38.2 Inslag
Ik probeerde mezelf aan het werk te zetten. Ik probeerde mij af te sluiten van alles, maar het lukte niet. Mijn hand bleef roerloos met een pen boven het papier hangen. Mijn ogen bleven onscherp op de woorden kleven. Een miauw van een kat liet me opkijken. Twee glimmende ogen keken mij aan en ik voelde hoe tranen mijn gezicht uit vielen zonder dat er iets aan mijn levenloze gezicht veranderde.
Ik deed niet de moeite ze weg te vegen. Ik deed niet de moeite ze tegen te houden. Ik liet ze enkel stromen in de vermoeidheid van deze dag. De kat sprong bij mij op schoot en knorde tegen mij aan. Ik ademde diep in, liet hun zachte vacht tussen mijn vingers door gaan en vond een anker in alle chaos. De kat en de tranen lieten me weer iets bij zinnen komen en ik vulde de rest van het document in.
Toen mijn taak voltooid was, controleerde ik of mijn ogen volledig droog waren. Ik wilde geen vragen. Niet nog een keer. Ik wilde anderen het niet laten zien. Dat Rea en Killian er een glimp van op hadden gevangen was al erg genoeg. Nogmaals controleerde ik of mijn ogen echt droog waren voor ik terug naar boven liep om mijn map in de nieuwere archieven achter te laten. Terwijl ik daar was dwaalden mijn gedachten al snel.
Zou het nog steeds druk in de ziekenboeg zijn? Of zou iedereen al weg zijn? Ik hoopte dat iedereen weg was. Nee, ik wilde dat iedereen weg was. Iets wat ik sinds de terugkomst van de tussenwereld vaak wenste en voor elkaar kreeg door iedereen te ontlopen. Ik wilde geen vragende blikken, bezorgde staren, woorden die me niks deden en toch al tegen iedereen gezegd werden. Het was iets waar ik nooit behoefte aan had en iets waarvan ik altijd duidelijk moest maken dat ik er niet om gevraagd had. Alleen was dat voor veel moeilijk te beseffen.
Ik sloot mijn ogen weer om rust te vinden, terwijl ik de map op de goede plaats in een kast stopte. Tenminste... ik keek naar waar ik de map in stak. Gefrustreerd haalde ik het weer terug en liep een kast verder om het daar wel goed te plaatsten.
Ik was klaar met vandaag. Ik wilde dat vandaag nooit gebeurd was. Ik wilde dat afgelopen maand nooit gebeurd was. Ik dacht dat het beter was geworden. Dat ik me weer open kon stellen. Dat ik niet mijn afstand moest behouden van iedereen om me heen. Ik haatte dit leven, ik haatte mezelf. Had ik maar niemand moeten vermoorden, herinnerde ik mezelf bitter. Als ik dat niet had gedaan, had ik nooit een leerling van De Dood kunnen worden.
Maar dan had je ook nooit iedereen om je heen kunnen ontmoeten. Ik zuchtte. Ik wilde het niet toegeven, maar ik gaf toch om ze. Om mijn vrienden, de weinige die ik echt als vrienden beschouwde: Bojan, Erika, ja misschien ook Rea en natuurlijk Nick. Ik wilde hem weer zien. Ik miste hem. Ik miste hem zo erg dat het mij in tweeën leek te scheuren. Ik wilde naar hem toe. Ik moest naar hem toe. Ik-
'Hé, Redmar, ik had niet verwacht jou ooit weer te zien,' zei Bojan die plots naast me stond. Mijn hart hamerde in mijn borst. Ik loog als ik zei dat ik niet een sprongetje van schrik had gemaakt.
'Hé,' zei ik als begroeting en hij gaf me een bemoedigende klop tussen mijn schouders terug.
'En ik denken dat je in je eenzaamheid verzopen was,' zei hij en er lag een glimlach op zijn gezicht.
'Bijna,' wist ik terug te zeggen en ik voelde hoe zijn aanwezigheid ervoor zorgde dat ik steviger ging staan. Ik merkte mijn rug te rechten en ik voelde dat al mijn negatieve gevoelens zich, ik wist tijdelijk, terug trokken. 'Er moeten nog steeds opdrachten gedaan worden, jammer genoeg.'
'Ik zeg: we doen er één samen.' Paniek schoot door mijn lichaam heen, maar ik liet het niet merken en ik drukte het zo snel weg als het gekomen was.
'Nee,' zei ik. 'Geen behoefde aan.'
'Dat zeg je altijd,' zei Bojan. 'Maar ik weet dat je graag mee wil.'
'Nee.' Bojan gaf me een bekende blik.
'Nee,' herhaalde ik nog eens en hij gaf me een andere bekende blik. 'Het is een simpel woord.' Normaal waren dit soort uitspraken van mij schrep, maar mijn stem trilde.
'Een woord wat jij te vaak gebruikt,' merkte Bojan op, maar er was een lichte frons tussen zijn wenkbrauwen verschenen. Hij had duidelijk opgemerkt dat ik niet in de beste staat verkeerde.
'Nick ligt in de ziekenboeg,' zei ik voor ik er erg in had. Een verbaasde blik kwam op zijn gezicht.
'Oh, shit, dat is niet goed. Is hij niet met wie je altijd spart?' vroeg hij en ik knikte. Een brok kwam in mijn keel te liggen en ik voelde mij weer misselijk. 'Is hij er heel slecht aan toe? Wil je bij hem langs?' Mijn lichaam schreeuwde om ja te zeggen, maar ik wist niks uit te brengen.
'Redmar?' Ik had niet door gehad dat ik in de verte staarde en ik keek hem aan.
'Laten we die opdracht doen,' zei ik in de hoop dat als ik terug zou komen het eindelijk rustig bij Nicks ziekenbed zou zijn.
'Weet je het zeker?'
'Ja,' zei ik en vond mijn scherpe tong terug. 'Voor ik me bedenk.' Bojan knikte, maar zijn blik zei me dat hij zich zorgen maakte.
Toen we weer terug kwamen leek alles rustiger. Niet alleen in de kerkers zelf, maar ook in mijn hoofd en in mijn lijf. De wind was gaan liggen en ik kon me weer focussen.
'Bojan?' zei ik voor we onze wegen splitsten.
'Ja?'
'Bedankt.' Er kwam een grote glimlach op zijn gezicht en hij legde een stevige hand op mijn schouder.
'Ik weet dat je niet zo van de woorden bent, of van je goed kunnen uiten, maar we zijn niet voor niets vrienden,' zei hij. 'Zorg goed voor jezelf Redmar. We hebben nog een lange tijd te gaan als Doods leerlingen. Waag het niet te eindigen als zo'n grote zuurpruim zoals onze meester Hein dat was.' Ik knikte en kreeg een kneepje in mijn schouder terug.
'Bojan... Bedankt. Ik meen het.'
'Dat weet ik,' zei hij en liet zijn arm terug naar zijn zijde vallen. 'Ga naar hem toe, Mar. Ik weet dat je gedachten daar zitten. Ga naar hem toe.' Ergens wilde ik op dat moment zeggen dat ik bang was dat anderen er ook zouden zijn. Dat ik geen zin had in vragen. Dat ik niet met anderen wilde praten. Maar een blik van Bojan liet mij verslagen zuchten.
'Ik spreek je later weer.'
'Dat is je geraden, schaduwbewoner.'
Toen ik de deur naar de ziekenboeg opende, werd ik meteen geconfronteerd met zijn slechte staat. Het zou goed komen, hield ik mezelf voor en ik stapte naar binnen. Het was vreemd, voorheen zou ik hier me nooit zorgen over maken, maar ik was niet de enige die dit had. Ik verborg het misschien goed, maar anderen hadden het bij elke opdracht op hun gezicht geschilderd. Het lag niet meer voor de hand dat we elke dag zonder problemen zouden overleven. Het lag niet meer voor de hand dat we onstervelijk waren.
'Waag het niet te sterven,' zei ik tegen Nick toen ik naast zijn bed plaats had genomen en zijn hand in de mijne vasthield. Er zat tenminste geen bloed meer aan. Zijn benen lagen niet meer in gekke slagen, maar zijn ademhaling was nog altijd zwak. Zijn gezicht was zonder emotie. Zijn handen leken kouder dan ik me herinnerde. Ik sloot voor een moment mijn ogen. Hij zou het redden.
-///-
Er was een week, misschien zelfs meer, voorbijgegaan voor Nick zijn ogen opende. Het was op een klein kiertje, maar het was genoeg om tranen door te laten.
'Nick?' vroeg ik hem, zijn hand in die van mij nog steeds als een anker voor zijn warmte. Mijn hart klopte van blijschap in mijn keel. Ik kon zijn irissen weer zien, al was het maar een streepje.
'Mijn broer,' prevelde hij in een ongebruikte stem. Ik kon niet bevatten hoe opgelucht het me liet voelen zijn stem te horen. 'Hij- ik-' Zijn ogen gingen verder open en zijn grijze ogen keken mij verloren aan. Waar er eerst blijschap was, voelde ik nu mijn hart breken. Er kwam een trillende glimlach op zijn gezicht toen hij mij zag. 'Redmar.' Het was zacht hoe hij mijn naam zei, maar het deed mij zijn trillende glimlach spiegelen.
'Welkom terug?' zei ik. Ik wilde kunnen huilen, ik wilde hem naar me toe trekken, maar ik was bang hem te breken. Nick keek me met een ernstige frons aan en hij bewoog zich wat.
'Ik voel me echt shit,' zei hij nog steeds in een zachte stem terwijl hij nog wat bewoog.
'Je hebt ook meer dan een week geslapen,' vertelde ik hem en gaf hem een kneepje in zijn hand.
'Dat meen je niet,' zei hij in een kreun en hij legde een hand tegen zijn voorhoofd aan, daarna begonnen de tranen te stromen. Hij trok zijn andere hand weg van de mijne en hij verstopte zijn gezicht in beide. Ik wilde dat ik iets kon doen, maar omdat hij net zijn hand weg had gehaald wist ik niet meer hoe ik moest bewegen. Ik keek enkel toe hoe hij zijn gezicht verborg en nog een kreun van verslagenheid liet horen. Toen hij zijn handen naar beneden liet zakken, waren zijn ogen rood. Hij keek me aan.
'Kan je me overeind helpen?' vroeg hij en ik knikte. De tranen stroomden nog steeds zijn ogen uit terwijl ik hem met alle voorzichtigheid hielp in een zitpositie te komen. Ik keek om me heen en vond een tissue om zijn wangen mee droog te deppen. Er was een kleine maar dankbare glimlach op zijn lippen. Zijn ogen gingen naar het plafond met een diepe inademing voor hij mij weer aan keek. Nieuwe tranen glommen in zijn ogen. Zijn lichaam trilde.
'Het had niet zo moeten lopen,' fluisterde hij. 'Ik heb het deze keer echt verpest.' Hij gaf me een blik die me smeekte dat wat er ook gebeurd was goed te maken. Voorzichtig legde ik mijn hand over de zijne.
'Wat... is er gebeurd?' Nick keek weg, nieuwe tranen vielen van zijn gezicht.
'Hij is weer dood,' bracht hij uit. Zijn blik kwam weer terug op mij te liggen. Weer smekend. Ik wist niet wat te doen behalve dichter naar hem toe komen en zijn hoofd op mijn schouder leggen.
'Ik had-' begon hij, maar zijn stem stokte in zijn keel.
'Nick,' zei ik in ongekende rust, 'je kunt er niks meer aan doen.'
'Ik weet het,' zei hij. 'Ik had gewoon gewild... dat ik dat wel kon.' Ik legde beschermend een arm om hem heen. Ik wist waar hij vandaan kwam. Ik kende het gevoel. De tijd terug willen draaien, fouten ongedaan maken.
'Wat had je dan gedaan als je de tijd terug zou kunnen draaien?' vroeg ik, wetend dat dat mij destijds had geholpen, niet wetend of het hem zou helpen of het erger zou maken.
'Hem proberen te redden. Zorgen dat hij niet meer dood zou kunnen gaan. Zorgen dat niemand hem meer wantrouwde.' Hij haalde trillend adem en ik voelde zijn tranen in mijn shirt trekken. 'Een keer niet degene zijn die hem vermoordde.' Ik was stil, woorden zouden hier niks kunnen betekenen. Dus hield ik hem dichtbij me en bleef ik net zoals de afgelopen dagen aan zijn zijde. Hopelijk was dat genoeg.
----
Volgende hoofdstuk laatste hoofdstuk wow
Laat vooral nog een ster achter ookal is het bijna ten einde :]
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top