11.1 Bondgenoten
'Zeg roodkapje waar ga je hene zo alleen, zo alleen.' Zong Roodkapje treurig terwijl ze een giftige geranium afknipte in het donkere bos. Ze zuchtte.
'Zo alleen... Zo alleen...' De woorden bleven door haar hoofd galmen. Hier in sprookjesland had ze niet bepaald vrienden, nog nooit was ze zo eenzaam geweest. Ze verlangde naar de jongens die er alles deden voor haar aanwezigheid. Het was verloren glorie, ze was niet langer de mooiste van het land, zelfs als de wolf Lily opgevreten had. Ze was nog steeds lelijk, met haar blinde oog en gebroken neus.
Van wolf had ze echter al dagen niet gehoord. Ze was teruggekeerd naar het huisje van de zeven broers, waar het aangenaam stil was geweest. Toch zat het haar niet lekker.
'Roodkapje!' Roodkapje schrok op van een lage stem achter haar.
'Wolf! Ik dacht dat ik je niet meer terug zou zien.' Mopperde ze geïrriteerd. 'Heb je haar opgegeten?'
De wolf klemde zijn scherpe tanden op elkaar en keek even weg. Roodkapje zou vast niet blij zijn als ze wist dat hij Lily niet opgegeten had. Dan kon hij wel vergeten dat zij hem zou helpen met vinden van de gouden lelie. 'Maar natuurlijk, bromde hij dus.'
'Uitstekend!' Siste Roodkapje vals. Ze aarzelde even, het waren woorden die ze nog nooit eerder gezegd had. 'Bedankt.' Knikte ze toen.
Wolf grijnsde. 'Geen dank, maar ik zou het toch waarderen als je wat voor mij in ruil zou doen.'
Roodkapje snoof. 'Ik geloof niet dat ik bij jou in het krijt staat. Sterker nog, ik heb jou geholpen je honger te stillen, zonder mij was je nooit het huisje van de zeven broers binnengekomen.'
Wolf bromde laag. 'Ik dacht dat wij misschien een partnerschap aan konden gaan. Je bent hier in sprookjesland namelijk nogal... alleen.' Grijnsde hij, wetend dat het haar zwakke plek was.
Roodkapje trok haar ogen tot spleetjes. 'En wat heb jij te bieden?'
Wolf dacht diep na, echt veel had hij niet, behalve het vervallen kasteel waarin hij nu woonde. Maar het bleef een kasteel, iets wat Roodkapje niet had, wist hij en hij had zo'n vermoeden dat Roodkapje wel gesteld was op rijkdom.
'Mijn kasteel.' Bromde hij vervolgens.
Roodkapje keek hem spottend aan. 'Jij, een wolf, hebt een kasteel?' Ze fronste haar wenkbrauwen.
'Ik ben in werkelijkheid geen wolf, maar een prins. Ik ben vervloekt. En als jij mij helpt de gouden lelie te vinden, dan is het kasteel van jou. Behalve de uitkijk toren, die is van mij.' Bromde hij.
'De gouden Lelie he? Laat ik daar ook net naar opzoek zijn. Men zegt dat hij helende krachten heeft, en die kan ik wel gebruiken.' Grijnsde Roodkapje. Ze wist wel waar de lelie was, maar daar waar hij zich bevond was het veel te gevaarlijk, voor haar alleen.
Wolf hield zijn poot op. 'Dan hebben we een deal.'
'Roodkapje greep zijn poot beet en schudde hem.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top