39. Een laatste bezoek
Nick
Ik was boos op Yee, maar ik wist dat het niet volledig terecht was. Hen had enkel gehandeld uit het veilig houden van onze beide zielen helften. Hen had er alle recht toe gehad mijn geest over te nemen en mijn broer neer te steken. Anders zou ik er niet meer zijn. Ik zou hen dankbaar moeten zijn, maar ik kon niet anders dan me leeg voelen. Yerras had veel doorstaan. Als ik zes eeuwen terug in de tijd mocht gaan, had ik eigenhandig een einde aan mezelf gemaakt. Enkel was er momenteel iemand die me daar iets anders over liet denken. Iemand waarbij ik in een gerustellende knuffel lag. Ik weet niet hoe, maar het voelde alsof hij eenzelfde spijt met zich mee droeg. Ik haalde me los en ik keek in zijn robijnen ogen. Mijn hand bleef die van hem vasthouden iets wat steeds meer als een gewoonte beschouwd kon worden dan een actieve actie. Zijn aanraking was mijn anker.
'Wat heb jij meegemaakt,' vroeg ik hem, 'waarom dit je allemaal zo bekend lijkt te zijn?' Redmar keek me aan. Hij was lang stil, maar ik vond het niet erg. Mijn lichaam was nog traag. Een deel van me leek nog steeds in de tussenwereld te zitten en het concept van tijd niet meer te ervaren.
'Ik... ben vaker onbedoeld iemand verloren, dan... nodig was,' zei hij na geslikt te hebben. Daarna werden zijn ogen waarschuwend scherp. 'Waag het niet je bij die te voegen.'
'Was niet mijn plan,' zei ik en ik kneep hem gemoedelijk in zijn hand. Ik liet mijn rug weer het matras raken, terwijl ik mij nog steeds aan hem vasthield. Mijn lichaam was kapot en ik wilde eigenlijk weer slapen ondanks dat Redmar me gezegd had dat ik een week buiten bewustzijn geweest was. In principe zou ik de slaap niet nodig hebben. Yee was slim geweest mij in coma te laten vallen. Het was mijn redding geweest vermoedde ik, om mijn geest van mijn ziel en lichaam los maken. Ik zuchtte diep, sloot mijn ogen even en ik merkte dat ik onbewust patronen met mijn duim op Redmars hand aan het tekenen was. Iets wat me terug liet denken aan ons moment tussen de zielenkasten.
'Ik heb je mes trouwens nog,' zei ik door die herinnering die overspoeld werd door een recentere. 'Wil je die terug?' Yee had met mijn geest ook het mes naar de tussewereld gestuurd. Alsof hen het plan al ver van te voren had om Yerras neer te steken. De aanwezigheid van het mes leek nog steeds in mijn hand te branden. Het bloed van Yerras leek ook nog steeds op mijn lichaam te zitten ondanks dat ik wist dat al dat bloed in de tussenwereld achtergelaten was.
'Wil je dat ik je nu neersteek?' vroeg Redmar wat verward, maar een lichte lach daarna liet zien dat hij daar duidelijk een grap maakte. De opmerking liet me wat lichter voelen. Ik opende mijn ogen weer en ademde diep uit. Ik keek hem aan.
'Nee, maar denk je dat je het aankan het bij je te houden zonder me neer te steken?'
'Het... ging best goed,' hij keek weg met een lichte blos op zijn gezicht, 'de dagen dat ik hier zat.' Een vreemd gevoel trok mijn hart door, een wat me bekend was, maar het voelde nog altijd nieuw omdat het specifiek alleen voor hem aanwezig was. Het liet me iets bewuster zijn van hoe onze handen elkaar vast hadden. Ik was dieper voor hem gevallen dan ik in eerste instantie dacht.
'Hoe vaak heb je hier gezeten?' vroeg ik wat verwonderd.
'Vaak.' Het was even stil. 'De hele week.'
'Bedankt,' zei ik met een glimlach en ik keek hem nog eens goed aan. Zijn ogen hadden wat moeite om contact te maken, maar kwamen toch uiteindelijk in die van mij vast te liggen.
'Je mag het mes trouwens houden. Als je wil,' zei hij.
'Wat? Maar het is zo'n mooi mes.' Ik wilde het uit mijn binnenzak halen, maar ik zag dat alle wapens die ik bij me had gehad -twee in totaal- naast mijn bed lagen. Daarnaast had ik ook niet meer de kleren aan waarin ik in naar beneden was gevallen, dus veel binnenzak om er één in te hebben gestopt had ik niet.
'Ik laat wel een nieuwe maken,' zei hij.
'Maar we hebben geen Querret meer, hoe ga je dat doen?'
'We hebben een nieuwe wapenmaker,' vertelde hij. 'Moyra heeft dat geregeld.'
'Oh,' zei ik en ik liet het even inzinken. 'Natuurlijk gebeurt dat wanneer ik buiten westen ben.' Ik zuchtte. Ergens wilde ik weer rechtop zitten zodat ik mijn hoofd tegen hem aan kon leggen, maar ik hield het bij hem vanuit mijn ligpositie te bestuderen. Ik wilde iets zeggen, maar ik wist niet wat. Er gingen een paar momenten voorbij.
'Is er iets?' vroeg hij voorzichtig. Ik gaf hem een glimlach.
'Ik weet het niet,' zei ik en kwam toch weer overeind. 'Hoe gaat het met de rest? Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met de kerkers? Met de katten?' Redmar lachte.
'Met de katten gaat het goed,' zei hij, wat ik ergens wel typisch vond.
'Is mijn studiemaatje er ook nog steeds? Die zwart-witte?' Redmar knikte. 'Valt die nog steeds naast je in slaap?'
'Wat denk je zelf?' Ik lachte, al was het wat zachtjes. 'Natuurlijk doet die dat nog steeds.'
'Je wil die echt niet Redmar Junior noemen?'
'Nee.'
'Maar jullie lijken zo op elkaar.'
'Nee,' was het antwoord met een vermoeide, maar warme glimlach.
'Maar hoe gaat het met de rest?'
'Van de katten?' Ik lachte, daarna liet ik me weer tegen hem aanvallen. Hij was een goed kussen.
'Je weet wat ik bedoel,' zei ik en keek hem vanuit mijn nieuwe positie vragend aan. Er was weer een glimlach, maar toen hij wilde antwoorden ging de deur van de ziekenboeg open. Ik ging langzaam weer recht zitten.
'Ah, kijk eens wie er eindelijk wakker is geworden,' zei Kilian en Rea duwde hem zowat meteen aan de kant.
'Nee, dat meen je niet,' zei ze met een enorme glimlach op haar gezicht en ze was binnen een seconde aan de zijde van mijn bed.
'Hij valt niet neer te halen, hoe vaak hij het ook zelf probeert,' zei Killian daarop en ik rolde met mijn ogen. In de wat gespannen spieren van Redmars hand merkte ik dat hij zich niet meer helemaal op zijn gemak voelde. Ik gaf hem een klein kneepje en een glimlach waardoor zijn gezicht er wat verwrongen uit begon te zien. Het liet me lachen, iets dat me enkel vragende blikken van de nieuwe bezoekers opleverde.
'Blijf je?' vroeg ik Redmar, want ergens had ik aan zijn gezicht gezien dat hij misschien niet met Killian en Rea in een ruimte wilde zijn. Of nou ja, voornamelijk niet met Killian. Zijn blik naar de roodharige had ik, hoe kort die ook was, niet gemist.
'Ik blijf,' zei hij, maar ik kon zijn spanning in zijn hand nog voelen. In reactie verstengelde ik bemoedigend onze vingers. Daarna keek ik hem voor een paar seconden aan om er zeker van te zijn dat hij zich niet uit de voeten ging maken.
'Beloof je dat?' Hij knikte met een kleine glimlach en ik liet mijn blik naar de andere twee in de kamer gaan. Killian had duidelijk deze interactie opgepikt en gezien hoe onze handen elkaar vast hadden. Er verscheen een onheilspellende glint in zijn ogen.
'Zo, dus jij hebt de beruchte Redmar aan de haak geslagen,' zei hij en hij kwam naast Rea staan met die vreselijke kut grijns die hij altijd had, op zijn gezicht. Ik vond het plots een stuk minder erg dat Redmar hem een enigsinds vuile blik schonk.
'Jaloers?' vroeg ik terug, wetend dat dat de enige manier was om hem erover op te laten houden. Het hielp niet altijd, maar vaak wel. Gelukkig was het vandaag effectief. Het hielp natuurlijk ook dat Rea ertussen kwam.
'Hoe gaat het?' vroeg ze. 'Goed geslapen?' Ik lachte.
'Nee, totaal niet,' zei ik en ik voelde weer het verlies van mijn broer bij me binnen komen. Ik hield Redmars hand steviger vast en forceerde een glimlach op mijn gezicht.
'Nog een week erbij slapen dan maar?' vroeg Killan.
'Het moet maar,' antwoordde ik. 'Heb ik nog iets gemist in de afgelopen weken?'
'Heeft Redmar hier je niet verder ingelicht?' Ik rolde met mijn ogen.
'Ik ben pas net wakker,' zei ik geen zin om te vertellen over hoe gebroken ik me gevoeld had. Het was iets tussen Redmar en mij en Killian moest eens leren zijn neus er niet in te willen steken.
'Je praat beter dan ik zou verwachten als je net wakker was geworden,' zei Rea. Ik keek even naar Redmar.
'Er kwam ook niet veel uit me de eerste paar minuten,' zei ik. 'Redmar kan dat bevestigen.'
'Hij praat nu twee keer zo veel,' zei hij, maar ondanks dat hij iets meer ontspannen was, wierp hij zo nu en dan nog steeds vijandige blikken naar Killian toe. Ik wreef wat over de rug van zijn hand wat hem terug naar mij liet kijken. Het liet mijn hart wat fladderen om te zien dat ik dat effect op hem kon hebben. Het was een veel prettigere reactie van zijn kant dan de angst die ik bij hem had gezien toen we in de tussenwereld zaten. Als ik eerder wist dat ik in coma moest raken om hem minder stress met mijn aanwezigheid te bezorgen...
'Dat is goed om te horen,' zei Rea.
'Het is maar wat je goed noemt,' zei Killian plagend. 'Maar het is fijn om je weer wakker te hebben.'
'Pas maar op, zometeen val ik weer in slaap.' Dit zorgde voor een lach en ik werd daarna ingelicht over wat ik allemaal gemist had. Het was niet veel. Er was nog steeds wat onorde, maar het donkere weer begon langzaam maar zeker op te klaren. Killian vertelde over meerdere engelen opdrachten die hij had moeten doen om meer zuivere zielen naar de hemel te laten gaan. Rea vertelde dat Aleron binnenkort officieel een Dood zou worden. Redmar leek eindelijk zich ook wat meer op zijn gemak te voelen en hij vertelde over de zielenopslagplaats die nu langzaam steeds voller kwam te staan. Waardoor ik hem liet beloven daar met mij heen te gaan het moment dat ik het bed uit was.
De volgende dag was ik nog niet de ziekenboeg uit. Ik had lang geslapen, maar ik was blij bezocht te worden door meer mensen, deze keer door Avi en Jayka.
'Je ziet er echt belabberd uit,' zei Avi en die kreeg een waarschuwende blik van Jyaka.
'Dat hoor ik wel vaker,' zei ik.
'Had je al gehoord dat iedereen uit onze regio's bij Zoylin langs kunnen om hun wapens na te laten kijken?' vroeg Jayka mij. Ik knikte, Rea had me daar al over ingelicht.
'Ik denk dat het nog wel even gaat duren voor ik dat ga doen.'
'We kunnen met je mee als je eenmaal gaat?' stelde ze voor.
'Ik moet die van mij ook nog na laten kijken,' zei Avi erbij en ik glimlachte.
'Dat klinkt als een goed plan.'
Dendra gaf me ook nog een klein bezoek, gevolgd door Yu, Vic en Ikarin die ik van iedereen niet had verwacht mij op te zoeken. De drie wilden net naar een missie gaan toen ze langsliepen en toch nog even zelf wilde zien hoe erg ik er aan toe was. Natuurlijk kwam Redmar meermaals langs om te zien of ik nog steeds leefde. Telkens vond ik zijn hand en rust uit zijn aanwezigheid waar ik energie vond bij mijn andere bezoekers. Het kalmeerde me dat ik niet bang hoefte te zijn dat ik hem weer niet zou kunnen vinden. Hij kwam naar mij toe en ik vertelde hem elke keer met een glimlach dat ik blij was hem te zien. Iets wat hij altijd met een warme glimlach beantwoordde.
Ik begon mij steeds beter te voelen en voor ik het wist liep ik weer de gangen door. Het was nog niet snel, maar ik was al blij weer te kunnen douchen en weer zelf kleren aan te kunnen trekken. Ik sliep nog steeds veel, maar wegens Aleron bij de hogere raad zat, was er niet veel tegen. Daarnaast was hij meester Hein niet en iets coulanter met eigenlijk... alles. Mijn eerste stappen officieel de kerkers uit waren toen ik met Jayka en Avi naar de nieuwe wapenmaker ging waar we bij toeval Moyra tegenkwamen die me in een dikke knuffel trok.
'Ik hoorde wat er gebeurd was,' zei ze, wetend dat ze doelde op dat ik uit de lucht was gevallen en niet op dat ik mijn broer weer vermoord had. 'Goed om te zien dat je weer op je benen staat.' Ik glimlachte.
'Je kent me toch,' had ik gezegd. 'Ik kan wel wat hebben.' Hierna gaf ze me nog een knuffel.
Toen ik terugkwam bij de kerkers, met goedgekeurde wapens en al, was Aleron ook terug. In Dood gewaden en al. Dat hij nu de officiële titel had, hield hem niet tegen mij ook te knuffelen en ik kreeg het gevoel dat iedereen probeerde te testen hoeveel lucht er nog uit mijn lichaam geperst kon worden.
'Waag het niet dat nog een keer te doen nu ik De Dood van deze kerkers ben,' zei hij toen hij mij uit zijn houdgreep losgelaten had.
'Dat moet je tegen mijn demon zeggen, het was hun idee.'
'Dan zal ik binnenkort een goed gesprek met Yee hebben,' was zijn iets te serieuze antwoord daarop. Wie weet zou hen niet alleen van mij, maar ook van hem op hun kop krijgen.
Alles leek weer tot rust te komen en weer terug te gaan naar normaal, in hoe normaal het leven van een leerling van De Dood kon zijn. Toch kon ik niet vergeten hoe ik Yerras weer verloren was. Iets zei me dat hij weer ergens zou zijn. Waar en wanneer, wist ik niet, maar ik hoopte met heel mijn hart dat ik hem zou kunnen vinden. Om hem te kunnen zeggen dat het me speet. Het liet me zijn graf bezoeken. Ik maakte misschien wat misbruik van mijn sleutel om daar heen te kunnen, maar een paar keer per jaar over een sneeuwvlakte naar een vergeten kerkhof lopen zou niet een al te erg probleem moeten zijn. Ik had het vermoeden dat Aleron het ook niet erg vond -ik was er vrij zeker van dat hij het wist-, hij had er niks van gezegd. Jaar in jaar uit bleef ik langs gaan. Het was om mezelf eraan te helpen herinneren wat er allemaal gebeurd was. Dat niemand, zelfs De Dood en diens leerlingen niet, veilig was voor de dood. De sneeuw knerpte onder mijn voeten terwijl ik mijn weg naar een bekende grafsteen liep. Er leek altijd sneeuw te liggen, er leek altijd een kou te zijn. Ik knielde neer waar Yerras al lang niet meer lag, waarschijnlijk al helemaal opgenomen door de aarde, maar ooit begraven was. Ik haalde de sneeuw en het ijs van de steen, zorgde dat zijn naam beter in de steen gegraveerd stond en ik stond weer op.
'Tot de volgende keer,' zei ik en ik draaide me om. Een zucht verliet mijn lijf, maar ik bleef me vasthouden aan de hoop dat hij terug zou komen en ik hem weer zou zien.
Tot de volgende keer.
----
Nou, dat was het dan :P
Laat vooral nog een laatste ster achter 🌟💜
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top