8.2 De ziel van een vriend
Ik wilde imploderen. Ik wilde in de tussenwereld verdwijnen, maar alles was vast. Mijn onvaste vorm was ook niet meer. Mijn ziel klopte onregelmatig terwijl ik vormen aan de horizon zag verschijnen. Een bulderende grom trok door de lucht. Ik kon niet meer bewegen en ik werd overspoeld door de aanwezigheid van de opperdemon. Ik had gehoopt dat na mijn contract met Ni dat nog maar één keer te hoeven te ervaren als Ni zou sterven.
Natuurlijk had ik niet zo'n geluk. Waar pijn fijn was, was dit drukkende gevoel een regelrechte hel. Het was niet mijn lijf wat verscheurd of gebogen werd, het was enkel mijn ziel. Mijn halve ziel die probeerde te bewegen, maar geketend leek te zijn. Het enige wat het dragelijk maakte, was het gepiep van de eerstegraads achter mij. Zij leken meer te lijden dan ik. Zou Zis dan nog minder te lijden hebben? Het was maar even een gedachte, maar liet mij plots hun magie duidelijk zien. Hen was in de buurt?
Iets zei me naar hen toe te gaan, vreemd genoeg. Ja, ik wilde hen nog ondervragen over bepaalde dingen die hen de laatste tijd uit had gehaald, maar daar was het alles behalve het moment voor. Misschien wilde ik gewoon zien hoe hen op de grond gedrukt werd. Ik merkte te lachen, mijn tanden waren ontbloot. Oh, wat zou ik er niet voor over hebben Zis te zien lijden. Eens een keer te kunnen zien hoe een derdegraads onder de hogeregraads leed. Misschien dat hen dan eens snapte hoe vervelend het was als mijn ziel weer synchroon met die van hen was. Iets wat niet meer over leek te gaan.
Soms vroeg ik me af of mijn ziel ritme ooit anders was geweest dan die van hen, maar een stel hele specifieke herinneringen lieten me daaraan niet meer twijfelen. De druk op mijn ziel leek wat minder te worden en ik merkte dat de grom van de opperdemon weg begon te trekken als onweer. Met moeite kwam ik overeind en ik merkte dat de tussenwereld onder mij weer onvast werd. Niet alleen dat, de horizon verloor zijn rechte karakter en alles leek weer in beweging. De eerstegraads achter mij daarentegen, stonden nog versteend bij elkaar. Even overwoog ik bij ze te blijven, maar ik besloot dat Zis pesten een leuker vooruitzicht zou zijn op dit moment.
Zonder al te veel moeite volgde ik hun magie. Ik was aan de ene kant wat verbaasd dat ik hen zo zonder problemen zou kunnen vinden en ik vroeg me aan de andere kant af of hen het andersom ook had. Terugdenkend aan de vele keren dat hen me niet met rust wilde laten was het antwoord daarop ja. Ik kon niet laten daardoor te grommen, een grom die luider werd toen er weer een druk op mijn ziel lag. Deze was niet veroorzaakt door de opperdemon, maar door een andere bekende demon.
Kay kwam steeds dichterbij. Iets wat ik ook om me heen zag, de tussenwereld reageerde met volle kracht en leek met pijlen aan te geven waar een van de sterkste demonen zich bevond. Ik wilde de andere kant op gaan, maar waar ik Zis' magie volgde, bleek ik ook Kays magie te volgen. Ik stopte en zweefde even op een plek. Verderop was stralend licht. Licht van de bodem wereld. Er lag een scheur voor mij. Voorzichtig verplaatste ik me er naartoe. In eerste instantie dacht ik dat het een kleine scheur was, dat ik niet ver hoefde, maar hoe meer ik me verplaatste hoe groter de scheur werd.
Ik was verward en ik zag dat Zis hier niet geweest was, Kay daarentegen wel. De tussenwereld liet dit maar al te klaarblijkelijk merken door een scène na te spelen. Iets wat enkel gebeurde als een demon overheersend was. De tussenwereld schimmen lieten mij zien hoe Kay via de scheur naar binnen kroop. Duistere, druipende vleugels uit een enorm lijf. Gloeiende ogen en vernietigende klauwen. De demonen die in de buurt waren geweest had hen één voor één gegrepen en hun zielen verbrijzeld. Waar hen ooit mijn ziel had gemist omdat de mijne half was, sloeg Kay nu telkens raak.
Hen scheurde onvastheden uit elkaar, at demonen op, verpulverde zielen. Om hun nek bundelde onheilspellend een ketting van engelenveren die hen niet leek te branden. Het leek hen enkel sterker te maken. De scène werd herhaald en herhaald. Ergens dacht ik Zis te zien, maar na het tien keer te hebben gekeken, wist ik dat ik dat verkeerd zag. Ik gromde wat boos naar mezelf, hun magie was niet eens hier, waarom had ik dat gedacht? Mijn ogen gingen naar de scheur. Even was er het idee oom erdoorheen te stappen, weg te gaan. Zo zou ik Kay kunnen ontlopen... Maar iets hield me tegen.
Waarom hield iets me tegen? Mijn tanden had ik geïrriteerd ontbloot en ik keek scherp de tussenwereld in. Ik wilde weten wat er gaande was. Ik wilde weten of Kay ging vechten om de nieuwe opperdemon te worden. Ik wilde weten of Zis al afgemaakt was. Al was daar een kleine kans op wegens hen net als ik een halve ziel had. Waar ik mijn andere zielhelft vaak miste, gaf ik toe dat het wel een overlevingsmechanisme was.
Zolang Ni er niet aanging, ging ik er niet aan en andersom. De zielenhelften die niet meer in ons lichaam zaten, waren bij elkaar bij de opperdemon. Alleen vrijgelaten als Ni zijn taak als Dood zou hebben volbracht. Dan was zijn ziel vrij om naar de hemel te gaan en werd die van mij weer aan me terug gegeven. Wie weet zou ik dan proberen een derdegraads te worden. Het liet me even wegdromen bij de mogelijkheden van een toekomstig leven, maar die droom was niet lang.
'Aan de kant,' werd er geroepen en ik werd ruw aan de kant geduwd door een demon die zonder terug te kijken de scheur doorsprong. Ik keek hen voor een moment na, maar toen voelde ik weer een druk op mijn ziel en ik besloot nu echt de scheur achter me te laten. Hoe erg de uitweg ook aan me mocht trekken, ik had Zis' magie te volgen.
'Aan de kant.' Even dacht ik weer dezelfde demon van net te zien, maar ik was nu al zo ver van de scheur verwijderd dat het niet mogelijk kon zijn. Daarnaast was de ziel die aan de stem behoorde anders. Het was een bulderende stem en ik zag het intimiderende lichaam van Kay over een andere demon uittorenen waarvan mijn ziel meteen wist wie dat was.
'Zis,' dacht ik benauwd. Hen leek mij niet te zien. Hen reageerde niet, ook niet toen ik hun naam hun kant op dacht. Ik hoefde hen ook niet te hebben reageren. Wat verwachtte ik?
'Je kan makkelijk om me heen,' zei Zis en Kay brulde. Hen haalde uit en hen sloeg Zis aan flarden. Ik zag voor een moment hun halve ziel verschijnen voor er weer duistere materie omheen vormde. Mijn ziel kneep zich pijnlijk samen, iets wat ik duidelijk niet in de hand had.
'Ben je ergens naar op zoek?' vroeg Zis, hen leek geen last te hebben van nu helemaal aan flarden te zijn. Kay gromde. 'Een specifieke demon misschien?'
'Aan de kant,' zei Kay. 'Smeer je weg.'
'Zolang je Yee met rust laat,' zei Zis tot mijn verbazing, 'ben ik weg.' Het was even stil, daarna bulderde Kay het uit. Hun klauwen grepen naar de derdegraads demon en ik was in beweging voor ik het wist.
'En ik denken dat je op de bodemwereld wilde blijven,' riep ik naar hen en ik gaf daarmee Zis de kans uit Kays klauwen te glippen, al was het eerder druipen. Hen kwam in een zielig hoopje op een vast gedeelte van de tussenwereld te liggen. Ik voelde hoe mijn ziel het ritme van die van Zis aannam en mij een vreemd kracht gaf. Mijn blik ging uitdagend naar Kay waarbij de barsten in hun lichaam paars op waren gaan gloeien.
Hun magie kolkte ongerept hun lichaam uit en ik deinsde wat achteruit toen hen mij met een tandvolle grijns aankeek. Mijn ziel werd fijngeknepen. Ik was al blij dat ik niet de enige was toen ik Zis hoorde piepen, maar na nader inzien was blijdschap niet het goede woord, het maakte mij woedend. Woedend, omdat mijn ziel niet meer in ritme van die van Zis kon zijn door Kays stomme vijfdegraads kracht. Zis aanwezigheid had even voor rust gezorgd even voor een andere angst. Dit gevoel wat ik nu had, vond mijn ziel alles behalve leuk.
'De bodemwereld is mijn volgende stop,' zei Kay onheilspellend.
'Oh ja, want dat was het plan,' zei ik in een grom terwijl mijn ziel zich klauwend uit hun magie vrij probeerde te maken. 'Wat is er gebeurt met: Yee, je snapt niet wat de bodemwereld bijzonder maakt. Of: Yee, ik zou de bodem altijd boven het tussen kiezen.'
'Dat waren loze woorden,' zei Kay. en verstevigde hun grip op mijn ziel
'Waar je je eeuwen aan hebt gehouden,' zei ik zonder te laten merken dat ik voelde wat mijn ziel te verduren kreeg. Het was meer een schijn voor mezelf die ik ophield, want elke demon zou waar kunnen nemen waar mijn ziel nu doorheen ging.
'Tijd is relatief.'
'Niet in dit opzicht,' zei ik met glimmende tanden. Kay lachte enkel.
'Misschien moet je leren te veranderen,' zei hen en ik zag hun haal aankomen, maar kon er niks tegen doen. Al probeerde ik het wel. Natuurlijk deed mijn poging niks. Kay was nu nog verder boven mij dan eerst. Nog sterker dan de laatste keer dat ik hen had gezien. Hun klauwen boorden zich genadeloos door mijn lichaam heen en trok het uit elkaar. Het was wonderbaarlijk dat er nog delen aan elkaar vast bleven zitten en door middel van mijn magie trok ik alles weer bij elkaar.
'Wat vind je ervan als ik je ziel zal verbrijzelen?' vroeg Kay. Hen perste me met een klauw de tussenwereld in en ketende mijn ziel opnieuw.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top