Proloog

ONBEKENDE POV
8 JAAR VOOR DE VLOEK

Duisternis.
Alleen maar duisternis.
Droom ik? Nee, ik droom niet. Ik ben klaarwakker. Maar waarom dan die duisternis? Ik heb mijn hele leven aan het licht gewijd, want als ik iets heb geleerd, dan is het wel dat duisternis slecht is. Dat duisternis kwaadaardig is. Het laat mensen compleet door draaien en de meest slechte dingen doen. Ze weten niet meer wie ze werkelijk zijn, wat ze verliezen als ze ermee door blijven gaan....
En toch ben ik hier. Hoe? Hoe is het zover gekomen?

Ik ga wat rechter zitten en voel een steek door mijn rug gaan. Ik moet hard op mijn lip bijten om niet te gaan schreeuwen. Achter me is een muur, ijskoud en hard. Mijn handen komen in contact met de grond. Een prikkend gevoel dringt meteen door in mijn huid. Stro... ik lig op een laag oud stro. Een rilling trekt door me heen.

En dan zie ik het....
Licht. Nog geen 5 meter van me af. Door een klein raam met tralies valt een streep maanlicht op de afgesleten stenen. Stofdeeltjes zweven langzaam in het rond. Eindelijk, licht! Ik word overspoeld door opluchting. Als er licht is, dan is er ook een weg naar buiten. Mijn benen lijken hun kracht eindelijk weer te vinden na deze hoopvolle ontdekking. Met een vermoeide kreun zet ik ze zo goed mogelijk neer en wil opstaan....
maar dan klinkt plots het geluid van ketens en word ik terug getrokken.

'Nee...' Mijn zachte hese stem weerkaatst tegen de muren en glamt door de ruimte. Mijn armen zijn vastgeketend. In een vlaag van paniek begin ik aan de ketens te trekken. 'Kom op, ga los!' sis ik. Mijn stem klinkt nu krachtiger dan eerst.
Dan dringt het besef plots tot me door. Wat ben ik in hemelsnaam aan het doen? Ben ik echt vergeten wie ik ben en wat ik kan? Ik sluit mijn ogen en concentreer me zo goed mogelijk.
Maar zelfs na een halve minuut gebeurt er nog steeds niets. Een leren band schuurt tegen mijn rechter pols. Ik ken deze banden. Sterker nog, ik ze zelf ooit gecreëerd. Toen leek dat een zegen, maar nu is het een regelrechte vloek. Ze blokkeren namelijk iemands krachten. Daarom kan ik ze dus niet gebruiken.

Dit keer slaat de wanhoop toe wanneer ik opnieuw aan de ketens begin te trekken. Maar het lijkt erop dat hoe harder ik trek, hoe strakker de kettingen gaan zitten. Na een tijdje geef ik het op. Dit heeft geen zin. Zo kom ik nooit vrij. Uitgeput van alle inspanning laat ik mezelf tegen de muur naar beneden glijden, totdat ik de vloer raak. Ik probeer me te herinneren wat er allemaal gebeurt is en hoe ik hier beland ben, maar alles is op dit moment slechts nog een waas. Ik herinner me helemaal niets meer. Verslagen staar ik naar het plafond van de cel. Ik heb geen idee hoe lang ik hier nu al zit. Hoeveel tijd is er voorbij gegaan voordat ik wakker werd? Een paar dagen? Een maand?

Uit alle macht probeer ik me opnieuw te herinneren wat er gebeurd is. Vaag komt er iets bij me binnen. Beelden van een vrouw met donkere haren en ogen, die een chique jurk draagt. Ze riep mijn hulp in over iets. En daarna.... er was nog iets wat daarna gebeurde.

Langzaam, heel langzaam, komen de herinneringen bij me terug. Die vrouw.... ik had haar al een keer eerder gezien. Ze vertelde me met heftige emoties dat ze mijn hulp nodig had voor haar zieke man. Toen gingen we een groot kasteel binnen en wist ik ineens wie ze was. Maar waarom kan ik me haar naam dan nu ineens niet meer voor de geest halen?
Gelukkig beginnen er nog meer herinneringen binnen te komen. We gingen een kamer binnen terwijl de vrouw me uitlegde wat er was gebeurt. Het was iets over een soort gifslang die haar man gebeten had, waardoor hij in een coma belande. De vrouw was zo emotioneel dat ik haar op een bezorgde toon vertelde dat ze even moest gaan zitten. Als dank voor mijn zorgzaamheid bood ze me een drankje aan. Ik nam een slok, maar toen leek alles om me heen ineens te gaan draaien. Ik werd overvallen door een grote vermoeidheid en viel ineens flauw. Maar vlak voordat alles zwart werd zag ik nog een glimps van haar gezicht, die een gemene en triomfantelijk grijns bevatte.

Plotseling weet ik het weer. Ik weet alles weer. Voordat ik echter iets kan doen klinkt het geluid van een slot dat ontgrendeld wordt. De grote houten deur buiten mijn cel gaat open, en een felle streep licht valt precies over mijn gezicht. Als reactie knijp ik mijn ogen even pijnlijk samen. Dan kijk ik naar degene die in de deuropening staat, met een fakkel in diens hand.

Een steek van woede gaat door me heen en de adrenaline stroomt door mijn lichaam. Ik spring op, de ketens negerend, en ren zo ver als ik kan naar de tralies van mijn cel toe. 'Jij!' sis ik woedend. Een kwaadaardige lach vult de ruimte, haar ogen fonkelend in het licht van de fakkel. 'Inderdaad, light one,' zegt koningin Regina. 'Ik.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top