Deel 27🌹

Declan doet weinig moeite mijn zenuwen weg te nemen. Hij blijft naar me gluren en glunderen alsof ik een lekker koekje ben wat hij elk moment op wil gaan eten. Hij heeft vast veel ervaring in bed en zal zich dood lachen als ik daar lig met betraande ogen en rode wangen en geen idee wat ik moet doen.

'Moet Daniel niet mee?' Ik zou me beter voelen als hij bij ons was. Dan zou hij misschien kunnen vertellen dat het goed kwam.

Declan's hand trekt me naar de stoel naast hem en dwingt me te zitten.
'Daniel mag zelf zijn weg terug vinden. Ik heb wat ik wilde.' Ik dus. Ik ben wat hij wilde. Dat realiseer ik me maar al te goed.

'Declan? Mag ik iets over je weten?' Dat vind hij niet leuk. Hij raakt achterdochtig en op Zijn hoede. Hij wil weten wat ik wil weten.

'Wat wil je weten?' Vraagt hij achterdochtig en snauwig. Ik heb spijt van mijn kinderachtige vraag.

'Ben je een honden of een katten mens?' Ik heb ooit in een magazine gelezen dat dit mensen erg beïnvloed. Ik wil weten of Declan een honden of een katten mens is.

Declan lacht me dan uit. 'Dieren zijn voor aan de muur.' Snauwt hij spottend.

'Oh,' mompel ik beschaamd. Ik wou alleen een gesprekje aanknopen.

'Wel wat is je lievelingskleur?' Vraag ik dan maar. Ik verwacht een klap. Of een tik. Iets van geweld. Gescheld. Maar ik krijg een redelijk Kalm antwoord.

'Rood. En ik vind kant heel mooi.'
'Ik heb al een afspraak voor je gemaakt bij de lingerie winkel zodat je wat kan kopen voor onze huwelijksnacht. Ik zal een lijstje maken met wat ik mooi op je vind.'

'Weet je, een vrouw vertelde me ooit dat ze die setjes verkochten zodat de vrouw zich mooier voelde. Mag ik zelf wat uitkiezen?'

Hij lacht spottend. 'Van wie is het geld?' Vraagt hij geduldig. Ik voel mijn schouders hangen en kijk hem niet aan. Tranen dreigen te ontsnappen.

'Van jou, Declan.' Nee dus.

Declan gromt geïrriteerd uit het niets. 'Wacht,' Zegt hij en staat op. Hij loopt richting de cockpit. Ik adem opgelucht en ren naar de deur van de jet. Deze zit echter op slot. Ik sla tegen het ijzer en krijg meteen spijt. Dat doet pijn.

Ik hoor Declan vloeken in de verte. 'Hoe bedoel je ze blokkeren de vluchtstrook?! Los het op!' Schreeuwt hij waarschijnlijk naar de arme piloot.

Ik haast me terug naar de stoel waar ik in zat. ik ben eerder dan Declan maar veel scheelt het niet. 'Zo. Ben ik weer.' Zegt hij extra lief en nep. Ik beef nog door zijn scheldpartij. Ongelofelijk.

'Toch geen problemen?' Ik speel met mijn haar als nerveus gedrag. Ik probeer hem uit te horen over de status van de situatie.

'Er word buiten geschoten op ons.'
Zegt Declan verdomd rustig.

Wat?!

'Geen zorgen, ik bescherm je.' Zegt Declan als hij mijn bezorgde gezicht ziet.

Hij vind dat ik nog wat dichter bij hem kan en drukt me tegen zich aan. Ik voel zijn benen warm onder mijn billen en vraag mezelf af wat hij van plan is. Daniels dromerige lippen plagen me net als de gedachte aan zijn vingers. Ik raak door het idee al een beetje opgewonden.

'Ik ben een goede man,' Zegt hij dan fluisterend in mijn oor. 'Ik kan je grootste fantasieën uit laten komen. Je bent alleen kleine kerels gewend. Ik ben een man.'

Voor de deur staat de man die me gekidnapt heeft. Hij slaat tegen de deur op en bloed hevig. Dan zakt hij in elkaar en blijft hij liggen voor de deur. Hij is dood.

'Meneer we zijn omsingeld,' Zegt de piloot dan via de intercom.

We kunnen onmogelijk opstijgen.
We kunnen onmogelijk uitstappen.
Declan krijgt een ander idee. Ik zie het aan hem.

'Declan nee!' Gil ik als hij me beetpakt. Uit zijn zak haalt hij zijn pistool die hij tegen mijn kaak zet.

Hij sleurt me mee naar buiten, pistool tegen mijn slaap. Ik voel me niet beschermd. Ik ben bang. 'Laat me vertrekken met haar of ze gaat eraan!' Dreigt Declan.

Buiten staan 4 zwarte busjes die ons in de gaten houden. Er zijn 30 mannen met pistolen en geweren die elk op Declan richten.

Als ze schieten ben ik dood. Als Declan schiet ook. Dit is het dan. Besef ik me maar al te goed. Ik wankel op mijn benen en wil ergens bijkomen.

Een man met een rood vest spreekt.
'Carmony, je broer is gevlucht. Je mannen ook. Je bent alleen. Geef ons het meisje.' Zegt de onderhandelaar die zijn wapen op Declan richt. Declan gromt. Hij drukt me zo stevig tegen zich aan.

'Als je denkt dat je van me af bent, Robijn Blancardi heb je het mis. Ik zal niet rusten voor ik tussen je benen heb gezeten en je gezicht vol gespoten heb met mijn zaad.' Hij kust me dan en dwingt zijn hand tussen mijn benen. Hij masseert er niet hij knijpt wreed en wrijft er hard.

'Alvast een voorproefje. Nou opgetyft.' Zegt hij en laat me los. Ik weet niet of ik wel moet gaan. Zijn die vreemdelingen wel mijn vrienden?

Ik word door een iemand snel gefouilleerd en word dan naar een zwart terreinwagen begeleid. 'Gaat u maar zitten,'

Ik word in een zwarte terreinwagen gestopt. Binnen zit een bekend gezicht. Mydas. Samen met een vreemde man. Ik herken hem. Hij is de gene die ik al eerder heb gezien.

Mydas is geschrokken dat ik er ben. Hij kijkt me aan. Ik hem. We zien elkaar voor de tweede keer. Maar ook voor het eerst. Hij is mijn vader. Ik zijn dochter. Door hem was mijn rustige leven als dienaar opeens veranderd naar dat van een prinses. Ik hoef niet te vragen of het waar is. Ik zie het in zijn ogen. Hij doet alsof het hem niks boeit maar hij is opgelucht. Hij heeft altijd gedacht dat ik dood was. En nu zit ik levend en wel voor hem.

(3K YEET. FEESTJEE)

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top