22.1 Veel deuren, weinig deurknoppen

Nick

'Yerras, waar zijn we echt?' vroeg ik mijn broer het moment dat we uit een diepe duisternis waren gestapt. Hij had me bij de arm gepakt en zijn ogen zwart laten worden. Het was onheilspellend terwijl hij dat deed waardoor ik hoopte dat hij me niet los zou laten. Als hij dat wel zou doen, kreeg ik het gevoel dat er iets mis zou gaan. Wat, geen idee, maar het gevoel was alles behalve prettig.

'Een andere dimensie dan net,' antwoordde Yerras mij. 'Open je ogen, dan kan je het zien.' Ik fronste, mijn ogen waren al open, maar vreemd genoeg werd wel alles duidelijker terwijl ik deed alsof ik ze nog een keer open deed.

We stonden in een ruimte. Eén met muren. Het leek wel een soort beveiligerskantoor, maar dan enkel met de schermen er waren geen stoelen of bureaus. Alleen vloer, muren en schermen. Alhoewel, nu ik dichterbij kwam- De schermen hadden ook iets weg van ramen. Ramen die uitkeken op andere dimensies.

'Wat is daar echt gaande?' vroeg ik verward terwijl ik naar de figuren keek. Ze kwamen me vreemd bekend voor.

'De dimensie keert zich tegen hen,' antwoordde mijn broer.

'Waarom?' Hij lachte.

'Is dat niet duidelijk?' Ik fronste.

'Nee?' zei ik en Yerras schudde zijn hoofd.

'Wat ben ik soms jaloers op jouw onweten.'

'Maar wat is er dan gaande?' vroeg ik verloren. Mijn ogen gingen weer naar de ramen en mijn hart zakte in mijn lijf. In elke dimensie waren er twee personen waarvan ik er steeds één herkende, de ander was me vreemd.

'Yerras, wat is er gaande?' vroeg ik nog eens nu dwingender. Mijn broer bleef stil, zijn ogen in rust op de scènes voor ons. Gefrustreerd keek ik terug en ik keek naar de bewegende vormen. Ik herkende Killian, Rea, Avi en Redmar. Alle vier geworteld in een gevecht met... iets. Iets wat steeds verdween als het te dichtbij kwam, maar daarna opnieuw in de verte verscheen. 

Wat me opviel was dat Avi ervan wegrende. De schim achter haar aan, maar steeds niet dichtbij genoeg. Ik verwachtte iets overeenkomstigs bij Redmar te zien, wegens hij ook een snelheidscontract had, maar hij leek op zijn plek bevroren te staan. Mijn ogen gingen naar Killian en Rea die de schimmen het moment dat ze te dichtbij kwamen meteen lieten verdwijnen. 

Verward keek ik terug naar Redmars dimensie. Waarom bleef de schim steeds zo lang bij hem? Hoe langer ik naar mijn vrienden keek hoe hopelozer ik me voelde. Ik wilde naar ze toe. Ik wilde ze helpen. Een afleiding creëren zodat ze weg konden komen of iets. Waarschijnlijk zouden ze met betere ideeën komen, maar toch. Er moest toch iets zijn wat ik kon doen? Ik kon toch niet enkel toekijken?

'Hoe vind je het dat je vrienden je zonder problemen vermoorden?' Yerras' stem liet me uit mijn gedachten opschrikken. Verward draaide ik me naar Yerras om.

'Hoe bedoel je?' Hij lachte -waarom lachte hij?- en hij schudde zijn hoofd. Ik weet niet wat er was met hem vandaag. Hij leek wel een ander persoon te zijn geworden in de tussenwereld. Zei hij niet iets van dat hij het herkende of zo? Ik fronste diep en ik keek weer terug naar de ramen. Ik keek nu beter naar de schimmen en mijn hart leek een ravijn in te vallen.

'Wat in de-' zei ik verbouwereerd. "De schimmen ze-" Ik knipperde een paar keer en haalde happend adem. Ik keek naar mezelf. Naar een monsterlijke versie van mezelf, als ik mezelf toch nog een beetje eer aan mocht praten. 

Hoe langer ik keek, hoe duidelijker het werd. Bij alles, Yerras had gelijk; mijn vrienden waren me aan het vermoorden. Het gevoel dat ik ze moest helpen werd nu sterker. Ik moest laten zien dat ik de echte was, dat ik ze niet aan zou vallen, dat-

'We moeten ze helpen,' bracht ik uit. 'Yerras, we moeten ze helpen.'

'En hoe wil je dat gaan doen?' vroeg mijn broer mij, zijn ogen nog steeds duister. Wat was er echt met hem vandaag? 'Als je daar heen gaat is er de kans dat ze jou gaan proberen te vermoorden, in plaats van de monsters.'

'Dat zullen ze nooit-' begon ik en ik slikte. Yerras had een punt, waarom had hij nu een punt. Ik wist niet hoe ze zouden reageren. Als ik geluk had, zouden ze me meteen geloven dat ik ze niet aan zou vallen, maar niks was zeker. Misschien zouden ze denken me een stap voor te zijn door me meteen neer te steken voor ik een woord uit zou kunnen brengen. Mijn hart klopte pijnlijk in mijn keel en ik beet uit onmacht op mijn lip.

'Daarnaast,' zei Yerras en hij deed een stap naar de ramen toe. 'Ik kan die dimensies niet in.'

'Wacht- Waarom niet?'

'Ze zijn gesloten,' zei hij langzaam en een frons was op zijn gezicht te zien. Hij was duidelijk niet blij met dat feit. 'Wie weet komt er later wel een opening.'

'Kunnen we ze dan redden?' vroeg ik in lichte paniek, me vastklampend aan elk klein beetje hoop dat ik had. Ik wist niet wat het was aan de dimensies dat me het nare gevoel gaf dat mijn vrienden een kans hadden om te sterven. Iets wat bevestigd werd door Yerras' volgende woorden.

'Als ze nog leven, ja.' Ik slikte en het werd weer moeilijk om te ademen.

'Oké, oké,' zei ik en ik stak mijn handen in mijn zakken terwijl ik heen en weer liep. Niet veel later lagen mijn handen in mijn haar. 'Zeg je nu dat ze kunnen sterven?' Ik wilde het antwoord niet weten, ik wilde de vraag niet stellen.

'We zijn in een tussenwereld dimensie, Nick,' zei Yerras. 'Hier ben je niet ontastbaar.' Tranen begonnen in mijn ogen te prikken.

'Ik weet het,' zei ik met overslaande stem. 'Daarom voelt alles zo verkeerd. Daarom voel ik me zo- zo nutteloos. Waarom kan ik enkel wachten?'

'Ik kan iets proberen.' Mijn ogen gingen meteen naar mijn broer en hij gaf me een kleine glimlach. Een kleine glimlach die Rea me ook altijd gaf als ze vond dat ik me niet al te veel zorgen moest maken. 'Maar ik weet niet of het gaat lukken.'

'Alles beter dan niks,' zei ik. 'Ik word gek hier, ik-' Tranen lagen in mijn ogen, klaar om er op elk moment uit te vallen. Yerras deed een stap naar me toe en hij kantelde zijn hoofd. Zijn ogen waren nog steeds zo donker als maar kon en zorgden ervoor dat ik een diepe frons op mijn gezicht bleef hebben.

'Geef me je hand,' zei Yerras en hij hield zijn eigen hand op. Ik legde de mijne in de zijne. 'Wie wil je als eerst proberen te bevrijden?' Ik keek achter me. Ik had geen idee. Het liefst wilde ik iedereen tegelijk helpen, maar dat was niet de optie die Yerras me gaf.

'Avi,' zei ik uiteindelijk, ik besloot van jong naar oud te gaan. Daarnaast was ze als enigste van mijn doppelganger aan het wegrennen. Als ik iemand moest overhalen mij niet te vermoorden, had ik de grootste kans bij Avi.

'We gaan zien of het werkt,' zei Yerras en ik zag een plezierige grijns op zijn gezicht vlak voor alles donker werd. Het leek alsof ik onder water werd gedrukt. Ik wilde naar adem happen, maar dat leidde enkel tot een enorme druk op mijn longen.

'Yerras-' probeerde ik uit te brengen, maar het was enkel een piep die mijn stem wist te vormen. Weer probeerde ik adem te halen en deze keer leek ik te slagen. Een enorme teug lucht kwam mijn lichaam binnen en ik klapte bijna dubbel in opluchting.

'Alles nog goed?' vroeg mijn broer naast me, rustig en onaangetast. Ik knikte en keek op. Het leek niet alsof we verplaatst waren, alleen dat de ramen en muren verdwenen waren en we in het donker stonden. Vreemd genoeg kon ik mijn broer zonder enige aanwezigheid van licht nog goed zien.

'Is het gelukt?' vroeg ik, nu wat meer op adem, maar mijn lichaam trilde nog na.

'Als je een moment hebt.' Duisternis droop zijn ogen uit en over zijn wangen. Zijn hand legde hij in de duisternis voor hem. Ik staarde hem aan, niet wetend of ik wilde blijven staan of een stap naar achteren wilde zetten. 'Dit moet het doen.'

'Dit moet wat-?' Nu zag ik de deur. 'Oh.' Ik haalde adem en probeerde mijn gedachten rustig te krijgen door een nummer te neuriën, maar ik kwam op niks. Waar mijn hoofd altijd vol muziek zat, was er nu een leegte. Verbouwereerd keek ik naar de grond en daarna naar mijn handen. Ze trilden. Ik ademde diep in.

'Is Avi-?'

'Daar is een manier om achter te komen,' zei Yerras en de duisternis trok weg uit zijn ogen. Mijn ogen gingen naar zijn hand die de deurklink naar beneden deed en de deur opende. Er was een stilte en langzaam keek ik door de deuropening heen. Er was weer een ruimte met een grijze vloer en wolken van duisternis aan de randen. Iets wat nu bijna een bekend fenomeen voor mij aan het worden was.

'Ik zie haar niet,' zei ik bezorgd en ik draaide me om naar mijn broer met pijn in mijn ogen.

'Dan denk ik dat ze wat verder is,' zei hij en hij stapte de deur door. Ik volgde hem voorzichtig en schrok toen de deur dicht viel. 'Hij is niet op slot, maak je geen zorgen,' zei Yerras toen hij de angst in mijn ogen zag. Ik knikte en ik slikte terwijl ik mijn voetstappen eng hoorde echoën. Mijn ogen scanden de omgeving af en vingen plos beweging. Mijn hart begon in mijn keel te kloppen terwijl ik snelheid in mijn pas zette.

'Avi!' riep ik voor ik het doorhad. 'Avi!' herhaalde ik nog eens terwijl mijn voeten naar rennen over gingen. Vol wanhoop volgde ik de beweging. Ze moest hier zijn, toch? Ik riep nog eens en ik hoorde nu andere voetstappen. 

Eerst dacht ik dat het Yerras was, maar toen ik nog steeds rennend achterom keek, zag ik dat mijn broer in een langzame pas mij volgde. Niet in het ritme dat ik de nieuwe voetstappen hoorde maken. Daarnaast leken Yerras' stappen tot nu toe geen geluid te hebben gehad.

'Avi!' riep ik weer toen ik duidelijke schimmen zag. Twee duidelijke schimmen om precies te zijn.

'Ren!' kwam er plots als antwoord terug en Avi verscheen uit de duisternis.

'We moeten daar heen,' zei ik het moment dat ze langs mij rende en ik mijn koers veranderde. 'Er is een deur.' Ze knikte en ik gaf haar een glimlach.

'Waag het niet me aan te vallen,' zei ze en ik schudde meteen mijn hoofd.

'Was ik niet van plan.'

'Je dubbelganger duidelijk wel. Ik ben echt toe aan een pauze.'

'Sorry,' zei ik en ik zag dat we Yerras naderden die naast de deur stond. Ik kon zweren dat de deur eerst verder weg was, maar als ik Yee mocht geloven, was afstand relatief in de tussenwereld. Het zou dan vast niet anders zijn in de buiten dimensies. 

Het moment dat Yerras ons zag, opende hij de deur en we sprintten er doorheen, blij een uitgang te hebben. Avi stopte eindelijk met rennen en ze wankelde wat op haar benen. Ze ademde diep in en uit. Ik wilde haar geruststellen, maar ik was bang voor haar reactie en besloot te wachten tot ze iets zou zeggen.

'Wat een hel,' zei ze uiteindelijk en wreef met haar handen over haar gezicht. Daarna lachte ze. 'Ik dacht echt dat ik nog uren zou moeten rennen. Jeetje.' Haar ogen gingen naar Yerras die de deur weer gesloten had.

'Zijn we hier veilig?' vroeg ze.

'Het is wat je veilig noemt,' antwoordde hij met een glimlach en hij keek naar mij. 'Wil je nog iemand proberen te redden?' Ik knikte meteen.

'Hoe bedoel je?' vroeg Avi verafschuwd.

'Zo ver we weten zitten Rea, Redmar en Killian nog vast.' Avi vloekte.

---

Gaat het ze lukken iedereen te bevrijden, ze zien het in het volgende deel van dit hoofdstuk hehe

laat vooral een ster achter om Nick geluk te wensen bij deze onderneming


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top