8.1 De ziel van een vriend

Yee

Ik had gedacht na die ene opdracht vol mensen niet van Zis af te kunnen komen in de tussenwereld, maar vreemd genoeg was hen nergens te bekennen. Hoezo wilde hen het niet in mijn gezicht wrijven dat ik hen weer nodig had? Dat ik enkel een tweedegraads was? Al was er een grotere vraag: waarom had hen hun ziel zo aanwezig gemaakt? En waarom was die van mij weer in ritme geweest met die van hen? 

Het irriteerde me mateloos. Wat me nog meer irriteerde was Ni's opmerking: Sinds wanneer vind je het niet erg dat hen in de buurt is? Ik gromde onbewust. Ging hem dat wat aan. Het was enkel dat ik Zis had gevraagd ons daar weg te krijgen. Waarom ik dat had gedaan, was me ook een raadsel. Dat Zis er te koel op reageerde en zei dat ik me niet te veel zorgen moest maken, maakte me woedend. Waar was die demon echt? Ik had wat met hen te bespreken. Alhoewel... Een rilling ging plots door me heen. Een krachtige demon was in de buurt.

Kay

Het kon niet anders. Ik herkende die ziel uit duizenden. Ik wist ook dat ik me uit de voeten moest maken. Frustratie borrelde met vurige woedde op. Ik wilde de verrader het betaald zetten, maar ik wist dat het gevaarlijk was hen onder ogen te komen. De opperdemon mocht weten waar hen uitgehangen had. Het was waarschijnlijk op een plek waar hen engelen van kant had weten te maken. Hoeveel vleugels zou hen nu al geplukt hebben? Hoeveel aurelen zou hen gebroken hebben? Te veel waarschijnlijk.

Ik keek om me heen. Hoewel ik hun aanwezigheid voelde, zag ik hen nog niet. Dat was voor mij een goed teken. Het betekende dat ik nog weg kon komen, dat ik me verstoppen kon. De beste plek om naar te vluchten zou de bodemwereld zijn, maar zonder Ni was het moeilijk. Niet onmogelijk, maar wel moeilijk. 

Ik gromde onbewust terwijl ik de duisternis door tuurde. Er waren sporen van verschillende soorten magie, zielen zowel puur als corrupt en aanwezig in een redelijk goede hoeveelheid. Het gaf me een idee. Als ik een horde van eerstegraads kon vinden, kon ik me tussen hen verschuilen. Waar veel zielen te vinden waren, waren vaak ook kuddes eerstegraads te vinden.

Ik was al bijna op weg toen ik mezelf terug trok. Waarom deed ik zo veel moeite als ik niet eens wist of Kay achter me aan zat of niet? Waarom zou hen? Alhoewel, hen had vaak geen reden voor wat hen deed. Ik was hoe dan ook in gevaar, dat had de dag met de schapen al laten zien. Het was niet iets wat ik wilde herhalen en In onvaste staat verplaatste ik me snel naar de eerstegraads demonen wat verderop die verstoord door mijn aankomst omkeken.

'Onze ziel!' zeiden ze elkaar echoënd. Hun klauwen hadden ze in een van de duizelingwekkende energie vormen gestoken.

'Ja, ja, jullie ziel,' zei ik. 'Ik ben hier niet voor een ziel.'

'Ziel,' echoden ze meerdere keren. Terwijl het licht van de genoemde ziel steeds meer af begon te nemen.

'Nee, geen ziel,' zei ik wat de aanleiding voor een was om dichterbij te komen en mij te besnuffelen. Ik sloeg hen weg.

'Half,' zei die terwijl die tegendruk op mijn klauwen gaf waardoor hun hoofd tegen de zijkant van mijn lijf kwam. Ik drukte hen weer weg, maar hen vierde pas mee toen een ander sprak.

'Groot,' zei die en ik merkte dat hun ziel onrustig was. Hun ogen waren overal behalve op mij. Geen enkel oog leek meer op mij.

'Zis,' zei een derde geschokt. Iets wat mijn ziel ook vreemd liet veranderen. Ik fronste verward en ik keek achter me. Er was niks en ik keek de eerstegraads aan.

'Waar zie je Zis?' eiste ik te weten. Hen keek mij wat twijfelend aan. Daarna ging een lange, scherpe vinger naar de ruimte tussen mijn ogen. Ik zag plots wat hen bedoelde. Er was nog een lichte aanwezigheid van hen in mijn magie. Deze eerstegraads had vast een keer een aanvaring met hen gehad, waardoor elk beetje magie van de derdegraads hen angst aanjoeg.

'Ja, ik heb hen recent nog gezien,' zei ik en ik sloeg hun vinger van mij af. 'Als jullie nu gewoon doen dat ik er niet ben, dan is dat helemaal goed.'

'Groot,' werd er weer door een gezegd, maar nu werd het ook door anderen herhaald.

'Groot?' vroeg ik verward, maar ik merkte het ook. De aanwezigheid van Kay was groter geworden. Wat was hen echt van plan hier te doen? Ik dacht dat hen juist een heks wilde worden om permanent op de bodemwereld te kunnen verblijven. Maar daar zat ik nu misschien mis. Die verrader ook. Ik keek weer de tussenwereld door, maar zag de -nu waarschijnlijk- vijfdegraads nergens. 

Toen mijn blik weer terug ging naar de eerstegraads demonen, zag ik dat die dichtbij elkaar kropen en bijna met elkaar versmolten terwijl ze zich van mij weg verplaatsten. Als ik Kays indringende aanwezigheid niet gevoeld had, zou ik voldaan hebben gedacht dat ik ze angst aan had weten te jagen. 

Een rilling ging onbedoeld door me heen en ik merkte dat ik me het veiligst voelde in onvaste vorm. Ook merkte ik niet de enige te zijn die een rilling door het lichaam ervaarde. De hele tussenwereld rilde. Delen die bewogen, hingen plots stil. De altijd aanwezige duisternis werd dikker. Wat eerst onvast onder mij was, werd nu een strakgetrokken werkelijkheid. 

Mijn ogen vonden een horizon die ook op de bodem gevonden kon worden: een streep. De zielen van de eerstegraads trilden hevig en ik merkte dat ik mijn eigen ritme ook niet in toom kon houden. Daarnaast kon ik één gedachte niet onderdrukken, het was een roep om hulp. Ik wist niet naar wie of waarheen. Ik wist niet of ik het hardop had gezegd of dat het nog in mijn gedachten zat. Maar mijn roep deed niks, het liet enkel de duisternis versterken.

---

Dit is echt een unit van een hoofdstuk, dus hij gaat in drieën en daarom maar een klein hoofdstukje "^^ Maarrrr nu kunnen jullie wel 3 weken lang van Yee's perspectief genieten :3


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top