Deel 8

Zoals elke ochtend na een wassende half volle maan ben ik nog zwakker. De ketenen van zilver deden er nog eens een schepje boven op.

Er staan houten karren die volgeladen worden met geketende meisjes. Elk meisje wordt voor ze naar binnen word gepropt nog even met een klein apparaatje geprikt zodat ze haar bloed hebben en haar kunnen opsporen mocht ze ontsnappen.

Celesta is niet dol op prikken maar ondergaat het waardig als een koningin. Ze stapt als enige vrijwillig de kar in en gaat netjes zitten op de houten bankjes.

Ik moet naar haar toe. Dat is het enige wat ik denk als ik mezelf richting de karren gooi en naar haar toe ren.

Een arm trekt me ruw terug en wederom voel ik het gevoel van ijs op mijn huid groeien. Cresentblue. Hij heeft mijn arm pijnlijk beet terwijl de kar van celesta wordt volgeladen. Hij houdt me pijnlijk beet bij mijn arm alsof ik een klein ongehoorzaam kind ben. Ik ben zo verzwakt dat het hem lukt met één hand mij onder controle te houden.

Cresentblue is nog enger dan gisteren, in het volle daglicht is het net een demonisch schepsel. 'Zullen we voor jou maar een ander plekje zoeken? Deze kar is voor mooie meisjes,' zegt hij terwijl hij me aan mijn arm weglijdt. Hij wil me scheiden van celesta omdat ik zijn aanranding of erger had verkomen. Van mijn zus.

Ik denk aan de belofte die ik mezelf had gedaan. Ik geef hem ondanks mijn vermoeide spieren een klap tegen zijn borst en blaas als een nijdige kat. 'Waarom ga je dan niet alvast lekker zitten, Officier?' Hij gaat rechter staan, zijn mond een afkeurende o vormig gat wat me doet denken aan de portalen naar de onderwereld. Ik lach onschuldig maar zijn minachting en haat geeft mij nieuwe energie.

Zowel de meisjes als de bewakers van de kar zijn stomverbaasd wat ik precies kom doen als ik naar de kar ren maar niemand heeft bezwaar als ik voor mijn beurt instap en geketend en wel ga zitten. Celesta ziet dat ik het ben en haalt opgelucht adem. Haar handen zitten met hele speciale kettingen vast die niet bij de anderen zijn gebruikt. Die van haar zijn van zilver, met een slotje en een belletje eraan.

Nooit had ik kunnen denken dat een simpel belletje of een slotje mij angst konden laten voelen maar hier zijn we dan. Alles wat erop wijst dat de mannen celesta anders behandelen maakt mij van slag.

Niet omdat ik jaloers ben.
Maar omdat ik weet dat het een teken is. Een soort van blik in de nabije toekomst. Een teken dat ik mijn zus ga kwijtraken.

Ik wordt neerslachtig door die giftige gedachte die  als een paddenstoel groeit.

Cresentblue komt op de kar afgestormd, zijn woede bijna voelbaar. De houten plank voor de kar wordt omhoog getrokken, en de balk wordt ervoor geschoven. We zitten opgesloten in de donkere ruimte met alleen elkaar. We kunnen niks doen behalve wachten. En voor de een of andere manier is wachten erger dan sterven.

Cresentblue geeft het makkelijk op en ik ben opgelucht dat ik in elk geval hem en Blackburn achterlaat.

☆☆
Maar zelfs dat is niet genoeg om de vreselijke omstandigheden te overleven waaraan we worden blootgesteld. Meeste meisjes raken snel misselijk door het te snelle tempo van de paarden, braken over het hout en elkaar. Als de ene eenmaal begint gaat de ander door en zo is op een ogenblik de hele kar aan het kosten.

Ik weet niet hoe lang het duurt tot het paleis of het kasteel maar ik weet wel dat we het niet lang uithouden zonder water of eten.

Als er via de houten deur geen licht meer naar binnen valt, en de kar eindelijk tot stilstand komt, is het me duidelijk dat we er zijn. De maan schijnt de kar in, en sommige van ons knipperen met onze ogen.

Ik zelf zit helemaal achterin de kar en als het niet voor mijn ene rode oog was had nooit iemand gezien dat ik er was. De twee mannen die de meisjes uit de karren halen, binden ze met zilverdraad aan elkaar vast. Zo raken ze geen meisjes kwijt en kunnen ze ook niet meer vechten.

Celesta en ik worden als laatste uit de nuffige smerige kar bevrijd. Weer een slecht teken, hoor ik mezelf denken. Maar we zaten helemaal achterin de kar gedrukt. Ze zouden natuurlijk logisch eerst de meisjes voorin eruit laten en dan pas de meisjes achterin.

Als ik uit de donkere kar stap wordt ik bijna verblind door het licht van lantaarns op het grote binnenhof. Mijn nachtzicht is nooit goed geweest en daarom ben ik extra gevoelig voor het felle licht.

Ik hoor alleen de geluiden en voel Celesta's hand me leiden door het binnenhof, het verradelijke hart van het kasteel van de koning.  Tientallen karren worden uitgeladen en ik hoor het gesnik, gesmeek en gehuil van meisjes van ons dorp om ons heen. We kunnen niks doen om ze te redden.

Om ons heel breekt er af en toe een bot, klinkt er een zweep of een gejammer of het breken van glas. Ik weet niet wat de soldaten in het donker doen met de meisjes van de koning maar ik weet nu al dat ik er nachtmerries over ga krijgen.

Celesta weet dat als de wijze en slimste van ons en luistert braaf naar de soldaat die ons bevelen toe blaft als we steeds voetje voor voetje het kasteel binnentreden. Ik kan niet eens kijken, laat staan vechten of me verzetten. Ik kan alleen mijn ogen op de grond gericht houden en hopen dat niemand me opmerkt.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top