We doen wat hoort
Op handen en voeten kroop ik over de stenengrond naar de uitgang van de grot. De koele wind waaide door mijn donkere haren en de geur van dennenbomen en regen vulde mijn neus. Ik duwde mijn lichaam tegen de muur en probeerde om het hoekje naar buiten te kijken. De nacht gaf me echter niet genoeg zicht om iets te kunnen zien. Ik vloekte en beet op mijn lip om de volgende te onderdrukken. Met een zucht schoof ik naar achteren en spitste mijn oren. Een uil maakte zijn aanwezigheid bekend en in de verte hoorde ik een wolf huilen.
Uiteindelijk geloofde ik dat het veilig was en kroop weer terug.
"Khan?" fluisterde ik de naam van mijn vriend, "Khan? Volgens mij zijn we de soldaten kwijt geraakt. Khan?"
"Hier," klonk plots een lage stem in het donker.
Ik ging op het geluid af en stak mijn handen naar voren, in de hoop hem tegen te komen. Het duurde even, maar uiteindelijk kropen er vijf vingers over mijn been.
"Ori, ik hoop dat jij dit bent?" fluisterde de stem.
"Ja, mijn knie."
"Grussels, ik was even bang dat ik een of andere pezige spin aanraakte."
"Pezig?"
Als reactie kneep Khan in mijn been en boog naar me toe. Zijn gezicht belandde in mijn bloes en een zachte, umpf, klonk.
"Wat ben jij aan het doen?"
"Ik wilde je een kus geven," mompelde Khan in mijn kledingstuk en krabbelde overeind, "ik nam alleen een afslag te vroeg."
Een klein glimlachje gleed over mijn lippen. Ik pakte de hand die Khan op mijn knie had gelegd en volgde met mijn vingers zijn arm naar boven. Langzaam, uitermate langzaam. Onze ademhalingen versnelden en onze harten bonsden. Eindelijk had mijn hand Khans gezicht bereikt. Met mijn vingers volgde ik zijn kaak, gleed over zijn neus en streelde zijn lippen.
"Plaaggeest," hijgde Khan, voor hij zijn geduld verloor en me kuste.
Zijn lippen waren gretig en vroegen om alles, om al het verlangen, al de angst en al het geluk. Ik had het niet meer en duwde hem naar beneden. Een glimlach gleed over mijn lippen, terwijl ik Khans lichaam met speelse kusjes verwende. De liefde lag in iedere zucht, iedere kreun en ieder woord. Uiteindelijk vielen we in elkaars armen in slaap en werden vroeg in de ochtend door de zon gewekt.
Kreunend streek ik over mijn gezicht en glimlachte toen mijn blik op Khan viel, "goedemorgen."
Ik boog me naar hem toe en eiste een kus, "ik zal het terrein verkennen en eten gaan zoeken."
"Je weet dat we ook nog dat brood hebben, toch?"
Een zuur lachje verscheen op mijn lippen. Gisteren waren we in de problemen gekomen, omdat Khan het een goed idee had geleken om een brood van de markt te stelen. Niet dat hij er iets aan had kunnen doen. Het was niet zijn schuld dat hij nooit had geleerd dat het volk voor alles moest betalen.
Ik tikte met mijn vinger tegen Khans neus, stond op en kleedde me aan. Sluipend doorzocht ik de omgeving af, om er zeker van te zijn dat de soldaten hun zoektocht naar ons hadden opgegeven. Toen ik buiten alles had gecontroleerd liep ik verder de grot in en stuitte daar op een verrassing.
"Wat doe je?" het was Khan die zijn armen om me heen sloeg, "schrok je?"
"Sst."
Ik wees naar het gele hompje en samen knielden we neer.
"Wauw, weet je dat ik altijd al een huisdier heb willen hebben?"
Ik trok mijn wenkbrauwen op en draaide mijn hoofd naar Khan om, "je weet dat we dit niet kunnen houden, toch?"
"Waarom niet? Het is schattig."
"Het is een draak."
"Ow."
Op dat moment keek het kleine beestje op en knipperde met zijn ogen. Een klein rookpluimpje verliet zijn neusgaten en Khan liet met een zucht zijn hoofd op mijn schouder rusten, "weet je het zeker?"
"Ja. Sterker nog, we moeten gaan."
Bij die woorden draaide ik me om en liep naar onze slaapplaats om onze spullen op te ruimen. Khan volgde al snel, "waarom?"
"Het is een baby draak en ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik wil hier niet zijn als zijn moeder arriveert," ik rolde onze slaapzakken op en gebaarde dat Khan me de rugzak moest geven, "wat?"
"Het is een draak!"
"Ja en?"
"Begrijp je het niet? Dit is onze kans. Die draak. Onze redding," Khan sloot zijn vingers om mijn arm, "misschien kunnen we zo bij elkaar zijn, zonder te moeten vluch-wat?"
"We kunnen dat niet doen. Het hoort niet... het..."
"Vluchten hoort ook niet."
Ik zuchtte, stond op en schoof de hengsels van mijn tas op mijn rug, "we moeten gaan."
Khan perste zijn lippen op elkaar, maar knikte. Zwijgend ruimden we onze spullen op, zodat we konden vertrekken. Tegen de middag waren we de discussie van vanochtend weer vergeten en bekoelde de sfeer. In de avond begon Khan zelfs te fluiten, wat hem een trotse blik van mij opleverde. We sloegen onze armen om elkaar heen en bereikten in opperbeste stemming Landro. Het kleine stadje rook naar vis en zee en droeg het geluid van gelach en meeuwen met zich mee. Khan liet me los en haalde diep adem, "zo ruikt de stad dus."
Glimlachend schudde ik mijn hoofd, de onwetendheid van Khan wel aandoenlijk vindend. De jongeman kon er niks aandoen. Sinds zijn geboorte had hij al die tijd opgesloten gezeten in het paleis, aangezien hij de kroonprins van Ikamon was.
"Kom," Khan pakte mijn hand en sleurde me door de straatjes van Landro, "ik hoop dat de stad mooier is dan het dorp waar we gisteren waren."
Een waterig glimlachje gleed over mijn lippen. Sinds de oorlog met het land Rosko was er nog weinig schoonheid te vinden. Ikamon was een arm en verscheurd rijk. Iets wat Khan ook ontdekte.
Zijn gezicht werd met de seconde bleker en hij duwde zijn lichaam tegen me aan, "waarom wist ik dit niet?"
"Je moeder wilde je beschermen."
En hoe. Aangezien de oorlog het leven van haar man had gekost, was de koningin angstig geworden. Dat was de reden waarom Khan geen stap buiten het paleis had mogen zetten.
"Ja, maar..." Khan kneep in mijn hand, "Ori? Weet jij waarom deze mensen ons zo vreemd aankijk...?"
De rest van de zin werd onderbroken, aangezien er een grote druppel op onze hoofden viel. Het had een geelachtige kleur, was kleverig en stonk naar verrotting. Terwijl Khan hevig vloekte, draaide ik me om. Mijn hart schoot naar mijn keel en mijn gezicht trok lijkbleek weg. Trillend zocht ik met mijn hand naar Khan en tikte tegen diens schouder.
"Wat?"
Ik wees. Een enorme draak van wel tien meter hoog stond voor onze neus. Uit zijn bek kringelde pluimpjes rook en zijn smaragdgroene schubben fonkelden in het licht van de maan.
"Grussels, is dat de moeder?" piepte Khan.
"Yep."
"Is dit het moment waarop we rennen?"
"Yep."
Ik drukte Khan vooruit en samen vlogen we over de zanderige paden van Landro. De draak brulde. Het geluid had iets scherps en haatvochtigs. Ik klemde mijn kiezen op elkaar en pakte Khan vast. Hem achter me aan trekkend, vluchtte ik naar een huisje en zocht samen met hem bescherming bij de muur. Khan liet zijn hoofd tegen de stenen rustten en probeerde zijn ademhaling terug te vinden.
"Hoe kan dit?" vroeg ik.
"Nou..." Khan lachte schaapachtige en schoof zijn tas van zijn rug.
Pas op dat moment ontdekte ik dat de stof leefde. De kreukels bewogen en maakten nieuwe lijnen, "zeg dat het niet waar is, Khan?!"
Het geluid van mijn schreeuw had onze verstopplek verraden en de draak liep traag op ons af. Zijn passen lieten de grond trillen.
Ik pakte Khan vast en samen vluchtten we verder. Onze voeten schoven over het zand en onze spieren kreunden. Achter ons brulde de moeder om haar jong en stak de stad in brand. Ik duwde Khan uit het zicht van de draak en verkocht hem een mep, "ik had je gewaarschuwd."
Khan dook in elkaar en de tranen stonden in zijn ogen, "het spijt me, ik... ik deed het voor ons."
"Waarom?"
"Na gisteren... pas nu zie ik wat de oorlog met mijn volk heeft gedaan. Het heeft niet alleen mijn gezin... maar ook..." Khan beet op zijn lip en pakte mijn hand vast, "hoe kan ik weglopen, hoe kan ik gelukkig zijn, als... als mijn volk lijdt? Ik ben de kroonprins. Ik heb de macht om iets te veranderen en..."
Ik streek een traan van zijn wang en liet mijn voorhoofd tegen die van hem rusten.
"Als ik niet met de prinses van Rosko trouw dan zal er geen vredesverdrag zijn. Ik zal mijn land in oorlog achterlaten. Dus ik dacht... ik dacht, misschien is dit het. Misschien is een draak... een cadeau. Een waardevol cadeau, want wat is er waardevoller dan een wezen dat bijna is uitgestorven?"
Ik leunde naar achteren om hem aan te kijken en raakte hem zachtjes aan, "ik hou van je, maar... de draak hoort bij zijn moeder."
Khan knikte met tranen in zijn ogen, "dan zou ik maar moeten doen wat hoort."
Hij stond op en liet de draak vrij. Nadat moeder en kind met elkaar herenigd waren keerde de rust terug. Khan liep naar me toe en ik pakte hem vast, "Je hebt het goede gedaan. Kind en moeder horen bij elkaar."
"Zoals een prins en een koning bij hun land horen."
"Wat bedoel je?"
"Ik hou van je Ori, echt," huilde Khan, "grussels ik hou zo veel van je. Nog altijd ben ik dankbaar dat je als bediende voor ons kwam werken en je uiteindelijk zo mijn vriend werd. Mijn enige vriend, mijn enige minnaar."
"Zeg zulke dingen niet, alsjeblieft."
"Maar ik moet, want het is egoïstisch om het geluk van zovele op te offeren voor een. Maar het is slechts een klein gebaar om ons geluk op te offeren voor mijn land."
"Zeg dat niet."
"Maar het is de waarheid."
"Khan nee, we kun-"
"Sst. Alsjeblieft."
Khan legde zijn hand op mijn wang en zijn duim streek zachtjes over mijn huid. Ik sloot mijn ogen. Mijn lichaam sidderde, ademde en leefde. Khan boog naar me toe en ik wilde dat hij zijn lichaam tegen de mijne drukte, dat hij zijn lippen op de mijne legde.
"Ik," hakkelde ik, verward door al die kolkende emoties, "misschien..."
"Alsjeblieft. Alsjeblieft, alleen vandaag. Nog een keer."
Hij vroeg het zo lief, zo kwetsbaar, zodat ik onmogelijk kon weigeren, ik wilde ook niet weigeren. Dus raakten onze lippen elkaar aan. Zacht en geduldig, alsof we de tijd in onze macht hadden. Khans duim streek over mijn kaaklijn en zijn tong gleed over de lijnen van mijn lippen. Ik zuchtte en met tranen in mijn ogen verbrak ik de kus en liet mijn hoofd op die van hem rusten, "je moet weten hoe graag ik je wil. Ik wilde dat... nee, ik wil van jou de mijne maken."
Ik hoorde hoe Khans adem stokte. Toen ik opkeek, zag ik dat hij huilde en ik begon zijn wang te kussen, "ik wil je beschermen, tot aan het eind van mijn dagen en je laten voelen wat het betekent dat ik van je hou."
Als antwoordt voelde ik Khans lippen op de mijne. Dit keer waren ze vurig en dwingend. Hij eiste me op, zoals ik hem wilde opeisen. De wereld om ons heen versplinterde in duizend stukjes, zodat er alleen maar begerige vingers, smeltende harten en zachte kussen bestonden. In dat moment gaf ik Khan alles wat ik in me had en meer. Want in dat moment bestonden er geen verscheurde koninkrijken en gedwongen huwelijken. In dat moment was er alleen plaats voor de liefde en de liefde namen we mee. Zelfs toen we afscheid namen en ieder ons eigen kant op gingen. Ik reizend over de wereld, een poging trachtend om dit verlies te verwerken. Khan, koning van Ikamon. Niemand wist hoeveel het geluk van zijn volk hem en mij gekost had.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top