Danger

/Snow p.o.v/

Alec's pannenkoeken waren echt hemels, volgens mij heb ik bijna de helft van de stapel op, maar ik voel me er niet schuldig om. Ze waren gewoon zo enorm lekker. Klaus had wel weer grapjes over me zitten te maken, hij zei dat ik nog meer at dan een reus die uitgehongerd was. Een grapje dat hem een trap onder de tafel had opgeleverd en ook Alec's glas dat perongeluk zijn kant op omviel waardoor zijn gehele broek nat was. Meteen daarna had hij geroepen dat we verraders waren, iets waar we alleen antwoord op gaven met een schaapsachtige grijns. Alec had voorgesteld om na het eten te oefenen met mijn gaven, gaven die ik moet leren beheersen voor mijn eigen veiligheid, maar ook die van anderen. Gaven die ik kan gebruiken om dit land te bevrijden. Het meeste vrees ik voor het moment waarop ik van gedaante moet veranderen, de herinnering aan wat er is gebeurd is nog lang niet vervaagd. "Snow, kom je nog of moet ik de deur de hele avond open blijven houden?" vraagt Alec een beetje ongeduldig. Met een lachje loop ik langs hem heen naar buiten toe, de schemering is zojuist begonnen. Het mooiste moment van de dag. "Waar gaan we heen?" vraag ik terwijl ik Alec het bos in volg, hij zal vast wel weten waar we naartoe gaan. "Dat zul je vanzelf wel zien," antwoordt hij geheimzinnig. Met een pruillipje kijk ik hem aan waarna we weer verder lopen. Een tijdje later hoor ik het geluid van stromend water, heel erg veel water. Als ik om me heen kijk merk ik op dat dit stuk van het bos een stuk hoger ligt en dat er veel meer rotsen zijn. "We zijn er bijna,". Nieuwsgierig volg ik Alec met een nog wat snellere pas en nadat we een paar bochten om zijn gegaan komen we uit bij een opening tussen de rotsen. Misschien een geheime ingang. Vlug loop ik verder aangezien ik niet wil weten wat voor een enge wezens er nog meer rondlopen door dit bos, de legendes zeggen genoeg. Het geluid van het water komt steeds dichterbij en als we het kleine grotje uitlopen kijk ik met grote ogen rond. We zijn uitgekomen op een valei, een valei met aan één kant een prachtig azuurblauw meer met een enorme waterval ernaast en aan de andere kant een vlakte vol met oude bomen, sommigen verdord en dood, anderen in de bloei van hun leven. "Welkom op één van de meest heilige plaatsen van mijn volk," zegt Alec waardoor ik opschrik uit mijn fascinatie, hij is er ook nog. "Het is prachtig," breng ik zachtjes uit. "Vroeger was het nog mooier, maar doordat er oorlogen zijn geweest zijn er heel wat bomen vernietigd, eerst dacht ik dat ze altijd dood zouden blijven, maar nu ik je gave ken wil ik graag dat jij iets uitprobeert. Ik wil dat je probeert om één van deze bomen weer tot leven te brengen,". Ongelovig kijk ik hem aan, "jij denkt dat ík dat kan?" vraag ik aan hem, waarom denk hij dat, ik heb alleen zijn hand genezen de vorige keer en ik weet niet eens hoe. "Probeer je het?" hoor ik hem zachtjes en hoopvol vragen. Na enige twijfeling knik ik met mijn hoofd, "ik neem de uitdaging aan,". Meteen nadat ik dat heb gezegd verschijnt er een glimlach op zijn lippen. Ik volg hem richting één van de dode bomen en ik blijf stilstaan zodra ik ervoor sta, hij is gigantisch. Zo enorm zonde dat hij is vernietigd door geweld. "Goed, daar gaan we dan," mompel ik terwijl ik bij de boom neerkniel en mijn handen leg op een grote wortel. Na diep ingeademd te hebben sluit ik mijn ogen en ik concentreer me op de energie in mezelf en in de grond. Je kunt dit Snow, spreek ik mezelf toe in gedachten. Ik voel mijn handen lichtelijk warm worden maar er lijkt niks te gebeuren. Dat vermoeden wordt bevestigd als ik mijn ogen weer open, "het lukt me niet Alec, ik ben niet sterk genoeg," breng ik teleurgesteld uit terwijl ik mijn handen tot vuisten bal. Ik haat het dat ik zo zwak ben. "Geef het nou niet zo snel op Snow, ik weet dat je dit kunt, je hebt het in je," fluistert hij tegen me terwijl ik voel hoe hij zijn handen op mijn schouders legt. Met opeengeklemde kaken kijk ik naar de wortel, ik wil het, ik wil deze boom tot leven brengen. Weer sluit ik mijn ogen en weer pak ik de wortel beet. Deze keer gaat het me lukken, ik zal slagen deze keer. Als er één ding is dat ik heb geleerd van mijn vechtlessen is het dat ik niet zomaar op moet geven. Deze keer voel ik de magie die door mijn aderen stroomt beter, ik concentreer me erop en stuur het in mijn gedachten allemaal naar mijn handen toe die haast in brand lijken te staan, maar ik blijf het volhouden, ik mag nu niet opgeven. Zelfs als de pijn ondragelijk wordt geef ik niet op. Op een gegeven moment ebt de magie weg uit mijn handen en wordt de pijn, die lijkt op duizend messen in je handen, minder totdat hij volledig verdwenen is. Langzaam en bang om teleurgesteld te worden open ik mijn ogen en ik haal opgelucht adem als ik een majesteuze en grote oude boom voor me zie staan. Felgroene bladeren aan zijn takken en bloesems die zich ontknopen. Voorzichtig sta ik op, mijn benen nog een beetje slap. Voordat ik echter om kan vallen word ik vastgegrepen door twee sterke armen en ik kijk recht in Alec zijn ogen als hij me liefdevol aankijkt, "Ik zei toch dat je het kon," zegt hij veel te zeker van zichzelf terwijl hij me plagend dichter tegen zich aantrekt. Onze bond lijkt met de dag wel groter te worden net als onze band. Nog steeds kijk ik naar de boom, ik kan het nog steeds niet geloven. "De maangodin heeft je gezegend met speciale gaven, je bent geen gewone heler Snow, je hebt de gave gekregen om dingen een nieuw leven te kunnen schenken, je kunt mensen uit de dood halen," fluistert Alec tegen me, "Er is al in duizenden jaren niet meer zo'n iemand geweest, je bent de gekozene van de Maan, het tegenbeeld van mijn v...eehm de huidige koning, de gekozene van de Duisternis, brenger van de dood," mompelt hij terwijl hij door mijn haar heen streelt. "Je zult voor hem moeten uitkijken, hij is een gevaarlijk man, je kunt niet zomaar iedereen vertrouwen,". En dan dringt het tot me door, ik weet nu van wie één van de stemmen uit mijn visioenen was, hij was van Alec. Het was een gesprek tussen Alec en de koning, vader en zoon, wat betekent dat Alec de duistere prins is. "J..jij bent de kroonprins," breng ik stamelend aan terwijl ik hem gekwetst en vijandig aankijk, "mijn visioenen, ik herken je stem,". Snel verlos ik me uit zijn armen en ik zet een paar stappen achteruit waarna ik over een wortel struikel en op de grond beland. Even vloek ik maar dan kijk ik naar Alec die boven me komt staan, "Snow, doe nou niet moeilijk, alsjeblieft. Ja, ik ben de kroonprins maar ik doe je niks aan, als ik je dood had willen hebben of aan mijn vader had willen overdragen had ik dat allang gedaan," begint hij, "ik ben verbonden met je, waarom zou ik het riskeren om de marteling van een gebroken bond op me te brengen? Ik ben niet zoals mijn vader, dat heb je toch wel gezien. Er zijn inderdaad mensen waarvoor je op moet passen, Klaus is bijvoorbeeld een raadsman van mijn vader en hij is met mij meegestuurd om een oog in het zeil te houden. Tot nu toe is hij nog niet van mijn zijde geweken, maar als hij erachterkomt wat je kunt dan is de kans groot dat hij je verblijfplaats verraad aan mijn vader, misschien dat hij je zelfs uitlevert,". Lichtelijk geschokt kijk ik hem aan, ik heb al die tijd gewoon bij mijn ergste vijanden geleefd. "Maar onthoud alsjeblieft dat ik je zal beschermen Snow, de maan is machtiger dan mijn vader, al weet ik niet welk van de twee ik meer moet vrezen," fluistert hij zachtjes, zo zacht dat het bijna op een zucht van de wind lijkt. " Ik denk dat we terug naar het huis moeten voordat de jongens ons gaan zoeken, binnenkort oefenen we met je gedaanteverandering," spreekt hij dan waarna hij zijn hand naar me uitsteekt. Zachtjes pak ik hem vast en ik word door hem overeind getrokken, "goed, ik vertrouw je," zeg ik tegen hem terwijl ik de bond nog sterker voel worden, en zo lopen we samen hand in hand terug naar het huis. Het is inmiddels al middernacht, de zon is allang onder en de sterren sieren de zwarte hemel. Sluipend lopen we het huis binnen om niemand wakker te maken, maar er is ook niemand meer beneden. Teder kust Alec mijn lippen waarna we elk naar onze eigen vertrekken gaan.
Het is echter ergens midden in de nacht dat ik ontwaak door wat geschreeuw buiten het huis en iemand of iets hoor bonken op de deuren. Vaag hoor ik ook het gehinnik en gesnuif van wat paarden. Onopvallend kijk ik uit het raam naar buiten en ik kan nog net wat fakkels zien die het bos verlichten en wat gezichten zichtbaar maken, gezichten verborgen onder mantels. "De duistere Heer beveelt u de deur te openen!" hoor ik een stem roepen waarna er weer gebonk klinkt. Dan hoor ik geklop op de deur van mijn kamer. Snel loop ik erheen en open ik hem, opgelucht haal ik adem als ik zie dat Alec er staat, maar zijn blik maakt me ongerust. "Hij is gekomen om je te halen, iemand heeft ons verraden," fluistert hij terwijl hij omkijkt naar de deur. "We moeten snel zijn Snow, je moet maken dat je hier wegkomt," fluistert hij erna terwijl hij mijn hand pakt en me door de donkere gangen begint te trekken. Op een gegeven moment komen we aan in de kamer waar het rare altaar staat, "het spijt me," hoor ik Alec zeggen als hij een kast opzij schuift en een lange gang onthult, "ik kan niet met je mee, ik zal mijn vader proberen af te leiden, vlucht naar de stad Snow, in de stad is een herberg genaamd De witte Gans, Lana verblijft daar, zij zal je helpen. Ik kom je opzoeken zodra het veilig is voor ons beiden. Ga nu, aan het einde van deze gang heb ik een paard voor je gereed gemaakt, rijd zo snel als je kan," zegt hij terwijl hij me de gang in duwt. Nadat hij een laatste kus op mijn voorhoofd heeft gedrukt duwt hij de boekenkast weer terug op zijn plek. Het enige geluid dat ik nu hoor is mijn hartslag die razend te keer gaat door de angst. De duistere koning is hier gewoon. Zachtjes bid ik wat tot de maangodin als ik de totale duisternis in loop. Een paar keer glij ik bijna uit omdat ik de traptreden niet kan zien. Maar zodra ik bijna beneden ben zie ik het licht van een fakkel schijnen. Zodra ik nog wat verder ben zie ik dat Alec zijn zwarte paard voor mij heeft klaargezet. Zo soepel en snel als ik kan stijg ik op en ik pak de teugels in mijn handen als we de stal uitrijden. Nog heel even kijk ik om en ik hoor hoe de deur wordt opengeramd waarna er nog meer geschreeuw weerklinkt. Hard spoor ik het paard aan waarna we samen verdwijnen in de duisternis van de nacht en het bos. De tranen branden in mijn ogen, het voelt alsof ik Alec heb verraden, hem heb overgelaten aan zijn lot. Achter me hoor ik nog vaag wat geschreeuw en even later zie ik dat ik achtervolgd word door wat ruiters, ze hebben opgemerkt dat ik er niet ben. "Kom op jongen, nog iets sneller," fluister ik tegen hem terwijl we er in volle galop vandoor gaan. Even slaak ik een gilletje als een pijl gedoopt in vuur net langs me heenraast, gevolgd door nog een pijl, dat scheelde weinig. "Ze ontsnapt idioten!" hoor ik een stem roepen, een stem die ik maar al te goed ken, de stem van de koning. Ik laat het paard pas terug naar draf gaan als ik zeker weet dat we veilig zijn, en zo rijden we samen door de stadspoorten de stad binnen. Nu nog opzoek naar die herberg. Om eerlijk te zijn heb ik die ook zo gevonden aangezien erboven een enorm bord van een witte gans hangt. Nadat ik ben afgestapt hoor ik voetstappen achter me en dan een blije kreet waarna ik haast word fijn geknepen door een knuffel, Lana. "Ooh, goed, je hebt het gered. Ik was zo bezorgd om je, maar die prins kan schijnbaar toch meer dan ik dacht," zegt ze terwijl ze de stalknecht gebaart mijn paard mee te nemen en samen lopen we de herberg in. Langs alle dronken mannen, richting de kamers. Als Lana een deur opent naar een kamer en naar binnen gebaart loop ik maar naar binnen. "Gelukkig heeft die vervloekte koning je niet in zijn handen gekregen," grinnikt ze. Ondertussen kijk ik de kamer rond, er staan twee bedden, wat kasten een tafel en stoelen. Vrij luxe voor een kamer. "Ik run deze herberg trouwens, dus wees gerust, hier ben je voorlopig veilig. Er komen alleen maar mannen van het verzet binnen hier,". Grijnzend kijk ik haar aan terwijl ik me neer laat zakken op een bed. De tranen beginnen echter over mijn wangen te rollen als ik aan Alec denk. Het voelt niet goed dat ik hem zo heb achtergelaten, hij heeft zoveel voor me gedaan. Al snel zit Lana naast me en omhelst ze me, "ooh goden, ik ben bang dat we hier te maken hebben met een moeilijke maar echte liefde," fluistert ze, "die jongen heeft je hart weten te veroveren, wat ik ook wel snap,". "Maak je geen zorgen lieverd, hij overleeft het wel, hij is en blijft de kroonprins, zijn vader zal hem heus niks doen,". Door de uiteindelijke uitputting val ik toch in een diepe slaap.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top