Save me!
/Snow p.o.v/
Zodra ik het huis van mijn ouders in zicht krijg verdwijnt de adrenaline die door mijn lijf giert grotendeels. Dit is mijn thuis, hier ben ik opgegroeid, heb ik leren vechten, wonden leren verzorgen en nog veel meer. Maar toch voelt het raar dat Alec nu mee is, en ook die vreemde vrouw genaamd Lana die beweert mijn peettante te zijn. Wanneer Alec het paard stilzet zorg ik ervoor dat ik zo snel mogelijk weer op de grond sta, ik heb nu al lang genoeg tegen hem aangezeten, mijn hart gaat enorm te keer. "Ik blijf hier buiten op je wachten met de wolvin, dit moet je alleen doen Snow," hoor ik hem tegen me zeggen terwijl hij een protesterende Lana met zich meetrekt. "Oké, daar gaan we dan," mompel ik terwijl ik even diep adem haal en het huis in loop. Ik hoorde mijn ouders stemmen net, dus ze zijn thuis. Ondertussen volg ik het geluid naar de keuken en ik zie mijn vader en moeder van de tafel opspringen zodra ze me zien. Voordat ik het weet word ik haast dood geknuffeld. Met wat moeite weet ik ze zacht van me af te duwen, "zo is het wel goed," zeg ik lichtelijk kil, "ik moet met jullie ergens over praten, daarna ben ik hier weer weg,". Met die woorden schok ik ze zo te zien, "ik ben nog steeds niet van plan om te trouwen,". Zachtjes zuchtend kijkt mijn moeder me aan, "goed, ga zitten en vraag maar raak," zegt ze terwijl ze naar een stoel gebaart en ik maak er dankbaar gebruik van. "Wel, volgens een nieuwe vriend van me kan het zo zijn dat jullie over mijn afkomst hebben gelogen, volgens hem ben ik jullie dochter helemaal niet," begin ik. "Wat?! Hoe durf je zoiets te zeggen!" Roept mijn vader meteen boos uit. Vermanend hef ik mijn hand op, een teken dat hij stil moet zijn. "Vertel mij, waarom draag ik anders al sinds mijn geboorte de ketting van Lucinda de Medici om mijn hals, en waarom zou het zo zijn dat twee gewone mensen een kind krijgen met gaves, zoiets kan niet, dat weten jullie ook, pap en mam, als jullie dat tenminste ook echt zijn," verdedig ik mijn standpunt. Mijn vader is ondertussen opgestaan en staat nu achter mijn moeder die bleek weg is getrokken. Ik zie tranen glinsteren in haar ogen. "Het spijt me Snow, het spijt me dat we dit voor je achter hebben gehouden. Maar we waren alleen, ik kon geen kinderen krijgen en toen verscheen jij als een hemels geschenk op die verschrikkelijke wintersnacht. Er werd geklopt op onze deur, maar toen we hem openden lag alleen jij daar in een dik stuk stof ingewikkeld met de ketting en een briefje met je naam, je ouders waren nergens meer te bekennen," fluistert ze haast tegen me. "Ik denk dat ze je in veiligheid wilden laten opgroeien, maar we weten echt niet wiens kind je werkelijk bent, ik weet alleen dat we je als het onze hebben opgevoed,". Zwijgzaam heb ik naar het verhaal geluisterd, maar woede en verdriet weet zich meester te maken van mijn lichaam. "Verraders, jullie zijn verraders!" Roep ik uit terwijl ik snel opsta en naar de uitgang been. "Ik wil jullie nooit meer zien," sis ik, "en mijn echte ouders ook niet,". Na dat gezegd te hebben been ik het huis weer uit. Ik hoor mijn ouders me nog achterna hollen, "Snow, blijf alsjeblieft, de koning vermoordt ons als jij niet bij hem aankomt!" Roept mijn moeder wanhopig. Mijn vader is echter woedender en voordat ik de kans krijg om te vluchten of om wat te zeggen begint hij te schreeuwen om de wachters die in deze buurt rondlopen. Altijd houden zij een oogje in het zeil. "Wachters!! De Medici dochter ontsnapt, grijp haar,". Gekwetst kijk ik hem aan, hij heeft dit gewoon opgezet, hij wist dat ik ooit terug zou keren. Verrader, hij is een verrader, gaat er door mijn hoofd en ik voel een immens verdriet, maar ook een enorme woede in me opkomen. Ik vermoord ze, ik vermoord die wachters als ze me proberen te pakken. Al snel verschijnen de eersten in het zicht en hun geschreeuw maakt me nog bozer. Iets veroert zich in me, iets probeert de ware ik te ontketenen. Bom, bom, bom, gaat mijn hart te keer terwijl ze steeds dichter bij komen. Nog vijftien meter, nog tien, nog vijf. In de verte hoor ik nog hoe Alec bezorgd mijn naam roepen, maar de emoties hebben me te veel overgenomen om nog te reageren op de buitenwereld, en dan gebeurt het, er lijkt een knop om te gaan in mijn hoofd. Een warme gloed verspreidt zich door heel mijn lichaam en even later gaat er de meest verschrikkelijke pijn door mijn lichaam. Ik gil het uit, al weet ik niet of iemand me ook echt kan horen. En opeens voel ik hoe mijn lichaam van vorm verandert, daar sta ik dan als een wolvin, niet wetende wat er met me gebeurt of wat ik moet doen. "Grijp haar!" hoor ik mijn vader's woorden nog nagalmen in mijn hoofd, ik zal me wreken. Een vervaarlijke grom verlaat mijn lippen waarna ik mijn vlijmscherpe tanden ontbloot naar de wachters die mij even verstijf aan blijven kijken. "Wat kijken jullie, vecht!" hoor ik hun aanvoerder roepen. Als er eentje naar me uit durft te halen met een zwaard verlies ik de controle over mezelf en spring ik bovenop hem. Puur uit woede bijt ik hem zijn keel door. Vijandig kijk ik de rest van de wachters aan. Kom maar op, denk ik bij mezelf. Nu blijft zelfs de aanvoerder aan de grond genageld staan en zijn ogen kijken me ongelovig aan, "h..haar ogen zijn rood Heer, b..bloedrood," stamelt één van de wachters terwijl hij wat stappen achteruit zet. "Wat is zij? ik heb nog nooit zo'n wezen gezien," hoor ik de aanvoerder mompelen. Met de minuut voel ik mijn dorst naar vers bloed toenemen, ik zal ze krijgen, ik zal ze leren. Verraders. Deze keer kijk ik naar de aanvoerder terwijl ik op hem af begin te lopen en naar hem blijf grommen. "Blijf uit mijn buurt monster!" hoor ik hem kil sissen terwijl hij ook zijn zwaard pakt. Monster. Ik ben een monster. Misschien is dat wel de waarheid. Een monster dat een einde gaat maken aan deze wereld en een betere wereld zal creeëren. Met een luide grom spring ik op hem af, maar een harde zwaai van zijn zwaard gooit me opzij en boort zich diep in mijn zij. Het verlangen naar de dood blijft alleen maar groeien. Weer haal ik naar hem uit, weer word ik bijna geraakt door zijn zwaard, maar ik weet het te ontwijken. Verwoed doe ik nog één laatste poging en ik weet hem van zijn voeten te krijgen zodat hij op de grond belandt en ik bovenop hem sta. Zachtjes grommend kijk ik hem in zijn ogen. Ogen die nog steeds gevuld zijn met haat en verachting. " Moordenaar!" hoor ik hem nog roepen terwijl ik mijn klauwen door zijn lichaam boor en ervoor zorg dat zijn dood snel is. Daarna wil ik naar de andere wachters kijken, maar die zijn al op de vlucht geslagen, samen met mijn nep ouders. Langzaam voel ik de woede uit mijn lichaam wegebben, en mijn lichaam begint hevig te trillen waarna ik terugverander naar mijn mensengedaante en als een hoopje ineenzak op de koude grond die plakkerig is van het vergoten bloed. Wanneer ik mijn ogen open voel ik mijn hart voor een paar seconden stoppen met kloppen en ik voel opeens de drang om over te geven. I..ik heb ze gedood, vermoord. Mijn schuld, ze zijn dood door míj. Ongelovig en geschokt kijk ik naar de twee dode lichamen op de grond terwijl de tranen over mijn wangen naar beneden stromen. Monster, schiet er door mijn hoofd. Ik ben nog erger dan de koning, wat ben ik eigenlijk? Ondertussen begint mijn lichaam nog heviger te trillen en ik kijk naar mijn zij waar het bloed uit gutst. I..ik ga ook dood, gaat er door mijn hoofd. Hard sla ik met mijn vuisten op de grond terwijl ik iets zoek om me nog meer pijn mee te doen. Monster, je bent een monster. "Ik ben geen monster, laat me met rust!?" roep ik tegen de stemmen die om me heen fluisteren. "Snow," hoor ik een stem roepen waarna een figuur naast me neerknielt en me beschermend in zijn armen sluit, Alec. Meteen verschijnen er nog meer tranen in mijn ogen en ik verberg mijn gezicht in zijn mantel. "Sst, rustig maar, het is al goed Snow," fluistert hij in mijn oor terwijl zijn vingers kalmerend door mijn haar heen strelen. "I..ik ben een m..monster, ik...ik heb ze vermoord," breng ik snikkend en naar adem snakkend uit. "Dat ben je niet Snow, jij bent absoluut geen monster, die mannen verdienden het," fluistert hij zachtjes terug terwijl hij me nog inniger omhelst. "Voor deze ene keer moet ik het eens zijn met die jongen meisje, je bent absoluut geen monster, ze verdienden het," hoor ik Lana wat verderop zeggen. "Je moeder heeft het ooit ook gedaan, ze reageerde net als jij,". Zachtjes snikkend kijk ik Alec aan in zijn ogen, zijn gezicht nog steeds verborgen onder zijn cap. Waarom kwam hij me niet helpen. Langzaam probeer ik op te staan, maar meteen wordt het zwart voor mijn ogen en ik val flauw in Alec zijn armen, nog net zie ik de maan die de hemel verlicht met haar zilvere schijnsel. Monster. Geen monster. Moordenaar, dat ben ik.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top