Lonely Night

/Snow p.o.v/

Met een zuchtje laat ik me op het hemelbed in mijn kamer vallen. Het diner was inderdaad verrukkelijk geweest, als het had gekund had ik zo nog een bord op kunnen eten. Maar dat ging niet aangezien Alec ook nog eens een chocoladecake had gebakken als toetje, die misschien nog lekkerder was dan het voorafgaande. De jongens hadden in ieder geval plezier in her plagen van Alec tijdens het diner, terwijl hij zelf alleen maar deed of hij ze niet hoorde, maar ik zag heus wel dat hij ze soms dreigend aankeek. Hij keek ze aan met een blik die nog heel wat beloofde, hij zou wraak op ze gaan nemen. En dat was ook gebeurd, hij had nogal wat rode pepers in de cake van de jongens gestopt waarna ze allemaal na de eerste hap snel naar de keuken renden om hun mond te blussen met water. Niet dat het er echt tegen zou helpen, het zijn immers rode pepers. Stiekem moest ik er wel om lachen, maar ik heb mijn gezicht heel goed in de plooi weten te houden tot aan het einde van het diner. Ik ben uiteindelijk maar weg gegaan omdat er om de één of andere reden een spanning hing tussen de jongens, en ik had zo het gevoel dat het aan mij lag. Daarom heb ik ze verlaten met het smoesje dat ik moe was en ben ik teruggekeerd naar mijn vertrek. Lichtelijk afwezig kijk ik naar het plagond van sterren boven me, geschilderde sterren, dat wel, maar met een beetje fantasie zouden ze zo echt kunnen zijn. "Waarom verpest ik toch zoveel," mompel ik zachtjes tegen mezelf waarna ik weer van het bed af ga en richting het raam in mijn kamer loop. Vandaag is het volle maan, mijn favoriete nacht in de maand. Normaal vrolijkt de maan me wel op, maar vandaag maakt ze me alleen nog maar eenzamer. Hoe zou het met mijn ouders zijn? Zouden ze in de problemen zitten vanwege mijn verdwijning? Misschien had ik wel niet weg moeten lopen, maar ach, daar is het nu toch allemaal te laat voor. Terugkeren is geen optie meer, ik heb mijn keuze gemaakt en moet dit pad nu ook bewandelen. Het pad dat recht de duisternis in loopt, het pad waarvan ik geen idee heb waar het uitkomt. Als ik me weer omdraai zijn de stemmen in de kamers beneden mij verstomd, het is muisstil geworden. Zouden de jongens al slapen, hoe laat is het eigenlijk, vraag ik mezelf af. Ondertussen speuren mijn ogen de kamer af opzoek naar een klok, en uiteindelijk vinden ze er ook een, tien over twaalf geven de zachtjes tikkende wijzers aan. Er is al drie uur verstreken sinds ik het diner heb verlaten. Ergens zou ik misschien ook moeten gaan slapen, maar ik kan het niet, mijn lichaam is niet moe. Daarom besluit ik om het huis maar te gaan verkennen, misschien zijn er wel mooie verborgen plekken waar haast nooit iemand komt. Plekken van rust. Heel zachtjes maak ik de deur van mijn kamer open, al gaat het minder zacht dan ik had gewild, de oude deur kraakt zachtjes in de stilte van de nacht. Met stappen die zo licht als een veertje zijn loop ik de gang door richting de andere gangen. Als er niemand is die reageert op het gemaakte geluid haal ik opgelucht adem en loop ik verder. Na een tijd rondgedoold te hebben stop ik bij een kamer waar stemmen uitkomen. "Hoe weet je zo zeker dat we haar kunnen vertrouwen?" hoor ik een stem zeggen, waarna er een andere stem op reageert "ik voel het, haar aura heeft niks kwaads in zich, en bovendien heeft de maan me nog niks laten zien dat erop wijst dat ze een gevaar zou kunnen vormen, ze is maar een meisje Alec, ze doet geen kwaad. Ze is hoogstens alleen de weg een beetje kwijt en ik denk dat wij haar moeten steunen, ze kan een welkome aanwinst zijn, in het dorp luisteren ze immers eerder naar een intelligente en mooie vrouw dan naar de mannen die altijd hun schulden komen innen," antwoordt de andere stem weer, het klinkt als James. "Ja, ik vind dat ze moet blijven," hoor ik Klaus deze keer zeggen. "Goed, dan zijn we het er over eens, ze mag blijven zolang ze ons maar niet in de weg loopt, en ik geef haar een kans met de mensen, ik ben benieuwd hoe ze met hen om zal gaan," zegt Alec, "al heb ik nog steeds het gevoel dat ze geen gewoon iemand is, ze is veel te slim in sommige dingen en de gedachtevlagen die ik van haar opvang zeggen me ook dat ze iets voor ons achterhoudt en dat ze iets probeert te ontlopen,". Dan is het weer stil in de kamer. Voorzichtig kijk ik door het kiertje in de deur en ik slik even bij wat ik zie, de jongens staan rond een altaar met een schaal erop, zo te zien van een bepaald soort edelsteen, erin drijft een rode vloeistof. Maar hetgene dat me liet verstarren zijn hun ogen. Die van Bruce zijn nu een lichtgevend groen, die van Klaus een soort van paarsachtig, die van James hebben een rode kleur, haast als de ogen van een vampier, maar die van Alec zijn nog wel het meest speciaal. Ze doen me denken aan het licht van de maan en sterren, heel licht blauw met iets met iets zilvers in zich. "En mocht ze een gevaar worden dan hebben we haar dichtbij ons en kunnen we haar van haar leven ontnemen wanneer het nodig is,". En bij die laatste woorden begint mijn hard sneller te slaan en hap ik naar adem. Meteen daarna zie ik Alec mijn kant opkijken en ik voel de moed in mijn schoenen zakken. Snel verberg ik me achter een grote pilaar, verborgen in de duisternis, en ik hoop met heel mijn hart dat ze me niet zullen zien. Even later hoor ik de deur verder opengaan en voetstappen van de jongens die de kamer verlaten. Als ik niks meer hoor haal ik opgelucht adem en wil ik voorzichtig weglopen, maar net als ik achter de zuil vandaan kom word ik vanachter vastgepakt en weer de duisternis ingetrokken. Ik wil het uitgillen maar een hand belemmert mijn mond om enig geluid te maken. Lichtelijk bang open ik mijn ogen en ik probeer te ontdekken wie mijn belager is, "sst, ik doe je niks luistervinkje," fluistert een stem in mijn oor. "Je hebt geluk dat ze je niet hebben gezien, maar ik weet dat je hebt gehoord wat we hebben gezegd, en als ik jou was zou ik het maar in gedachten houden, we zijn niet wie jij denkt dat we zijn, en wij weten ook niet wie jij bent. De jongens mogen dan misschien wel denken dat je niet bijzonder bent, maar ik weet wel beter, je bloed ruikt anders, je aura is anders, je gedachten verbergen iets, ik zie je in mijn dromen en om de één of andere manier voel ik me extreem tot je aangetrokken lieverd. Dus ik zal je geen dingen in het hoofd halen, want als je ons in gevaar brengt hangt jouw leven aan een zijden draadje, en dat van mij ook. Jaren werd er gezegd dat ik nooit mijn ware liefde zou vinden en als ik dat toch zou doen dat ze dan mijn ondergang zou kunnen zijn, en jij Snow, jij komt heel dichtbij mijn hart. De liefde van mijn soort is anders dan mensenliefde, wij voelen het als onze ziel verbonden is met dan van een ander. Maar ik wil je waarschuwen, kom niet te dichtbij in mijn buurt, dat is beter voor jou en mij," zegt hij zacht tegen me, Alec. En dan doet hij iets wat ik niet aan had zien komen, hij kust me, heel kort, maar ooh zo zacht en liefdevol. Een tinteling trekt door mijn lichaam heen. "Je kunt nu niet meer vluchten. En oja, dit allemaal heb je niet gezien, je weet er niks van," fluistert hij nog waarna hij plotseling is verdwenen. Verstard van angst en onbegrip blijf ik staan, waar ging dat over. Verward kijk ik in de duisternis waarin hij is verdwenen. Wat bedoelde hij met dat ik niet in zijn biurt moet komen, hij was diegene die me kuste. Verzonken in mijn gedachten keer ik maar weer terug naar mijn kamer en kruip ik in bed. "Niet meer vluchten," hoor ik een stem zacht op de wind fluisteren. Met moeite sluit ik mijn ogen, maar ik kom niet terecht in een slaap. Nee ik kom terecht in een soort van droom, een levensechte droom. Ik sta in het bos, achter een boom en ik hoor stemmen aan de andere kant van de boom. Voorzichtig kijk ik erlangs en ik zie twee figuren staan die zich verbergen onder een zwarte mantel, een mantel waar een maansikkel op staat gegraveerd, een bloedrode maan. "Ik weet dat de dochter van die Medici nog in leven is zoon, ze is dan wel verdwenen met haar moeder in die nacht van sneeuw, maar ik voel haar aanwezigheid, haar magie, sterker dan die van welk vrouwelijk wezen dan ook. Ik wil haar hebben, levend, zoek haar," spreekt een duistere en kille stem tegen het andere figuur die nu buigt. "Zoals u wilt vader, ik zal haar vinden," antwoordt de ander en daarna verdwijnen ze en kom ik wel in een diepe zwarte slaap terecht. Een slaap die het begin van mijn nieuwe leven inluidt.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top