37. Ik sliep

Yerras

In mijn eerste leven was het een droom die me naar Eke had gebracht. Een droom die me wakker liet schrikken. Een droom van donker water. Maar het was vooral een droom van dood. Ik had daarna niet meer kunnen slapen waar al mijn broers en zussen om me heen in de huifkar zich ongestoord omdraaiden. Ik stond op, mijn korte benen wankelde, toch liep ik naar buiten. Het was koud. Er lag sneeuw. 

De zon was nog niet op, maar dat zei weinig deze lange dagen. Het kon zowel midden in de nacht als laat in de ochtend zijn. Ik huiverde, maar alles was beter dan die droom. Ik keek de wolken van mijn adem na en ik verstopte mijn handen onder mijn oksels voor warmte. Zou ik echt dood gaan? Ik was jong, maar niet zo jong om me niet bewust te zijn van de breekbaarheid van het leven. Zou mijn droom een waarschuwing zijn geweest? Destijds was het enkel een gevoel geweest dat het dat moest zijn, nu wist ik dat het waarheid was geworden. 

Ik was die nacht weggelopen naar het dorp waar we vlakbij stonden. De dag daarvoor was een winkeltje mij opgevallen met een bord dat zei dromen en toekomsten te laten zien. De angst van mijn droom liet mij daar komen en twijfelend bij de deur staan. Er was licht achter de ramen, maar dat zou niet kunnen zeggen dat de plek open was. Wonderbaarlijk genoeg werd de deur wel voor mij geopend door een lange vrouw, een van Eke's vele vormen, maar dat wist ik toen nog niet. Ze had me naar binnen geroepen, het mij comfortabel gemaakt en mijn banger gemaakt voor mij droom dan ooit iemand had kunnen doen.

'Maar ik kan je beschermen,' had zij gezegd. 'Het is een simpel contract dat we maken. Jij geeft mij jouw ziel en er kan je niks meer gebeuren. Je dood zal niks meer betekenen.' Ik snapte de woorden toen niet, maar ik was niet slim genoeg om te snappen wat het betekende om een ziel te verliezen. Ik wist ook niet dat hen me eeuwen en eeuwen zou blijven gebruiken. Maar ik vond het niet erg, niet meer. Zeker sinds dit leven wat ik nu leidde al begonnen was met al mijn herinneringen met meeteen in contact met Eke was gekomen. 

In dit leven leefde ik met hen op de straat en elke dag leerde ik meer. Ik leerde ook dat ik een eind aan mijn ondoorbreekbare leven- en doodcyclus wilde maken. Ik had mijn ziel verkocht om door te kunnen leven, maar niet tot in de eeuwigheid. Het zorgde ook vaak voor gepaste irritaties.

'Waarom gebeurd er niks?' had ik Eke ietwat gefrustreerd gevraagd, ik was niet veel ouder dan twaalf op dat moment. Het lichaam waar ik de ziel uit gehaald had, lag er vreemd bij en degene die de lege huls op de grond had zien vallen schreeuwde nu huilend aan zijn zijde. 'Is dit niet wat me terug moet halen?'

'Je hebt de ziel uit het lijf gehaald, niet opgenomen,' zei hen en hen keek me doordringend aan. 'Daarnaast is dit ook een halve ziel, hier ga je niks mee kunnen. We hebben een hele nodig.'

'Ik heb ook niks aan jou! Geef mij mijn eigen ziel terug.' Eke lachte dreigend.

'Jij hebt je ziel aan mij verkocht, Yerras,' er ging een rilling door me heen toen hen mijn naam zei. 'Eens verkocht krijg je die nooit meer terug. Jouw ziel is van mij.'

'Maar waarom moet ik dan steeds dood gaan?'

'Omdat jouw ziel verbonden is met een ander, maar door een goede ziel kan dat verband losgemaakt worden.' Het was een gesprek dat ik keer op keer bleef herhalen. Telkens weer op een andere manier, maar altijd met hetzelfde antwoord. Eke had mijn ziel. Ik had die van mij in mijn eerste leven verkocht. 

Destijds een goed idee, maar nu had ik mijn twijfels. Al moest ik toegeven dat dit leven een van mijn betere was geweest. Het voelde echt. Het voelde als mijn leven, ondanks dat Eke nog steeds alle macht over mij had. Maar de tijd begon weer te tikken. Hoewel het concept van tijd niet voor Eke bestond, bestond het wel degelijk voor mijn lichaam. In veel levens was ik dood gegaan zonder dat ik wist waarom het gebeurde. Altijd door iets, maar ik wist nu dat het altijd door Nick was. Typisch. Ik kon ook nooit ouder worden dan hij was. Ik bleef altijd aan hem vast zitten. 

Sinds onze geboorte waren we al met elkaar verbonden en ik kwam duidelijk niet van hem af. Behalve als hij ook zou sterven, dan pas zou ik uit deze eeuwige vervloekte levenscyclus kunnen komen. Het probleem was dat hij er steeds tussenuit wist te glippen. Ik had al meermaals geprobeerd hem vast te zetten, maar het bleek tijd voor een andere aanpak. Daarnaast had ik de ziel nodig die hij nog steeds bij zich had. Het enige waar ik nu in ieder geval geen hoofdpijn meer van kreeg was de beschermengel. Nu de corrupte zieldrager dood was, had die geen doel meer. Het zou niet lang meer duren voor hij verdwenen was.

'Dus waar gaan we heen?' vroeg ik Eke, hen had me op hun rug gezet terwijl we door de tussenwereld vlogen waardoor ik een goed zich had op een bewegend landschap. Ik voelde me altijd thuis hier. Dit was me altijd bekend, mijn oneindige, herhalende levens niet.

'Een ziel helft ophalen,' zei Eke kakelend.

'Die van Nick?'

'Ja, Yerras,' er ging weer een rilling door mijn lijf, zelfs na keer op keer mijn naam in hun stem te hebben gehoord bleef de kracht die hen dat gaf zeer aanwezig, 'de ziel van je broer. Dan maak ik er een einde voor je aan.' Ik knikte. Ik wist alleen niet wat ik moest verwachten. Als ik met Eke samen was, wist ik dat nooit.

'En dan ben ik vrij?'

'Zo vrij om wel een heel leven te kunnen lijden,' antwoordde hen, uit hun toon maakte ik op dat hen het lijden in plaats van leiden bedoelde.

'Ben ik dan ook los van jou, Eke?'

'Nee, ik zal nog steeds je schaduw zijn,' zei Eke plezierig. 'Daarnaast ben je ook veel te belangrijk voor mij. Je bent mijn rechtstreekse doorgang naar de bodemwereld zonder dat het me ook maar enige energie kost of ik ergens aan vast zit of maar enig engel mij opmerkt. Het was fijn je zo lang tot mijn beschikking te hebben en ik ben van plan daar nog het langste gebruik van te maken voor ik anderen van hun ziel beroof.'

'Die niet in een cyclus raken.'

'Jammer genoeg niet, nee,' zei Eke mij. 'Maar wel makkelijker pijn te doen. Oh, zo veel makkelijker pijn te doen.' Ik kon hun vreugde door de lucht voelen rimpelen en mijn ogen keken de verte in. Er was weinig te zien, maar in de verte leek er ondanks het constante bewegen van deze wereld, iets vast te zijn.

'Is dat waar we heen gaan?'

'Ja, Yerras.' Weer een rilling. 'Dat is onze eindbestemming. De opperdemon is zo verscheurd dat hen me niet tegen kan houden daar te komen. Misschien dat ik misbruik moet maken van hun zwakte en zelf hun titel op me nemen.' Ik voelde een spanning in de lucht om mij heen, al wist ik niet zeker of het de lucht was of iets anders vreemds wat voor de ongewone sfeer in de tussenwereld zorgde. 'Ik zou geen eens een ziel van een engel nodig hoeven te hebben hen volledig te laten verdwijnen. Misschien dat ik dat doe als ik jou niet meer heb.'

'Dan feliciteer ik je nu alvast met je overwinning, omdat ik er niet bij kan zijn om het te zien.'

'Oh, ik kan je wel laten blijven en pas terug sturen wanneer ik hen verslonden heb, hoe klinkt dat?' Ik merkte te glimlachen.

'Ik kijk er naar uit,' zei ik en Eke landde voor een vreemd gevormd gebouw. Het had iets weg van een neoclassicistisch museum wat ik in een van mijn recentere levens had bezocht. Het verschil was dat de pilaren leken te sidderen bij Eke's aankomst, dat er delen van de vaste vorm naar boven af vlogen of opgenomen werd door een vorm die langs vloog. 

De opening van het gebouw was enorm en leek zelfs groter te worden toen Eke naderde. Ik wist niet zeker of hen het deed of dat het gebouw onderdanig op hen reageerde. Ik geloofde het tweede. Alles leek onderdanig op Eke te reageren. Van demonen tot monsters, tot mensen, tot elke magie, zelfs al die niet van hen was, en tot deze wereld.

'Waarom had je hem de ziel laten pakken?' vroeg ik nu we door rijen aan rijen aan vreemde boekenkasten liepen. Ze waren van dezelfde vaste materie als het gebouw en ze leken vanuit de grond omhoog te zijn gegroeid. Elke plank was een leegte die ons aanstaarde, ons nastaarde. Ik probeerde het me niet van mijn stuk te laten brengen en ik liep met ongedwongenheid door. Ik was hier met een van de sterkste demonen aan mijn zijde om een ziel te stelen. Waarom zou ik me om zo iets kleins zorgen moeten maken?

'Ik wilde hem het gevoel geven dat hij gewonnen had,' antwoordde Eke uiteindelijk en hen leidde me verder langs lege planken tot ik plots de kasten van plek zag veranderen. Er werd ruimte voor ons gemaakt en ik zag in de verte hoe de kasten niet meer in rechte lijnen, maar met kleine lichtjes op hun planken in spiralen om elkaar heen gedraaid stonden. Iets zei me dat het een doolhof moest zijn, een labyrinth wellicht, wegens ik vermoedde dat er maar een in- en uitgang was.

'En daardoor winnen wij,' zei ik met een kleine lach.

'Altijd fijn als we op een lijn zitten, Yerras.' Ik merkte weer te rillen, maar ik liet het niet merken. De kasten schoven verder aan de kant en spiralen ontwonden zichzelf om plaats voor Eke en mij te maken. Hoe verder we kwamen hoe lichter het werd door de kolkende zielen. Zielen die vergezeld werden door een vreemde duisternis. 

Ik besefte me nu pas dat ik nog nooit de ziel van een demon had gezien en ik had me ook nooit bedacht dat ze er zo uit zouden zien. Ik had ook niet verwacht dat de twee zielen steeds om elkaar heen leken te draaien alsof ze in gevecht met elkaar waren waar de ziel van de demon keer op keer de overhand had. Elke vreemde glazen bol liet me hetzelfde zien. Elke demonen ziel had de overhand, had de controle. 

Werden die leerlingen van De Dood nu oprecht wijsgemaakt dat ze iets te zeggen hadden in hun contract als hun zielen zo aan hun demon werden onderworpen? Ik moest lachen en toen ik Eke uitlegde waar mijn lach vandaan kwam, lachte hen mee. Hun lach echode het hele gebouw door, langs alle kasten, langs alle zielen. 

Alles trilde voor een moment, maar stopte meteen toen Eke's aandacht ergens op aasde. In een beweging ging hun hoofd een kant op en schoten de kasten met zielen en al opzij. Eke's lach veranderde, het was nu dreigender geworden en de kasten begonnen tekenen van onvasteheden te vertonen.

'We hebben bezoekers,' zei hen en voor ik het wist dook hen mijn lichaam in. Ik dacht over mijn nek te gaan waardoor ik voor een moment kokhalzend op mijn plek bleef staan terwijl magie mijn lichaam tot de rand vulde en daaroverheen. Alles was voor een moment koud, maar daarna bekend. 

Het nare gevoel trok weg en ik voelde hoe Eke elk lichaamsdeel en elke gedachte van mij overnam. Het was rustgevend en ik liet het gaan. Al zei mij iets dat dit niet iets was wat hen gewoonlijk deed hier. Op de bodemwereld kwam het me vaker voor, maar hier in de tussenwereld had ik geen eerdere herinnering dat hen dat had gedaan. Het liet me vreemd lachen, maar dat kon ook zijn omdat Eke mijn gedachten maar al te amusant vond.

'Kijk eens wie we daar hebben,' zei ik, maar het was Eke die mijn woorden stuurde. Ik had op dat moment nog niet opgemerkt dat er iemand in de uiterste hoek van de ruimte stond. Iemand die nu zichtbaar werd doordat de kasten wegdraaiden. 

Het was een bekend figuur, twee bekende figuren en ik merkte vertrouwen te hebben dat vandaag Nicks ziel van mij zou zijn. Ik hoefde die van hem enkel zijn lijf uit te halen, samen te laten komen met zijn andere zielenhelft die hier ergens opgeslagen was en dan was ik eindelijk na al deze lange jaren vrij. Eindelijk los van alles. Ondanks dat ik wist dat ik de tussenwereld ging missen, was ik maar al te blij met het vooruitzicht niet weer in een leven te hoeven belanden zonder herinneringen en zonder mijn eigen naam.

'We moeten eerst de andere helft van zijn ziel vinden,' zei Eke mij en ik wist dat het enkel tegen mij was en Nick deze woorden niet zou kunnen horen.

'Is het niet handiger dat te doen na de helft in zijn lichaam weg te halen? De vorige keer lag hij toen creperend op de grond, dus kan hij niks meer maken.'

'Het probleem, Yerras,' zei hen en hen begeleidde mijn ogen naar Nick alsof ik hem dichterbij haalde zonder mezelf of hem te verplaatsen, 'is dat dit enkel zijn geest is. Hij heeft een slimme demon, maar geen sterke.'

'Dus het wordt een race om zijn ziel,' zei ik met een glimlach.

'Yerras? Maar ik dacht dat je-' zei Nick nu naar mij toegelopen.

'Ach, ik ben moeilijk te doden lijkt het,' zei ik en ik bekeek hem en zijn demon voor een moment goed. 'Daarnaast, mag ik vragen waar je ziel is?'

'Wat?' vroeg hij, terwijl Eke mij al de instructies gaf naar waar ik heen moest. Het was moeilijk mijn lachen in te houden en Eke's al aanwezige lach in mijn achterhoofd hielp niet mee.

'Het is een zeer simpele vraag, toch?' zei ik en ik liep wat naar links, naar de eerste kasten. 'Of is dat niet waarom je hier bent?'

'Yerras, ik weet niet wat de heks je allemaal heeft beloofd, maar het hoeft niet zo.'

'Welke andere manier is er dan, Nick?' Hij was stil en ik lachte. 'Voor iemand die mij steeds vermoordde heb je veel woorden die mij hopen te redden.'

'Ik-' begon hij. 'Ik had het niet in de hand, we waren maar tien toen!'

'Oh, die keer ben ik zeker niet vergeten,' zei ik en ik liep verder langs rijen aan zielen, Nick liep aan de andere kant van de kast met me mee. 'Maar jij bent duidelijk de keren daarna vergeten.' 

Al mijn levens leken plots mij ingehaald hebben. Waar ik voorheen een paar herinnerde, de belangrijke, kwamen nu de andere levens ook naar boven drijven. Elk eind van elk leven ook en ik herinnerde mij mijn eigen belofte weer. Een belofte die ik had gemaakt het eerste leven dat ik mijn vorige weer had herinnerd. Ik had alle kennis weer voor handen en ik had gezworen te zorgen dat mijn broer nooit meer de reden zou zijn dat ik zou sterven. Enkel was het nu dat hij degene moest zijn om dat te laten stoppen. Ik merkte dat elk leven mij verbitterd had, dat elk leven mijn originele ik van me weg had gescheurd.

'Yerras, ik weet niet waar je het over hebt.'

'Herinner je de huifkar niet? Of een plantenpot? Een verkeerd genoemde naam? Een duw? Een monster? Meerdere zelfs?' Ik merkte dat bij elke doodsoorzaak die ik opnoemde mijn tanden steviger op elkaar geklemd kwamen te zitten. 'Je herinnert je niks? Ook niet de meerdere keren hoe je me neergestoken hebt? Hoe komt het dat je pas deze keer mij hebt herkent? Was die eerste duw soms niet per ongeluk?'

Ondanks dat ik werd overgenomen door een borrelende haat, een haat die ik vaker had gehad en vol gericht was naar mijn broer, was Nick duidelijk van slag. Dat was goed en het liet mij zonder zorgen verder lopen. Eke leidde nog steeds de weg en ik zag dat we niet veel stappen meer hoefden te zetten.

'Ik heb nooit geprobeerd je opzettelijk te doden!' bracht Nick uit met overslaande stem. Ik snoof onovertuigd.

'Oh, ik herinner me ook een keer dat je één van je vrienden zei dat ik het probleem van alles was.'

'Yerras, ik-'

'Je herinnert je het niet, je wist het niet,' zei ik in een bekende melodie. 'Ik had niet een gezicht dat je kende, niet een naam die je wist.'

'Hoe kon ik het dan weten,' zei hij zacht.

'Moest je het niet aanvoelen?' vroeg ik plagend. 'Zoals je deze keer deed? Zoals je zei toen iedereen je vroeg of ik wel echt jouw broer was en niet een lege huls die je zonder uitleg gevonden had?'

'Yerras,' probeerde hij weer, maar ik kon enkel een kleine lach laten horen.

'Het ziet ernaar uit dat ik je ziel heb gevonden,' zei ik, maar zijn demon was me voor en hen had Nicks geest naar de kast getrokken waar Eke me zei heen te gaan. Eke liet dat duidelijk niet gebeuren en hen bracht mij in een oogwenk naar dezelfde kast toe. Mijn hand op de glazen bol die de ziel helft van Nick en zijn demon had. Enkel verscheen Nicks hand snel op de bol en hij keek me smekend aan.

'Alsjeblieft,' prevelde hij. 'Het hoeft niet zo.' Ik lachte hard. Het was werkelijk absurd dat hij na al mijn uitleg nog steeds dacht dat er een andere optie was, want ik had al eeuwen naar een andere manier gezocht. Enkel hadden maar weinig van mijn levens mij de opties gegeven erachteraan te kunnen gaan.

'Je hebt gelijk,' zei ik en ik klemde een hand om zijn keel, geest of niet, ik kon hem zeker met genoeg kracht hier weghalen. Zeker met Eke aan mijn zijde. 'Het kan ook zo.' Nicks ogen gloeiden wit op, zijn geest was plots vol met magie, de magie van zijn demon. Ik wist niet wat hij probeerde, Eke stond ver boven zijn demon, hen zou niks uit kunnen maken. Een pijn tussen mijn ribben liet mij anders denken.

'Yee? Wat-?' zei Nick van slag. Ik keek naar beneden. Bloed gutste mijn lichaam uit.

'Ik ga niet mijn ziel verliezen aan deze onzin!' krijste Nicks demon en ik probeerde contact te maken met Eke die enkel in mijn gedachten lachte. Waarom lachte hen? Ik keek weer naar mijn wond en daarna naar Nick. Er stond paniek en spijt in zijn ogen. Hij trilde ongecontroleerd, maar zijn demon dwong hem duidelijk om het mes nog een keer goed om te draaien. Eke bleef lachen. Hen bleef maar lachen.

'Dacht je nu echt dat ik je zomaar zou laten gaan?' vroeg hen me, terwijl ademen geen optie meer voor mij was. 'Dacht je nu echt dat ik mijn favoriete en langst houdbare doorgang op zou geven?' Mijn grip op de glazen bol verslapte en viel uit mijn handen. De bol rolde over de grond en buiten mijn bereik. Lachend verliet de heks mijn lijf.

'Eke,' wilde ik hen naroepen, maar het was enkel een fluistering.

'Ik zie je snel weer, Yerras,' zei hen, het was bijna liefkozend, maar het liet me enkel verloren voelen, terwijl mijn lichaam naar achteren viel. 

Waar de duisternis van de tussenwereld altijd als mijn thuis was, werd ik nu gegrepen door een duistere kou. De gerustellende druk die er altijd was, die mij altijd hier veilig deed voelen, verdween. Mijn spieren verkrampten, alles deed pijn en paniek steeg naar mijn hoofd. 

Ik zag Nicks bezorgde, met tranen bedekte gezicht. Ik zag hoe hij zonder geluid schreeuwde, hoe hij mij in zijn armen nam, terwijl langzaam de koude duisternis zich verder om mij heen klauwde en mij onderdompelde. Het trok mijn lijf in, mijn longen in. Het was verstikkend. Ik probeerde naar zuurstof te happen, maar het lukte niet. Er was geen adem meer enkel een lichaam gevuld met duister water waar ik langzaam in verdronk.

----

Rip Yerras

Dat stuk waarin hij 12 is, is trouwens Lewis's dood :3 (just so you know)

laat vooral weer een ster achter (Nick heeft het nodig)


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top