maar wat later. Nee wacht! Laat Annebell meekijken. Dan wordt het heel wat makkelijker om uit te leggen." zegt Tinsa. "Goed. Wat is er?" vraagt mijn moeder rustig. Tinsa stoot de licht naast zich aan. "Auw!" roept een bekende stem. "Kom tevoorschijn." zegt Tinsa. Ik kijk haar verbaasd aan. Langzaam begint de lucht te veranderen. Eerst was het een vage schim, maar toen werd het ook echt een persoon. Anne-Lore. Wat doeg zij hier? Wat heeft zij hier, wat dat ook is, mee te maken? Mijn moeder kijkt Tinsa verbaasd aan. Ze herstelt vlug en kijkt Anne-Lore aan. Tinsa stoot Anne-Lore nog een keer aan. "Wat? Oh wacht, dat..." Ze zucht en vouwt haar handen open. Daarna liet ze de grond beven. Na de beving kijk ik haar verbaasd aan. Hoe kan ze dat? Daarna liet ze een plant groeien, verscheen er een waterbol in haar handen, liet ze het waaien, veranderde ze een kussen in ijs, liet het kussen ontdooien en in de vik staan, liet ze een blauwe bol boven haar handen zweven en liet ons een deel van mijn verleden zien. De dag dat ik mijn eerste stapjes zette. Mijn moeder kreeg tranen bij dat beeld. Ze rechtte haar rug en keek Tinsa recht in de ogen. "Dan zijn Duisternis, Dieren en Ruimte de volgende regering, hoewel ik het de Duisterlingen niet gun." "Let op. Nu komt het." Tinsa pakt een konijn uit haar tas. "Dat is zielig!" roept Anne-Lore. Tinsa kijkt haar streng aan. Anne-Lore zucht en doet haar ogen dicht. Ze spreidt haar handen en er verschijnt een zwarte bol in haar handen. Ze richt het op het weerloze konijntje en vuurt het af. Het konijntje probeert weg te rennen, maar het wordt vol in zijn zij geraakt. Het konijntje blijft liggen. "I-is het dood?" vraag ik geschokt. Alsof het konijntje antwoordt geven wou, sprong het op en begon mij aan te vallen. De ogen van het konijntje zijn pikzwart en het eerst witte, pluizige vachtje is nu pikzwart. Ik gil. Anne-Lore springt op het konijntje. Het bijt in haar neus. Ze houdt het konijntje stevig vast. Haar handen beginnen zachtjes licht te geven. Het konijntje kalmeert. Haar handen beginnen meer licht te geven en er kwam een lichtflits. Toen mijn ogen weer gewend waren aan al dat licht zag ik dat het konijntje op een wortel zat te knabbelen. Zijn oogjes waren weer blauw en zijn vacht was weer wit. Anne-Lore houdt haar neus vast en een paar blauwe vonken komen uit haar handen. De wond verdween. Verbijstert kijk ik haar aan. "H-hoe kan dat?" vraagt mijn moeder. Tinsa spreidt haar armen. "Dat bedoel ik. Ik heb al een theorie, maar om te kijken of die werkt zullen we nummer twee moeten testen en haar de waarheid laten weten." Tinsa en mijn moeder kijken me aan. Anne-Lore kijkt naar haar schoenen. "Wacht... Ben ik nummer twee?" Ik kijk mijn moeder aan. Ze knikt.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Boem! Then you know! Het lijkt me eigenlijk best raar om te horen, dat je 'nummer twee' bent. Maarja. Ik hoop dat ik het volgende hoofdstuk vlug af heb, dan kan ik verder. Ik weet het nu zeker, dit gaat een trilogie worden. Ik heb al ideeën voor deel twee en deel drie.
Later!
xoxo_writer_xoxo
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top