25. Halve en hele zielen

Yee

Ik was onrustig door meerdere dingen. Ding één was dat Kay nog steeds ergens in de tussenwereld rondzweefde, al dan niet in gevecht met de opperdemon was. Ding twee was dat ik ergens Zis was kwijtgeraakt. Normaal gesproken zou ik dat als een zegen zien, maar nu was hen de enige vriend die ik had waarvan ik wist dat ik die kon vertrouwen. Ding drie was dat Ni me in tijden niet opgeroepen had. 

Ja, de tussenwereld en de bodemwereld gingen anders met tijd om, maar er was altijd een patroon. Ik kon me niet herinneren dat het ooit zo lang had geduurd als het nu deed. Meer onrust vond zich een weg mijn ziel in en ik probeerde Zis weer te vinden. Met mijn magie zocht ik naar die van hen. 

Ik zocht en ik zocht, maar wist dat hoe meer magie ik gebruikte hoe sneller ik opgemerkt zou worden. Iets wat ik niet wilde ondanks dat Kays aandacht voornamelijk bij de opperdemon was. Ik trok mijn magie weer terug en ik begon mijn standaard route om hen te vinden. Niet dat ik ooit echt eerder op zoek naar hen was gegaan, maar het waren plekken waar ik hen altijd vond of ik het wilde of niet. 

Eerst ging ik langs hun scheuren, daarna langs de eerstegraads horde die hen onder zich had en als laatste ging ik naar het meer. Verloren stond ik bij het water. Ik had alle veilige, vaste plekken gehad, waar kon ik nog meer zoeken? Mijn ziel klopte traag en pijnlijk. 

Even was ik bang die te verliezen, even was ik bang dat- Mijn gedachten waren plots bij Tir. Bij hun verdwijning, bij het verlies van hun ziel. Wat als Ni zijn ziel kwijt was geraakt? Wat als hij me daarom niet opgeroepen had? Dat hij de connectie verloren was doordat zijn andere helft terug naar zijn lichaam was gegaan. 

Mijn onrust zwol aan. Ik moest weten of mijn ziel nog veilig was, of Ni's ziel nog veilig was. Zeker nu de opperdemon daar hun aandacht niet meer had. Ik keek weer terug naar het meer, hopend Zis te zien. Ik zou hun hulp nodig hebben. 

Welke plekken kon ik bedenken waar hen zou kunnen zijn? Ik kon er meerdere bedenken. Plekken waar ik liever niet kwam. Plekken waar ik niet thuis hoorde en ik uit weg was gejaagd. Ik haatte die plekken met heel mijn ziel. Ik had gezworen er nooit meer naar terug te keren, maar als Zis daar was... Ik liet mijn lichaam zijn vorm verliezen en ik ging op pad.

Ik bleef aan de rand van een bekende ontmoetingsplek staan, turend naar de vreemde, maar vaste vromen. Er waren zoals altijd veel demonen hier, voornamelijk tweedegraads, maar ook verscheidene groepen aan derdegraads. 

Hier en daar kroop een eerstegraads voorbij en als er ergens een vierdegraads was, dan liet die zich nu niet zien. Mijn ziel zocht naar Zis terwijl ik langs iedereen bewoog. Ogen staarden me na, woorden werden naar mij toe gesnauwd, verwensingen werden achter mijn rug om gefluisterd, maar ik beschouwde het als onbelangrijk. 

Nergens voelde ik een ritme dat die van mij had. Ik merkte boos te worden. Waar was hen? Waarom was hen nu net verdwenen als ik vragen had? Hen deed dat altijd. Eerst kwam ik tijden niet van hen af, daarna moest ik hen plots gaan zoeken. Waar was hen? Mijn geduld begon op te raken. Ik kon hen niet vinden, was mijn conclusie. Ik haatte dat ik niet zonder hen wilde gaan, maar ik wist dat ik anders gek zou worden van onwetendheid. Ik moest weten of Ni's ziel er nog was, hoe dan ook.

De onrust was weer terug het moment dat ik bij de vaste plekken van de opperdemon kwam, maar ik was blij hen in de verte te zien. Dat betekende dat ik hen niet onder ogen hoefde te komen met mijn verzoek. Hen was duidelijk te druk bezig met een ander probleem genaamd Kay. 

Ik onderdrukte een rilling die veroorzaakt werd door alle sterke magie die om me heen hing. Deze rilling hield me echter niet tegen. Zonder problemen ging in de vaste vormen binnen en ik vond al snel een achterkamer waar alle gespleten zielen waren. Dichtbij en onbereikbaar tegelijkertijd. De vreemde bollen waar ze in zaten waren enkel door de opperdemon te openen, niemand anders had die kracht. Het was intrigerend. 

Het moment dat ik merkte dat ik te lang naar een ziel staarde, gromde ik tegen mezelf. Ik moest naar mijn zielhelft zoeken, niet naar deze onbenullige dingen staren. Mijn vaste vorm liet ik even achter me en ik volgde mijn ziel. Rijen aan rijen ging ik voorbij, tot ik de zielhelft tegen kwam die ik door en door kende. De onrust trok mijn lijf uit terwijl ik een klauw tegen de bol aanlegde waarin twee halve zielen bijna hypnotiserend om elkaar heen cirkelden. 

Ni was er nog, mijn ziel was er nog. Ik waagde een blik langs de rest van de zielenparen. Alles zag er rustig uit. Iets te rustig voor mijn gevoel. Er zou meer onrust moeten zijn met een vijfdegraads die de opperdemon uit aan het dagen was. 

Mijn blik ging weer naar de halve zielen onder mijn klauw, maar ik merkte dat mijn rust niet enkel daarvandaan kwam. Een moment van verwarring later, voelde ik opeens een andere bekende ziel. Ik liet mijn klauw vallen. Was Zis hier? Van alle plekken? 

Mijn ziel twijfelde in wat hen moest doen, Zis' zielritme was duidelijk te ver om in ritme te blijven waardoor het wat veranderde. Het was fladderend, het was snel trillend. Het was... een nieuwe onrust. Dat irriteerde me wat en ik keek de ruimte door. Ik zag de andere demon niet, maar wist dat mijn ziel niet loog. Hen was dichtbij genoeg om hun ritme te voelen. Hen- Mijn ziel vond hun ritme, kalm, maar een tikkeltje onregelmatig.

'Zis.' Hun naam was voor mij als een uitademing. Hen keek op.

'Yee,' zei hen wat verbaasd en ik voelde hoe hun ziel een ontspannen tempo aannam. Er leek een zucht door hen heen te gaan. Hun ogen stonden vragend op mij.

'Wat doe jij hier?' vroeg ik en ik kwam dichter naar hen toe.

'Mijn ziel controleren,' zei hen en hen wierp een blik naar de bol waar hen net gekeken had. 'Jij ook, Yee?' Ik knikte toen hen terug naar mij keek.

'Heeft Vi je ook al een tijd niet meer opgeroepen?'

'Kay zorgt enkel voor onrust blijkt maar.' Ik keek naar de grond.

'Ik ben niet anders van hen gewend,' zei ik bitter het was even stil tussen ons waarin Zis' aandacht weer op de bol met hun halve ziel was.

'Is die van Ni er ook nog steeds?'

'Ja,' zei ik. 'Ik had niet anders verwacht. Hij is hardnekkig.'

'Vi heeft dat ook,' zei Zis met een lach. 'Ik denk dat Ni het hen aangeleerd heeft zo te zijn.'

'Eén van zijn vele slechte kwaliteiten.'

'Waarom ben ik niet verbaasd dat je geen fan van hardnekkigheid bent,' zei Zis en hun aandacht was nu volledig op mij. Ik deinsde achteruit door een plotse vlaag van intimidatie. Een vlaag die meteen wegebde. Het was enkel hun grootte die het effect op me had gehad. Vreemd. Zis had een plezierige grijns op hun gezicht en hen kwam dichterbij. Een klauw kwam plots naast mijn gezicht en ik keek hen verward aan.

'Geen flarden meer, zie ik,' zei hen terwijl hun klauw boven mijn schouder zweefde.

'Nee,' zei ik. 'Je hebt me letterlijk zelf weer aan elkaar geregen.'

'Klopt, maar ben ik gek te denken dat je jezelf weer in de nesten zou weten te werken, Yee?'

'Ja,' zei ik met een verachtende blik die Zis enkel deed spinnen.

'Dan wil je liever hier weg nu?'

'Wat anders,' zei ik en Zis knikte.

'Ik ken een snelle route,' zei hen en hen stak een klauw naar me uit. Ik keek er overwegend naar.

'Daar geloof ik niks van,' zei ik en liet Zis daarmee lachen.

'Eén manier om er achter te komen, toch?' Ik haatte dat hen gelijk had en ik legde mijn klauw in die van hen. Hen haakte onze vingers in elkaar, iets wat ik eerst vreemd vond, maar daarna rustgevend. Ik kon hun ziel zo beter voelen. Het leek daardoor alsof ik op die plek weer een hele ziel had in plaats van een halve. Een vreemd gevoel dat vreemd bekend was. Zis had dit eerder gedaan, realiseerde ik me terwijl herinneringen naar boven kwamen. Had het toen ook zo comfortabel gevoeld? Ik wilde er niet over nadenken. Het was me te gek.

'Zis, hoe doe je dat?' vroeg ik.

'Doe ik wat, Yee?' vroeg hen terug in een spin.

'Dat m'n ziel deels weer heel voelt. Voel jij dat ook?'

'Natuurlijk voel ik dat,' zei hen en leek mijn klauw steviger vast te pakken.

'Maar hoe doe je dat?' Hen lachte en hen keek me met een gekanteld hoofd aan.

'Dezelfde manier als jij dat doet.' Ik gaf hen een gevoel van verwarring terug wat hen in zichzelf liet lachen. 'Ik laat je het wel bij het meer zien.'

'Waag het niet dan opeens te verdwijnen,' waarschuwde ik.

'Ben je bang me anders te missen, Yee?' Natuurlijk ging ik dan niet toegeven.

'Eerder dat ik denk dat Kay achter je aangaat als hen klaar is met de opperdemon.'

'Dat gaat nog wel even duren,' zei Zis en ik zag dat hen me naar een vreemde vorm in een van de muren leidde.

'Ben je hierdoor naar binnen gekomen?'

'De officiële ingang leek mij niet gepast met Kay en de opperdemon voor de deur.'

'Hield mij niet tegen.' Zis keek me onder de indruk aan. Dat moment ging er ook een siddering door de wereld heen.

'Laten we opschieten,' zei hen en hen leidde me naar buiten. Een nieuwe siddering en ik kon zien dat losse delen van de tussenwereld met vaart de lucht door schoten richting een specifiek gevecht. Even vreesde ik dat het meer hierdoor ook niet meer vast zou zijn, maar we hadden geluk. Het meer lag er rustig bij in verhouding tot de rest van de wereld die om ons heen kolkte.

'Ik heb nog nooit zo graag naar de bodemwereld gewild als nu,' zei ik terwijl ik me nog steeds vasthield aan Zis. Alsof de tussenwereld mij hoorde, kalmeerde alles en belandden de los zwevende stukken weer in hun slome bewegingen. 

Enkel kalmeerde het mij niet en ik wierp een blik naar achteren in de hoop te zien wat deze verandering veroorzaakt had. Wat ik zag was niet iets wat ik verwachtte. Waar de tussenwereld voor mij bewegend was, was er achter mij nog steed de strakke horizon. 

Onbewust trok ik Zis meer naar mij toe, hopend daar minder onheil te vinden, hopend daar geen onrust te voelen. Hen volgde mijn blik en hen bleef dicht aan mijn zijde. De spanning van de wereld om ons heen leek nog erger te zijn dan eerst terwijl er grote figuren in de verte te zien waren.

'Dit hoort toch niet,' fluisterde ik.

'Nee,' antwoordde Zis mij. 'Maar er is niks wat we eraan kunnen doen.'

'Ik wil hier weg Zis,' zei ik voor ik er erg in had. 'Ik wil hier niet meer zijn.' Hen was stil voor een moment en hen waagde even een blik naar het meer.

'Onze mensen zijn veilig,' voegde ik daar aan toe. 'Dat is iets wat we tenminste weten.'

'Ja,' zei Zis, maar ik voelde de spanning in hun ziel, ik voelde de spanning in mijn ziel. 'Voor nu.'

'Waarom denk je dat we ze niet bereiken kunnen?' Zis' blik bleef strak naar de strakke horizon.

'Ik vrees door die twee, maar sinds het hier nog deels onvast is...' zei hen bedenkelijk. 'Wie weet is het mogelijk om hier weg te komen en ze op te zoeken.' Ik keek naar Zis, hun tanden waren strak verbogen in hun gezicht. Hun ogen leken dieper de duisternis in te kijken dan normaal. Hen leek een plan te hebben, maar eerst alle andere opties nog te overwegen.

'Yee?'

'Ja?'

'Ik heb een vertrouwenscontract nodig,' zei hen plots.

'Waarom?' vroeg ik hen verward en ik probeerde aan hun ziel te voelen wat hen dacht, maar kon er niks uit opmaken.

'Omdat ik niet weet of ik mijn eigen magie nu vertrouw.' Ik staarde hen voor een moment aan en knikte uiteindelijk.

'Oké,' zei ik en ik maakte mezelf van hen los. Witte strepen van mijn magie begonnen zich door mijn lichaam te vormen. 'Dan is het enige wat je moet doen, mij vertrouwen.' Er was een grijns die door ons beide gedeeld werd. Scheve en scherpe tanden kwamen tevoorschijn.

'Dat doe ik al,' zei Zis en ik voelde een fladdering in hun ziel ritme. Strepen van hun rode magie begonnen zich nu ook in hun lichaam te vormen. 'Dan is het contract hiermee gesloten.' Ik knikte en hen legde hun klauwen in de mijne. 

Het meer reageerde meteen en ik waagde nog een keer een blik naar achteren. Nog steeds een strakke horizon, nog steeds twee grote figuren die op en over elkaar heen spoelden. Ik keek terug naar het meer en ik zag dat het meer zichzelf open had geschoven. Muren van duistere massa kwamen omhoog en begonnen zich naar de kant toe te trekken. 

Ik voelde hoe Zis's aanwezigheid verder in die van mij smolt. Kolkend kwam het meer op ons af en drukte ons door de tussenwereld heen. Even was er niks. Even dacht ik Zis zelfs niet te voelen, maar ik merkte al snel dat hun aanwezigheid dichtbij de mijne was. 

Delen van mijn lichaam waren nog steeds met die van hen versmolten en vlogen samen met mij door een vreemde lucht die langzaam steeds blauwer werd. Zwaartekracht trok ons plots in een klap op de grond. Daarna vielen de gebouwen naast ons neer. De hele wereld trilde, maar ik veronderstelde dat het eerder mijn ziel was dan de wereld om mij heen.

'Zis, waar zijn we?' vroeg ik nog steeds trillende.

'Op de bodemwereld,' zei hen wat vermoeid en hen zocht meteen mijn bijzijn op. Waar ik vroeger misschien weg zou zijn geschrokken of hen boos aan had gestaard, was ik nu maar al te blij met dat hen zo dichtbij was.

'Weet je het zeker?' vroeg ik zacht. Het was zo leeg en het zorgde dat ik me niet op mijn gemak voelde. Waar ik me vaak op de bodemwereld sterker en vrijer voelde, omdat ik hier mijn magie zonder problemen kon misbruiken, was dat nu niet het geval. De tijd, dat vreemde vaste concept dat ze hier hadden, leek stil te staan. Niemand behalve Zis en ik waren op de straat. Er was geen mens te zien. Er was geen monster te zien.

'Ik weet niet waar we anders zouden moeten zijn,' zei Zis hun ziel klopte met zekerheid en ik wist dat ik hen moest geloven. Ik wist dat mijn magie er om vroeg hen te vertrouwen en dat deed ik ook.

'Er klopt iets niet,' zei ik, wetend dat het een domme opmerking was, maar wel een was die Zis deelde.

'Ik denk dat we onze mensen niet op kunnen zoeken,' zei hen en ik keek hen verward aan.

'Hoe bedoel je?' vroeg ik en ik voelde hoe Zis' aanwezigheid sterker werd. Ik wilde vragen wat hen deed, maar ik zag plots waar hen op doelde. Het was bijna niet op te merken en ik wist dat ik het enkel kon waarnemen, omdat Zis in een hogere graad zat dan ik. 

Vage strepen van versluierde magie hielden de wereld in een greep waardoor niks verder kon met hun zogenoemde tijd. Alles wat een vaste vorm had, zat vast. Niks kon zich meer bewegen. Zelfs de plek waar Ni vaak verbleef, een plek die vol magie was, zat in een ijzeren greep.

'Ik denk niet dat we daar doorheen kunnen,' zei Zis en ik nam de tijd om beter naar de magie rond het huis te kijken. Er hing een grimmige sfeer. Alle magie leek afwezig te zijn, in theorie hing het daar in de lucht, maar het was inactief. Het leek wel alsof we naar een lijk keken.

'Dus wat gaan we dan doen?' vroeg ik. 'Als we ze niet kunnen treiteren, wat moeten we dan doen? Er is hier niemand anders om pijn te doen.'

'Afwachten,' zei Zis, hun aanwezigheid plots onheilspellend. Iets wat me nog meer naar hen toe liet trekken. Hen had gelijk en het zorgde ervoor dat mijn gevoel van ongemak aandikte. Een deel van me wilde weer terug naar het meer en weer terug naar de tussenwereld, maar een ander deel zei me dat het hier veiliger was ondanks dat alles hier gegrond was. Hier was ik buiten het zicht van Kay, hier was Zis naast me en hopelijk was hier ergens nog Ni met een halve ziel die niet verloren mocht gaan.

---

I just love them okay

Laat vooral een ster achter <3


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top