22.2 Veel deuren, weinig deurknoppen

'Ik-' begon Avi. 'Ik wil mee maar-'

'Ik ga,' zei ik. 'Het is misschien niet het slimste, maar ik wil niet dat je weer moet rennen.'

'Maar wat als ze ook door jou achterna gezeten worden?'

'Worden ze ook,' zei ik met een zwaar gevoel in mijn buik.

'Nick,' begon Avi, 'dan is het echt niet slim om te gaan.'

'Heb je dan andere ideeën?'

'Ik ga,' zei ze.

'Je bent in geen staat om te gaan,' zei ik. Ja, misschien was het beter als zij ging, maar ik wilde iets doen. Ik had te lang toegekeken. Ik wilde mijn vrienden helpen ook al zou het mijn leven kosten. Avi's ogen gingen naar Yerras.

'Kan je broer dan niet?' vroeg ze. Ik keek naar Yerras. Hij schudde zijn hoofd.

'Als ik twee kanten van de deur in stand moet houden wordt het moeilijk.' Ik fronste en Yerras lichtte zichzelf toe. 'Je wil je vrienden naar een veilige plek brengen, Nick. Ik kan daarvoor zorgen, maar dan moet ik er wel blijven. Dan houd ik de deur voor je open en Avi veilig.' Ik knikte en ik keek naar Avi.

'Klinkt dat als een plan?'

'Nee,' zei ze en ze sloot haar ogen met een zucht. 'Maar haal iedereen veilig terug.'

'Dat is het plan,' zei ik en ik keek weer naar mijn broer. 'Breng me naar Rea.' Hij knikte en weer droop er zwarte substantie zijn ogen uit. Avi keek mij geschrokken aan.

'Gaat het goed met hem?' vroeg ze.

'Ja,' zei Yerras terwijl hij een nieuwe deur voor zich liet verschijnen. 'Maak je geen zorgen, Avi.'

'Hoe heb je-?' Er kwam een glimlach op Yerras' gezicht, maar hij zei niks. Hij deed enkel de deur open en hij gebaarde dat ik naar binnen kon gaan.

'Ik dacht dat jullie als leerlingen wel wat gewend waren,' zei hij uiteindelijk toen ik in de deuropening stond.

'Jammer genoeg wel,' zei Avi wat zacht, maar hij hoorde het aan met een bescheiden lach.

'Ben je er klaar voor, Nick?'

'Het moet maar,' antwoordde ik en ik staarde een duisternis in. 'Weet je zeker dat ze hier is?'

'Zo zeker als ik wist dat Avi achter de vorige was,' zei hij en ik knikte.

'Oké,' zei ik en stapte nu eindelijk door de deur heen.

De ruimte waar ik in belande was hetzelfde als die waar ik Avi had gevonden. Het was duister, het was mistig en ik kon Rea nergens zien. Daarnaast merkte ik me nog minder op mijn gemak te voelen. Waar ik Avi had zien rennen, had ik Rea de schim steeds goed neer zien steken. Wat als ze me per ongeluk vermoordde? Dat ik zo mijn dood tegemoet ging, was niet een gevoel dat ik van me af leek te kunnen schudden.

'Rea? Ben je ergens?' vroeg ik wat twijfelend. Ik hoopte op een antwoord, maar verwachtte dat net zoals bij Avi mijn stem niet ver zou komen. 'Rea?' In de verte zag ik vormen en al snel zag ik een scène die ik liever niet had willen zien. Rea hield mij -of eerder monster ik- in een houdgreep en ze stak zonder pardon een mes in mijn keel. Mijn hart stond voor een seconde stil terwijl ik mezelf zag verdwijnen en Rea's ogen zich terug in haar kassen rolden. Ze viel op de grond en in reactie rende ik naar haar toe.

'Rea?' vroeg ik plots een flashback krijgend van eeuwen geleden. Eén van onze eerste missies samen waarbij ik net niet goed op had gelet. Dat was het moment geweest waarbij ik had gezworen dat ik zou zorgen dat ik altijd het slachtoffer zou zijn als er iets mis ging, niet die jonger dan ik waren. Een gevoel van opluchting ging door me heen toen haar ogen open schoten, maar die opluchting maakte plaats voor lichte angst toen er een mes tegen mijn keel lag.

'Au,' zei ik wat luid als reactie. Ze fronste. 'En ik denken dat je niet zoals Killian was.' Ze knipperde een paar keer.

'Nick?' vroeg ze met een ongebruikte stem.

'De enige echte,' zei ik, maar ze leek het niet helemaal te geloven. 'Oh, kom op. Ik lijk niks op dat monster.' Er kwam een glimlach op haar lippen en het mes werd van mijn keel gehaald. Ik haalde opgelucht adem. Rea's blik ging door de ruimte heen, maar dat haalde niet weg dat ze soms wat argwanend mijn kant op keek.

'Het je Dendra ergens gezien?' vroeg ze en ik keek haar verward aan.

'Dendra?' vroeg ik. 'Zij was helemaal niet bij ons toen Querret-' Ik slikte terwijl er opeens een duidelijk beeld van hun vervormde lichaam weer op mijn netvlies te zien was.

'Ik weet het,' zei Rea wat overstuur. 'Ik dacht haar stem te horen maar... Je hebt gelijk. Ze hoort hier niet te zijn, dus laten we hopen dat inderdaad alleen de leerlingen die in de pentagramkamer stonden hier terecht zijn gekomen.' Ik knikte.

'Kan je staan?' vroeg ik haar en ze kwam zonder enig probleem overeind. Haar ogen gingen weer wat afwezig door de ruimte heen.

'Hoe heb je me gevonden?' vroeg ze. 'Of ben jij nu het monster, maar ga je me nu met woorden achterna zitten?'

'Ik ben zeker het monster niet,' zei ik in de hoop haar minder op haar hoede te laten zijn. 'Maar mijn broer heeft zijn trucjes.' Rea leek te verstarren en ze versmalde haar ogen.

'Yerras is er ook?'

'Ja? Hij was ook in de pentaagramkamer. Hij stond naast me toen de demon verscheen?' Rea legde met gepijnigd gezicht een hand tegen haar voorhoofd aan. Ik gaf haar een bezorgde blik. 'Alles nog goed?' Ze schudde haar hoofd.

'Is er een uitgang?' Ik knikte en ik wees haar naar de deur. Ze haalde diep adem en ze knikte. Hoewel ze recht en in een goed tempo liep, bleef ik haar nauwlettend in de gaten houden. Ik zou niet kunnen hebben dat ze ineens onderuit ging. Mijn blik ging nog een keer naar achteren waar de monsterversie van mezelf me met geniepige kraalogen aankeek, maar geen beweging meer maakte. Ik liep hierdoor bijna tegen Rea aan, als Avi niet opgewekt uit mijn waas haalde.

'Rea!' riep ze. Haar stem was helder en sterk. De knuffel die ze Rea gaf toen die door de deur was, was nog sterker.

'Hé,' zei Rea zacht met de warmste glimlach die ik haar ooit had zien geven. Het liet mij even tot ruat komen. Het was goed haar in deze staat te zien in plaats van een verwarde blik aanwezig te hebben.

'Nog twee te gaan,' zei Yerras achter mij en ik draaide me naar hem om.

'Gaat dat lukken?' vroeg ik.

'Het moet geen probleem zijn,' zei Yerras met een kleine, kalme glimlach.

'Hoezo nog twee?' kwam Rea ertussen, nu los uit Avi's omhelzing die er duidelijk ook een stuk beter uitzag dan voorheen.

'Killian en Redmar zitten ook nog vast in een dimensie,' zei ik.

'Laat me dan helpen,' zei ze. 'Ik denk niet dat je het overleeft als Killian zo'n zelfde gevecht met jou heeft als ik had.' Hoe graag ik het niet wilde toegeven, had ze gelijk. Daarnaast wist ik door haar woorden dat ze het vermoeden had dat we hier niet meer onsterfelijk waren. Iets wat me steeds weer een gevoel van onheil gaf.

'Oké,' zei ik en ik keek naar mijn broer. 'Kan je twee deuren tegelijk openen?'

'Ik kan het proberen,' zei hij, maar zijn wenkbrauwen gingen plots omhoog. 'Nee, het gaat lukken er is momenteel een verandering in de dimensies.' Het moment dat hij dat zei veranderde de ruimte om ons heen. Waar het eerst een kleine, grauwe, donkere kamer was, werd het nu een grote open lichte ruimte.

'Nu Rea gaat, is het dan niet beter dat ik iemand red in plaats van jij?' vroeg Avi mij.

'Jij wil Redmar redden?' vroeg ik met een lach, wetend dat ze niet altijd op de beste termen waren als ik de verhalen mocht geloven. Avi deed haar mond open.

'Nee,' zei ze.

'Ik moet zeggen ik ook niet,' zei Rea. 'Ik weet hoe hij kan zijn in gevechten. Ik vertrouw dat er een kleinere kans is dat Killian mij vermoord dan hij.' Ik zuchtte diep.

'Volgens mij willen jullie gewoon heel graag dat ik neergestoken word.'

'Altijd, toch,' zei Avi met een onheilspellende grijns, maar gaf me daarna wel een bemoedigend klopje op de schouder.

'Nee, ik red Redmar wel, maak je geen zorgen,' zei ik en ik merkte dat ik me oprecht af vroeg hoe het met hem zou gaan. Zijn dimensie had vreemd geleken of eerder hoe hij erop reageerde had vreemd geleken. Het maakte me ook wat angstig. Ik had geen idee hoe hij op mij zou reageren, maar ik was klaar om te rennen als het moest. Ik was klaar om de wapens uit zijn handen te slaan. Had het toch voordelen dat ik zo vaak met hem gespard had, ik wist hier het beste hoe hij vocht.

'Klaar om ze te redden?' vroeg Yerras ons en ik zag de bekende zwarte tranen weer zijn ogen verlaten. Ik keek naar Rea die er wat gespannen bij stond. Avi keek ons bemoedigend aan. De deur voor mij leek me bijna uitdagend aan te kijken en ik ademde diep ik, maar keek nog een laatste keer naar Rea.

'Haal die roodharige idioot heel terug,' zei ik tegen haar.

'Als jij dat ook doet met de chagrijnige kat,' zei ze terug en met een glimlach opended we onze deuren.

-///-

Ik weet niet waarom ik dacht dat Redmars dimensie anders zou zijn, maar het leek precies op die van Rea en Avi. Wat er anders was, was dat ik Redmar meteen zag. Ineengedoken. Ik stond stil. Het was vreemd hem zo te zien. Zo ver weg en tegelijkertijd dichterbij dan de rest. Ik deed een stap naar voren. Ik was bang. Bang dat ik te laat was.

'Redmar?' vroeg ik, maar mijn stem droeg niet ver. Het was alsof ik onder water was en mijn woorden van elk volume ontdaan werden. 'Redmar?' vroeg ik weer, nu iets luider, maar mijn stem leek nog steeds ver. Ik werd nog angstiger merkte ik. 

Hij zat daar zo onbewogen. Wat als hij niet meer- Ik beet op mijn lip en ik zette nog een stap. Ik forceerde mezelf naar hem toe te gaan. Weer zei ik zijn naam, in de hoop een reactie te krijgen in de hoop te zien dat hij het overleefd had. Ik zag het bloed, er was zoveel bloed. Met een brok in mijn keel kwam ik dichterbij, ondanks ik bang was te zien wat ik vreesde.

Laat hem alsjeblieft levend zijn, dacht ik voor ik weer zijn naam sprak. Ik was nog maar een paar stappen van hem verwijderd. Nog twee stappen en ik zou mijn hand uit kunnen steken om zijn schouder aan te raken. Nog één stap. Nog- Ik trilde, alles trilde, maar ik wist dat ik maar op een manier kon bevestigen of hij nog leefde. 

Mijn ademhaling was hees terwijl ik mijn hand naar hem uitreikte. De wereld leek stil te staan toen ik zijn schouder aanraakte. Alles leek weg te vallen in het moment dat ik moest bevestigen of hij nog levende was. Een stolp leek over mij heen gezet. Geluid viel weg waarvan ik niet doorhad dat het er eerst was. De omgeving leek beklemmend en drukkend, toch sprak ik.

'Redmar,' wist er uit mijn keel te komen en een kleine duw tegen zijn schouder aan liet mij zijn gezicht zien. Tranen wasden het bloed van zijn wangen af terwijl twee ogen mij als een collectie van gebroken glazen aankeken.

'Is het voorbij?' vroeg hij in een toon die ik nooit eerder van hem gehoord had. Tranen begonnen in mijn ogen te prikken, ik knikte.

'Ja,' zei ik toen het water mijn ogen uitliep. 'Het is voorbij. We kunnen weg.'

---

Laat vooral een ster achter voor Nicks en Redmars mentale gesteldheid <3


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top