Gone

/Lucy p.o.v/

Jace heeft me deze ochtend gewekt met zijn kusje, al sliep ik toch al haast niet meer. De gedachte aan die Meliorn spookten door mijn hoofd. Als mijn dromen het goed hebben is hij dus mijn verloofde, iets waar ik nooit voor gekozen heb. Ik wil bij Jace zijn, zijn mate zijn. Nu sta ik te luisteren naar het gesprek tussen hem en zijn vader. Zijn vader lijkt niet erg blij te zijn met mijn komst, het is bijna of hij een hekel aan me heeft. Ook valt het me op dat Jace niet de gehele waarheid over onze relatie aan zijn vader vertelt. Misschien schaamt hij zich wel omdat hij de mate is van een nog niet ontwaakte vampier. Een zacht zuchtje uit ik. Maar dan hoor ik het dreigement van zijn vader, hij wilt ons allebei verbannen als ik zijn roedel ook maar één keer in gevaar breng. Maar..., dat is niet rechtvaardig, denk ik bij mezelf. Ik ben diegene die een gevaar vormt voor iedereen hier. Voor Jace, zijn vader en de roedel. Allemaal verdienen ze het stuk voor stuk niet om door mij in de problemen te komen. Hij heeft gelijk dat ik ze allemaal in gevaar breng. En als ik er zo over nadenk en deze woorden hoor besef ik me maar al te goed dat ik eigenlijk alleen maar een last ben voor Jace. Ik kan me niet eens ergens nuttig voor maken. Snel keer ik terug naar de kamer waar ik mijn spullen pak en ik trek een vest met een capuchon aan voor de zekerheid. Gewoon zodat niemand mijn gezicht kan zien en me dus kan herkennen. Ik heb alleen nog één probleempje, ik moet ongemerkt langs Jace vader zien te komen. Al is daar ook een oplossing voor, ik ga gewoon via zijn slaapkamerraam. Een talent dat ik me de afgelopen dagen wel eigen heb gemaakt. Dan bedenk ik me dat ik wel een bericht voor Jace moet achterlaten, ik wil niet dat hij denkt dat ik zomaar ben weggelopen. Maar ik moet snel zijn. Daarom haast ik me naar zijn bureau en ik scheur een stuk papier van een schrift af waarna ik zeker vijf minuten zoek naar een pen. Als ik er dan eindelijk één heb, begin ik te schrijven:
Lieve Jace,
Pas sinds kort weet ik dat ik je mate ben, maar je moet weten dat het me zielsgelukkig maakt. Je bent de meest geweldige, mysterieuze jongen die ik ooit heb ontmoet. zen je moet weten dat ik zielsveel van je houdt. Maar juist daarom heb ik deze beslissing moeten nemen. Het spijt me, maar ik moet gaan. Gaan voordat ik gevaar en ongeluk breng voor jou en je roedel. Zoiets wens ik jullie absoluut niet toe. Zeg je vader trouwens dat hij gelijk had, hij heeft me de harde waarheid doen inzien.
Voor altijd de jouwe,
Lucy.
Nog een paar keer lees ik de brief door maar dan leg ik hem toch maar op zijn kussen. Heel mijn hart schreeuwt uit dat ik dit niet moet doen, maar mijn hoofd weet beter. Dit is de beste keuze, ookal moet ik daarvoor mijn liefde achterlaten. Geruisloos open ik het grootste raam in de kamer en ik ga erin zitten. Voorzichtig spring ik eruit en ik breek mijn val met mijn handen. Elke keer doet het even pijn, maar die pijn verdwijnt snel genoeg weer. Met één hand omklem ik stevig een band van mijn rugzak, daar gaan we dan. Met een flinke vaart loop ik door het dorp heen. Een paar bewoners kijken me bevreemd na, maar ze doen me niks omdat ik er zo snel weer vandoor ben. Ik vraag me af waar Jace op dit moment is, hij zei dat hij pas in de middag weer terug zou zijn. Genoeg tijd om een flinke afstand af te leggen dus. Nog steeds voelt het ergens niet goed om deze plek te verlaten, maar dat is vast de band die ik met Jace heb. De tijd lijkt haast wel voorbij te vliegen naarmate ik steeds verder het donkere bos in loop. Het wordt ook steeds dichter begroeid. Zodra het begint te schemeren besluit ik om een geschikte slaapplek te zoeken. Ik houd deze reis nooit vol als ik niet slaap. Na een tijdje rond gekeken te hebben kom ik uit bij een wat minder dicht begroeid stuk waar het mos erg zacht en comfortabel lijkt. Dan schrik ik echter op door een gehuil dat door merg en been trekt. Zo angstaanjagend en duister. Wat me nog meer angst aanjaagt is dat op dat gehuil nog meer gehuil volgt, alleen deze keer van andere wolven. Tenminste, als ik het goed heb zijn het wolven. Misschien is het Jace wel. Snel begin ik dus de kant van het geluid op te lopen, deze ene keer laat ik me leiden door mijn hart. "Jace, Jace, ben jij dat?!" roep ik hoopvol uit. Misschien kan ik dan toch gewoon afscheid van hem nemen. Echter heb ik al snel door dat het Jace niet was. Ik bevind me weer op een open plekje, maar deze keer ben ik omringd door zeker vijf jongens. Gespierde, duister uitziende jongens. Eentje lijkt echter het meest kwaadaardig van allemaal. En juist hij is diegene die recht voor me staat en me met een duivelse grijns aankijkt. "En wat hebben we hier van een schoonheid," hoor ik hem zeggen waarna zijn vrienden grinikken. Lichtelijk bang, maar ook kil kijk ik de jongen aan. Hij is Jace zeker niet. "Alsof jou dat wat aangaat. Ik kan jou beter vragen waarom je hier 's avonds meisjes lastigvalt," sis ik terug wat me alleen een spottende blik oplevert. "Je hebt wel een scherpe tong voor een meisje," zegt hij. Meteen na die woorden heb ik zin om hem in elkaar te slaan, maar ik weet me nog net in te houden. "Wat willen jullie van me?" vraag ik achterdochtig terwijl ik mijn best doe om alle jongens in de gaten te houden. De leider van de groep moet alleen maar nog breder grijnzen bij die vraag, dat is zeker weten een slecht teken. "Er gaan geruchten rond liefje. Geruchten dat de toekomstige Alpha van de Heian roedel, Jace, een meisje heeft gevonden,". Ik weet meteen wie hij met die woorden bedoelt, ik ben dat meisje, al weet hij dat hopelijk niet. "En? Ik ken geen Jace," lieg ik soepeltjes. Iets wat me weer gelach oplevert van de groep jongens. "Lieg niet lieverd, mijn neus vertelt een heel ander verhaal. Je bent dicht in zijn buurt geweest, hij heeft je stevig vastgehouden, je ruikt helemaal naar hem," zegt hij. Die woorden laten een lichte paniek in mijn ogen verschijnen. Iets dat de jongen een bevestiging lijkt te geven. "Volgens mij hebben we zijn zwakke plek gevonden jongens," zegt de leider duivels. Zo duivels dat ik er de rillingen van krijg. Als ze een stap naar me toe zetten, kijk ik ze vijandig aan. "Blijf uit mijn buurt?!" grom ik waarschuwend. Maar het lijkt ze nou niet bepaald af te schrikken. Als ze nog dichterbij komen grijp ik er bliksemsnel één bij zijn keel en ik draai zijn nek om, iets dat ik deed uit instinct. Shit, ik heb zojuist iemand vermoord, bedenk ik me. Geshockeerd kijk ik naar het dode lichaam voor me. Helemaal vergetend dat er nog vier anderen zijn. Dat laatste bedenk ik me pas als ik van achteren word vastgegrepen in een pijnlijke wurggreep. "Wat moeten we met haar doen?" hoor ik er eentje vragen, waarschijnlijk aan zijn leider. "Spaar haar, en neem haar mee. We hebben haar nodig in onze onderhandelingen met de Heian roedel," is het antwoord van de roedel. Die woorden zorgen ervoor dat ik me uit blinde paniek weer begin te verzetten en ik weet me uit de greep van de jongen te bevrijden door hem in zijn ballen te trappen. "Ik zei...blijf van me af," sis ik nog terwijl ik weg probeer te rennen. Ver kom ik echter niet en ik word hard tegen een boom aangeduwd. Weer kijk ik in de ogen van de leider. Ze hebben een donkerbruine kleur, haast zwart. "Waar dacht je heen te gaan liefje?" vraag hij spottend en afkeurend tegelijk waarna hij me nog een keer hard tegen een andere boom aanramt. "Ik snap wel wat die Jace in je ziet, je hebt flink wat pit in je,". Kwaad en giftig kijk ik hem aan. Het probleem is alleen dat het hem absoluut niks doet. Het levert me alleen een harde dreun in mijn gezicht op. Zo hard dat er zwarte vlekjes dansen voor mijn ogen. "Jace zal nooit zijn roedel verraden voor mij, ik ben niks waard!" roep ik nog uit. Deze opmerking levert me echter nog een dreun op en voordat ik het weet begeven mijn benen het. Het wordt me allemaal te veel en ik zak bewusteloos neer in zijn armen. "Sleep well, darling," hoor ik hem nog in mijn oor fluisteren.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top