Saffier

/Lucy p.o.v/

Langzaamaan voel ik het leven weer terugkeren in mijn lichaam, langzaamaan word ik weer wat wakkerder. Maar met het bijkomen groeit ook de pijn die ik voel in mijn lichaam en botten. Als ik mijn ogen met moeite open en nu weer volledig aanwezig ben kan ik een kreun van de pijn niet onderdrukken. Mijn ogen scannen de ruimte waarin ik zit af. Het lijkt haast wel op een soort van kerker of kelder. Een naar gevoel verspreidt zich door mijn lichaam, iets klopt er hier niet. Dan begin ik het me weer te herinneren, de gebeurtenissen, het gevecht, de jongen. De jongen die ik heb vermoord. Ik probeer het gruwelijke beeld met al mijn hervonden kracht weg te jagen, maar toch blijft het steeds hangen. Ik ben een moordenaar, ik ben precies hetzelfde als die bloedzuigers. Mijn gedachten dwalen langzaam af naar iemand anders. Jace. Hoe zou het met hem zijn. Zou hij doorhebben dat ik weg ben gelopen en in een gevecht ben geraakt. Misschien wel, misschien niet, wie zegt het. Na een tijdje zet ik mijn benen aan om op te staan en dat doen ze ook, maar verder dan opstaan kom ik ook niet. Nu pas merk ik het gewicht dat om mijn polsen hangt. De kou ervan laat me bijna rillen. Iemand heeft me ketens omgedaan. Waarschijnlijk die jongen of één van zijn laffe vriendjes. Ik had nooit moeten weglopen. Juist zo heb ik voor problemen gezorgd. Maar Jace zal de veiligheid van zijn roedel, van tientallen mensen, niet op het spel zetten om dat van mij te redden. Zoveel ben ik gewoon niet waard. Ik behoor tot een familie die bestaat uit wezens die Jace zijn soort verachten. En zijn soort doet datzelfde bij mijn soort. Dan vangt mijn gehoor opeens het geluid van voetstappen op. "Hey, ik weet dat je me hoort. Laat me hieruit!" roep ik uit, "Laat me hieruit of ik doe je wat aan,". Op het eerste gezicht lijken mijn woorden niet veel effect te hebben, de voetstappen vervagen. En ik geef tijdelijk de hoop om hier uit gelaten te worden op. Ik schrik me echter dood als een paar minuten later de deur van de ruimte met een knal opengaat. Lichtelijk bang zet ik dan ook een stapje achteruit. Eerst verblindt het licht buiten de kamer mij, maar zodra mijn ogen er weer aan zijn gewend kijk ik recht in de ogen van die klootzak. "Hoi," mompel ik droog terwijl ik mijn angst zo goed mogelijk verberg. "Doe je al je gasten ketens om?" vraag ik brutaal. Iets dat hem niet zo blij maakt volgens mij want zijn ogen vernauwen zich tot kleine spleetjes en op zijn lippen is geen glimlachje te zien. "Zwijg!" buldert hij door de kamer en ik slik even moeilijk. Oké, hij houd dus niet van brutale gasten, goed om te weten. Maar zijn woorden hebben wel effect op mij, ik ben meteen muisstil en ik moet diep nadenken over wat ik tegen hem kan zeggen als weerwoord. Al komt er niks in me op. "Deze ketens zijn puur om ervoor te zorgen dat jij hier blijft, je bent vanaf nu onze gevangene. We zullen gaan onderhandelen met de Heian roedel over je miezerige leventje,". Bij die woorden stokt mijn adem even in mijn keel. Shit. Ze gaan mij gebruiken in hun oorlog. Waarschijnlijk willen ze Jace dus inderdaad omkopen. Maar dat laat ik niet gebeuren. "Ik dacht het niet sukkel, Jace zal zijn roedel nooit verraden om alleen maar mijn leven te redden," zeg ik. Meteen daarna heb ik weer een vuiststoot in mijn maag te pakken en ik hap naar adem. "Hij komt, als het vandaag niet is dan morgen wel. En iedere dag zullen we hem een foto van je sturen, iedere dag dat zij zich niet overgeven zul jij moeten lijden," zegt hij duister. "Dat zal geen nut hebben," zeg ik nog zacht, terwijl mijn lichaam zich al klaarmaakt voor nog een vuiststoot, maar die volgt niet. Voorzichtig kijk ik weer op en ik kijk de jongen aan. "Hoe heet je?" vraagt hij nors maar ik kijk hem alleen maar afstandelijk aan. "Ik zei: hoe heet je," sist hij na een tijdje terwijl ik zijn hand om mijn keel voel slaan. Maar nog steeds zwijg ik koppig. Tergend langzaam wordt mijn keel dichtgeknepen totdat ik geen lucht meer krijg. Eventjes houd ik het wel vol, maar dan krijg ik toch echt de drang om te ademen. En ik begin als een vis op het droge naar lucht te happen wat hem lijkt te amuseren. "Ik vraag het je nog één keer aardig, wat is je naam?" gromt hij bij mijn oor en ik voel het bloed stollen in mijn aderen door de kilte in zijn stem. Wat zou hem in hemelsnaam zo gemaakt hebben. Ik besluit mijn naam nog steeds te verzwijgen, ik ga niet meewerken met zijn plannen. Vol ongenoegen kijkt hij me aan, er lijkt zelfs iets van een diepe woede in zijn blik te zitten. "Best..., dan maar zo," hoor ik hem tegen me sissen. Zijn hand gaat naar zijn zak en ik zet zoveel mogelijk stappen achteruit als ik iets zilverkleurigs in zijn hand zie, maar de muren sluiten me in. Ik kan nergens heen, ik zit in de val. "En nu is ze wel bang. Dom meisje ben je toch, nu ontkom je niet meer aan mijn toorn," zegt hij duivels. En voordat ik het weet boort hij de dolk met ongelooflijke kracht in mijn schouder. Een wanhopige en gekwelde gil komt er uit mijn mond en de tranen springen in mijn ogen. "Hoe voelt dat meissie?". Met tranen in mijn ogen kijk ik weer naar hem op, maar ik zwijg, dat is voor nu het antwoord. Het vertelt hem vast genoeg. "Je naam," zegt hij weer terwijl hij gemeen op de dolk duwt zodat de pijn zich weer door mijn lichaam verspreidt. "L..Lucy," stamel ik zachtjes terwijl ik mijn tranen tegen probeer te houden. "Heel goed, Lucy dus," mompelt hij als een soort van krankzinnige. "Is het waar dat je Jace zijn mate bent?" vraagt hij grijnzend. Lichtjes knik ik met mijn hoofd, "Ja," fluister ik zacht. "Interessant, heel interessant," hoor ik hem zeggen terwijl zijn duim langs mijn hals streelt. "Hij heeft je nog niet geclaimd, de sukkel," roept hij lachend uit. "Ik moet toegeven, je bent een plaatje. Maar volgens mij ben je niet echt een wolf,". Bij die woorden houd ik mijn adem even in, zou hij het weten? "Maar als je geen wolf bent is het ook vrijwel onmogelijk dat je zijn mate bent, dus eigenlijk moet je er wel eentje zijn,". Diep vanbinnen haal ik opgelucht adem na die woorden. "Voor vandaag krijg je geen eten en drinken omdat je niet goed hebt meegewerkt. Ik kom morgenochtend weer voor je terug," zegt hij met de stem van een leider. En ik kan niet anders dan onderdanig naar de grond kijken. Misschien dat er morgen nog een kans is om te ontsnappen. Misschien. Zodra de jongen de ruimte weer heeft verlaten haal ik opgelucht adem maar ik piep van de pijn als ik mijn schouder beweeg. Die rot dolk heeft hij er gewoon in laten zitten. Maar dank de goden dat mijn ketting verborgen zit onder mijn haar en mijn shirt, ik had niet willen weten wat hij met me had gedaan als hij erachter was gekomen wie ik echt ben. Met opeengeklemde kaken laat ik mezelf op de grond neerzakken en ik probeer de dolk te verwijderen, maar de ketens belemmeren elke beweging. Zou Jace mijn pijn kunnen voelen?. Ik hoop met heel mijn hart van niet, ik wil hem niet laten lijden onder de gedachte dat ik pijn heb. Lichtjes schud ik mijn hoofd, ik moet hem uit mijn hoofd zetten. Ik bezorg hem echt alleen maar problemen. Ik ben een nutteloze bloedzuiger, alleen ik ben nog niet ontwaakt. Maar als ik dat doe, dan wil ik niet weten wat voor een monster ik zal zijn. Nooit.

Hey liefste lezers, ik wil me alvast heeeel erg verontschuldigen voor mijn late update. School nam echter zoveel tijd van me in deze week dat ik absoluut geen tijd had om te schrijven. Kennen jullie dat?
In ieder geval, hier is het nieuwe hoofdstuk waar jullie zo op hebben gewacht ;) Sorry, als hij misschien een beetje aan de korte kant is. Denken jullie dat Lucy ooit nog vrij komt? En dat ze Jace ooit nog zal zien? En wat is de jongen met haar van plan....

Het liedje heb ik uitgekozen omdat ik het zelf erg mooi vind om naar te luisteren. Het heeft gewoon iets dat me aanspreekt, haha. Maar ik vond het wel bij dit hoofdstuk passen omdat eigenlijk de twee wezens in Lucy met elkaar beginnen te botsen. Ze wilt niet zijn wat ze echt is, ze wilt normaal zijn. Ze wil geen gevaar zijn voor anderen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top