33. In het licht van een ziel
'Hold on, I don't wanna know what it's like when you're gone'
Ik was Redmar nog steeds kwijt. Een feit wat ik even leek te zijn vergeten toen ik in de collegebanken zat, maar al snel tot me terug kwam toen ik door de kerkergangen liep. Ik probeerde het van me af te zetten, er niet al te veel aan te denken, maar het lukte me niet. Waar ik hem nooit eerder in de kerkers had gezien in mijn eerste eeuwen, wist ik nu niet wat ik met de kennis van zijn bestaan moest.
Ik wilde hem zien, zo ver was ik wel. Ik wilde weten of het nog goed met hem ging, want die laatste keer dat we elkaar zagen, had hij er niet goed uit gezien. Ik maakte me zorgen, maar wie hem kende zei mij me geen zorgen te moeten maken. Zo was hij nu eenmaal. Redmar verdween. Het was enkel toeval als je hem zag. Alleen wilde ik niet dat het toeval was.
Ik miste hem. Hij was een van de weinige die begreep hoe het voelde om op neergekeken te worden, de zonderbok te zijn. Hij liet me geloven dat ik niet waardeloos was, beide blonken we uit in dingen die niet een top prioriteit voor leerlingen was. Het was iets waar ik hem ook aan herinnerde. Ik merkte me dat ik me vast was gaan klampen aan het feit dat hij me nooit de grond in zou boren, nooit in het donker zou laten... Tot nu dan.
Ik voelde een bekende pijn in mijn borst. Ik wilde gewoon zijn stomme grijns weer zien wanneer hij bij onze sparsessies me weer wist te verassen, of de verbazing als ik hem eens op de grond kreeg. Dit maakte mij enkel gedrevener voor mijn zoektocht. Ik ging hem hoe dan ook vinden. Hij moest toch ergens zijn? Zo groot waren de kerkers toch niet?
Ik zuchtte terwijl ik voor de tiende keer deze week een rondje deed in de hoop hem te vinden. Ik ging elke mogelijke kamer langs, maar ik vreesde dat er een kleine kans was dat hij in openbare ruimtes te vinden was. Maar ik wist dat hij opdrachten deed. Niet perfect, als ik het zeuren van Aleron mocht geloven, maar niet zo erg dat de mappen naar zijn hoofd gegooid werden. Ten minste dat vermoedde ik.
Het was dan ook niet vreemd dat ik elke dag een kijkje bij de dimensionale tuinen nam voor ik weer naar een college ging waar ik niet bij op hoefde te letten. Telkens hoopte ik hem te zien, maar zoals ik al eerder gehoord had, hij was goed in verdwijnen. Ik had zelfs voor zijn slaapkamer gestaan, maar dat mocht ook niet baten. De eerste letter van zijn naam leek mij enkel pijnlijk te herinneren aan zijn afwezigheid.
Met een zucht ging ik naar de oude archieven om mijn studiemaatje op te zoeken. De wit-zwarte kat begon mij te herkennen en die stond al bij de deur voor ik er was. Iets in me vroeg me af of ik de kat kon trainen Redmar op te zoeken, maar ik zou niet weten hoe. Katten waren geen honden dus ik wist ook niet hoeveel ik zou kunnen bereiken. Ik krabde het beest achter de oren die er duidelijk van genoot.
'Gelukkig negeer jij mij tenminste niet,' zei ik voor ik er erg in had. Het beest spinde en ik merkte dat mijn ogen de gang doorgingen in de hoop een bekend figuur te zien, maar ik zag niks. Ik kwam weer omhoog, ik had nog dingen te doen die niet in de archieven waren realiseerde ik me half. De kat keek mij met grote ogen aan, want hoe durfde ik te stoppen met die aandacht te geven.
'Wil je anders mee?' De kat mauwde en ik wist niet of die nu snapte wat ik zei of dat die mij gewoon imiteerde. Ik zette een paar stappen langs de deur van de archieven en de kat keek me na. Ik stond stil, keek om en ik wachtte. Hen kwam wat twijfelend mijn kant op en begon toen langs mijn benen te lopen.
Voor ik het wist had ik niet alleen een studiemaatje, maar ook kerkergang-gezelschap. Het duurde alleen niet voor lang, wegens de kat een ander interessant uithoekje had gevonden in een richting waar ik niet heen moest. Ik nam met pijn in mijn hart afscheid door het beest nog een keer goed te aaien, daarna vertrok ik naar de zielenopslag.
Aleron had me gevraagd, wegens ik nu bijna elke dag in de stad was, wat extra zielenflesjes op zak te houden voor het geval dat. De engelen hadden groen licht gegeven om weer zielen te vangen en te behouden, maar het was nog niet zoals voorheen. De plek waar we de zielen opborgen was ook een stuk duisterder geworden dan eerst.
Bijna alle planken waren ingenomen door de lege hulzen van de flesjes, er waren geen zielen meer die ze bewoonden. Waar vroeger honderden zielenlichten waren, was er nu nog maar een klein gedeelte dat licht droeg. Mijn voetstappen droegen verder in deze leegte en er was een echo die ik nooit eerder had gehoord. Met een vreemde leegheid in mijn lichaam zocht ik de flesjes die ik nodig had en ik borg ze op in mijn zakken, zoals altijd onzichtbaar voor de sterfelijke wereld, maar nog steeds zichtbaar voor mijn eigen ogen.
Mijn blik dwaalde zoekend over de planken, op zoek naar het laatste flesje dat ik nodig had, ik wist maar nooit wanneer er een eerstegraads demon voor mijn neus zou verschijnen. Terwijl ik op zoek was, vingen mijn ogen iets verderop zielenlichten. Ze waren wat verborgen, maar ze leken welbewust bij elkaar neergezet te zijn. Wat nieuwsgierig ging ik die kant op, hopend weer de magie te zien van alle kleuren lichtjes bij elkaar op de planken. Mijn voetstappen leken plots niet meer somber tegen de muren te weerkaatsen en ik voelde hoe ik uitkeek naar onder al het licht te kunnen staan. Om weer alle kleuren en alle kracht van de zielencollectie te kunnen ervaren.
Mijn adem stokte zowat in mijn keel van verwondering: twee tegenover elkaar staande kasten rijen stonden helemaal vol met zielen. Ik kon ze onrustig in hun glazen gevangenissen zien bewegen, maar dat maakte het niet onprettig. Het zorgde er juist voor dat ik me beter voelde, dit was een bekendheid die ik nodig had, die ik gemist had.
Er stond een glimlach op mijn gezicht terwijl ik verder de verlichte rij instapte. Een glimlach die wat verdween toen ik iemand voor me zag staan. Mijn hart klopte in mijn keel terwijl we elkaar aankeken. Redmar. Ik had hem hier niet verwacht. Misschien had hij mij hier ook niet verwacht waardoor ik hem tegen was gekomen. Het was niet te negeren hoe wild zijn haar zat, ik zag dat het meer golven had dan normaal, het was pluizig. Zijn ogen stonden vermoeid, maar leken door alle zielen duizenden kleuren te bevatten. Even vergat ik alles. Ik kon alleen hem zien.
'Heb jij alle zielen hier neergezet?' vroeg ik, maar ik was duidelijk nog wat betoverd door zijn aangezicht. Zelfs in de gebroken staat waarin hij zich momenteel leek te bevinden leek hij een aantrekking op mij te hebben die ik niet eerder zo sterk had ervaren.
'Ja...' zei hij na een stile. Het was wat twijfelend, maar het horen van zijn stem leek alles te verzachten. Alsof ik een bron had gevonden in het midden van een woestijn. Er verscheen een glimlach op mijn gezicht en ik kwam wat dichter naar hem toe om hem beter te zien. Om beter zijn gezicht te kunnen bekijken.
'En ik denken dat het hier een treurige boel was,' zei ik. Ik liet mijn blik naar boven, naar alle lichten gaan. 'Het echt prachtig, vind je ook niet? Oké, misschien wat domme vraag omdat jij degene bent die ze hier heeft neergezet.' Ik liet mijn blik terug naar Redmar gaan die weer die bekende gebroken blik in zijn ogen had. Maar er stond wel weer een glimlach op zijn gezicht. Het liet mijn hart fladeren. Maar vreesde ik dat de glimlach er niet lang zou blijven staan, ik wilde nog altijd vragen waarom hij me steeds ontweek.
Die angst was wat me ook iets liet beseffen: Waarom zou hij glimlachen als hij mij ontweek? Of eerder als hij mij oprecht ontweek, zou hij dan niet nors moeten kijken, geprobeerd hebben mij weg te duwen? Ik had mijn ervaring met mensen die boos op mij waren, mij wegduwden en mij dus negeerden, maar dit was duidelijk anders. Hoe anders, dat wist ik nog niet, maar ik was er plots op gebrand er achter te komen.
'Was jij erbij toen ze alle zielen loslieten?' Hij knikte. 'Echt?' Weer knikte hij.
'Ik had er zo graag bij willen zijn,' zei ik met een kreun van oude frustratie, 'maar Aleron was niet zo blij met mijn onafgemaakte opdracht, dus werd ik daar op gegooid.'
'Je hebt wel wat gemist,' zei Redmar langzaam, maar liet me eindelijk langer van zijn stem genieten. Er lag een kleine glimlach op zijn lippen terwijl hij naar een flesje voor hem keek wat hij daarna beter neerzette. 'Het... was mooi.'
'Je maakt me echt jaloers, weet je,' zei ik wat plagend en zijn ogen gingen naar mij. Ze keken iets rustiger dan voorheen. Ze leken iets beter bij elkaar geraapt te zijn, geen losse scherven meer te hebben. 'En dan mag je hier nu ook alles weer in zijn oude staat terugbrengen. Geluksvogel.'
'Dat is niet echt iets om jaloers op te zijn.'
'Niet?' vroeg ik oprecht. 'Maar het eindresultaat dan?' Ik gebaarde met mijn hand naar boven en hij volgde mijn bewegingen met zijn blik. 'En ik denken dat je me ontweek. Je was gewoon hier mee bezig.' Ik keek naar hem en ik zag snel dat hij mijn woorden wilde ontkennen, maar niet wist hoe. Ik deed alsof ik weer naar de zielen keek en ik bevangen was door al hun kleuren. Hopelijk gaf dit hem de tijd om op zijn woorden te komen.
'Sorry,' zei hij uiteindelijk heel zacht en ik keek hem aan. Ik besloot mezelf dom voor te doen.
'Waarvoor?' Hij keek me met een diepe frons aan en hij had zijn tanden op zijn lip. Hij keek weer weg, legde zijn hand over zijn ogen en hij wreef met een duim over zijn wenkbrauwen. Ik zette een stap naar voren om hem beter te kunnen lezen en was nu binnen handbereik gekomen. Mijn hart, afwachtend op antwoorden, hamerde aanwezig in mijn borstkas terwijl ik die stap zette.
'Redmar?' Hij haalde zijn gezicht uit zijn hand en hij keek me weer gebroken aan. Al zijn scherven waren duidelijk te zien. 'Ga je me ooit vertellen waarom ik je steeds niet kan vinden?' Ik lachte wat ongemakkelijk. 'Want ik heb je namelijk geprobeerd te zoeken, maar ik zweer dat als we verstoppertje hadden gespeeld ik echt ziek hard had verloren.' Hij gaf me een verdrietige glimlach en hij verborg zijn gezicht weer half in zijn hand.
'Ik was- ben-,' hij zuchtte diep, 'bang.' Ik wilde vragen waarvoor, maar iets zei me dat ik dat beter niet kon doen. Ik wilde niet weer dat hij weg zou lopen, ik wilde antwoorden en hopelijk was mijn stilte iets wat hem daarvoor ruimte kon geven. Allen had mijn lichaam iets andere plannen. Het leek bijna een gewoonte hoe mijn hand zich uitreiktte en zijn hand, die naast zijn zij hing, vastpakte. Ergens gaf dit mij ook een zekerheid dat hij niet zomaar weg zou kunnen lopen als hij dat van plan zou zijn.
'Het is gewoon...' zei hij en hij vocht om zijn woorden. Zijn ogen gingen naar de hand die in de mijne lag. 'Ik weet niet of ik niet weer in de war raak. Het- Ik heb gewoon-' Hij slaakte een gefrustreerde zucht en hij wreef met zijn vrije hand over zijn gezicht. 'Sorry.'
Voor ik het wist ging mijn andere hand naar die die zijn gezicht verborg en ik haalde die naar beneden zodat ik hem aan kon kijken. 'Je hoeft geen sorry te zeggen,' zei ik nu met zijn beide handen in die van mij. 'Oké, misschien wel een klein beetje, maar iedereen zit momenteel vol met gevoelens. Als in we zijn nota bene onze meester kwijt geraakt. Als dat niks met je doet, is dat gek. Daarnaast hebben we, weet ik hoe lang, in die gekke tussenwereld dimensie gezeten. Het is hartstikke logisch dat je emoties overal zitten.'
Hij keek me aan, maar ik had geen idee wat hij dacht. Ik wist enkel dat er ontzettend veel gevoelens door mij heen gingen waarvan ik hoopte dat ik die naar hem over kon brengen. Ik gaf hem een kneepje in zijn handen als een gerustelling. Ik wilde hem zo laten weten dat het oké was, dat hij niet alleen was.
'Je hebt gelijk,' zei hij en hij zuchtte diep. 'Het is gewoon... dat ik steeds bang ben terug te zijn.'
'In de tussenwereld?' Hij knikte en ik voelde hoe zijn grip op mij verstevigde.
'Je wilde weten waarom ik je ontweek?' Nu was het mijn beurt om te knikken en ik moest zeggen dat ik mijn adem in spanning inhield. Ik wilde al dagen antwoord op die vraag, maar ik merkte dat ik niet wist of ik blij ging zijn met wat ik te horen kreeg.
Al kon ik het als een positief ding zien dat hij mijn handen nog steeds toeliet. Ze waren warm. Ik hoopte dat mijn handen een gerustellend effect op hem hadden, maar ik merkte vooral dat ik rustig werd van zijn aanraking. Het was een bevestiging dat hij niet tussen mijn vingers door zou kunnen glippen.
'Ik ben bang dat ik je pijn doe,' zei Redmar uiteindelijk. 'Dat ik denk dat je weer de schim van daar bent, dat mijn instinct me mijn mes laat pakken en dat ik je neersteek.' Mijn hart kneep samen, maar ik merkte dat ik nog steeds kon praten.
'Is er iets waardoor je denkt daar niet meer bang voor te zijn? Als in: wil je me nu neersteken?' Hij schudde zijn hoofd en ik moest zeggen opgelucht te zijn dat hij niet geknikt had. Ik zou niet helemaal weten hoe ik daar op zou moeten reageren. Hij vocht namelijk vuil genoeg om zelfs met zijn handen in de mijne een manier te vinden om mij aan te vallen.
'Jouw schim kon niet praten, dus je stem haalt het weg,' zei hij en hij keek me diep in de ogen aan. Het was zo'n intense blik dat ik even vergat hoe ik moest ademen. Daarna gingen zijn ogen terug naar onze handen. 'Ook was de schim koud en jij... niet.'
'Dat is goed?' zei ik ondanks dat mijn borst nog steeds strak aanvoelde. Ik gaf weer een kneepje in zijn handen. 'Het is een begin.' Hij knikte weer en zijn ogen wilde niet weg van mijn handen. Zijn duimen tekenden kleine figuren op de ruggen. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat het mij niet verder kalmeerde. Zijn handen bleven nog altijd prettig warm.
'Het is een begin,' herhaalde Redmar mijn woorden. Er viel een stilte. Het licht van alle zielen om ons heen brandden zachtjes. Het kalmeerde me verder, ik leek weer te kunnen ademen na te lang onderwater te zijn geweest. Ik leek gered uit de zee van verlorenheid en op de kant getrokken van rust.
'Dus mag ik hieruit opmaken dat je me niet meer gaat ontwijken?' vroeg ik uiteindelijk. Hij keek op. Ik was weer even betoverd door hem.
'Ik kan niks beloven,' zei hij en ik voelde hoe mijn hart een breuk had.
'Alsjeblieft?' Het was bijna smekend en ik zag hoe hij weer vocht voor woorden. Zijn grip om mijn handen werd weer sterker.
'Wat als ik je toch pijn doe?' Mijn hart begon meer scheuren te vertonen.
'En dan wat? Het is niet alsof ik meteen aan die wonden sterf,' zei ik met meer zekerheid dan ik voelde. Een goede paar jaar geleden had ik nooit aan die woorden getwijfeld, maar sinds kort was doodgaan toch een angst van mij geworden. 'Anders geef je mij je mes. Dan sparren we alleen nog maar met hout.'
Het klonk als een wanhopig plan, maar ik wist niet hoe ik het anders op ging lossen. Ik wilde Redmar niet weer zien verdwijnen, ik wilde weer tijd met hem doorbrengen en als ik daarvoor moest zorgen dat hij niks scherps in zijn handen had in mijn buurt, dan nam ik dat voor lief.
'Ik-' Hij wilde er iets tegenin brengen, dat was duidelijk, maar uiteindelijk kwam er een zucht. 'Oké.' Eén van zijn handen haalde hij los uit die van mij. De ander bleef verzekerd in mijn andere liggen. Hij zocht wat rond en haalde uiteindelijk een mes uit zijn binnenzak. Hij overhandigde het aan mij. Ik pakte het aan en ik kon niet laten te zien dat het een mooi ontwerp had.
Het was mij een bekend mes. Het was het mes waar een draak in gegraveerd stond waarvan ik me al tijden afvroeg of het dezelfde draak was als de tatoeage die hij op zijn, uit mij gezien, linkerschouder had. Met enige handigheid stopte ik het wapen met een hand weg en ik zwoer dat ik elke dag zou controleren of ik het nog had. Ik ging dit mooie mes niet kwijtraken.
'Ik geef je het weer terug als je denkt dat je het weer bij je kan houden.'
'Dat is goed.'
'Dus?' Ik kreeg een vragende blik terug. 'Ga je me nu niet meer ontlopen?' Er was een glimlach.
'Nee.' Ik gaf hem een kneepje in zijn hand en had op een wonderbaarlijke wijze zijn andere hand nu ook weer vast.
'Daar houd ik je aan.'
'Nick?'
'Ja?'
'Dankjewel.' Ik wachtte een seconde op zijn volgende worden, die alle scheuren in mijn hart weer heelden. 'Voor alles.'
'Geen probleem,' zei ik. Ergens wilde ik dichterbij hem komen, maar ik was bang dat het voor nu een stap te ver was ondanks dat zijn ogen mij leken te lokken. 'Als je me ergens voor nodig hebt, zoals bijvoorbeeld oefenen met niet meer denken dat ik een monster ben, ben ik altijd voor je beschikbaar.' Hij glimlachte, knikte en liet in een vreemd soort afscheid mijn handen los.
'Daar houd ik je aan.'
----
Ik had nooit gedacht vrijwillig naar Shawn Mendes te luisteren, maar de lyrics paste iets te goed bij deze scène????
En zoals gewoonlijk: laat vooral een ster achter ☼
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top