20. Gloeiende veren
Extra waarschuwing voor: horror, lichaam verminking
Het was druk op de zesde ondergrondse verdieping in de kerkers. Ik had de pentagramkamer nog nooit zo vol gezien. Ik keek naast me waar Yerras rustig stond. Het had me wat moeite gekost De Dood over te halen om hem hier te laten zijn, maar er was niemand anders die op hem zou kunnen letten tijdens deze gebeurtenis. Al, Yerras was niet de enige die hier eigenlijk niet hoorde te zijn.
Rea, die aan mijn andere zijde stond had, zelfs zonder meegeholpen te hebben in de opdrachten rond Querret, toestemming gekregen hier te zijn. Ze was op Avi na de laagste eeuw die aanwezig was. De rest was een zesde-eeuws of hoger. Ik zag veel gezichten die mij onbekend waren, maar ik wist ook dat onze meester -hoewel hij al lang een Dood was- niet zoveel leerlingen had als er aanwezig waren.
Een deel van de leerlingen kwam uit Dood Vadalins kerkers, waar Avi bij natuurlijk bij stond, een ander deel kwam uit de kerkers die Moyra overgenomen had. Het was vreemd te bedenken dat we met zoveel leerlingen op zoek naar Querret, hen nog steeds niet gevonden hadden. Dit zou het moeten zijn. Dit zou het moment zijn dat we hen hoedanook zouden vinden.
Mijn ogen gingen naar het pentagram. Moyra -excuus- Dood Moyra -jeetje dat klonk vreemd- stond samen met mijn meester en Dood Vadalin bij de tekens. Waar normaal bloed gegoten werd, was er nu melkachtig water.
Ik moest toegeven dat het een stuk beter rook dan wanneer het ijzeren bloed aroma in de lucht hing. In plaats van kaarsen waren er vreemde lichtbollen die de pentagramkamer voor het eerst sinds tijden tot elke hoek wisten te verlichten. Ik fronste en ik vroeg me een moment af waar we alle monster onderdelen voor hadden moeten verzamelen, want ik zag ze nergens in de opzet.
'Hé, Rea,' fluisterde ik naar links en ze keek me vragend aan. 'Enig idee waar al die monsters gebleven zijn?' Ze lachte zachtjes.
'Als ik Moyra mag geloven, hebben die een paar dagen in het water geweekt.'
'Oh, echt?' Ze knikte. 'Dus eigenlijk is het monster bouillon?'
'Ja,' zei ze zacht met een glimlach die liet zien dat ze mijn grap kon waarderen.
Mijn blik ging weer terug naar het drietal van Doods bij het pentagram. Om ons heen werd het steeds stiller en stiller. Gespannen keek ik toe. Het water begon lichtjes te gloeien en een frisse wind leek de geur van de lente mee te nemen. Ik kreeg het gevoel van een vroege ochtend waar de zon net op kwam. Even sloot ik mijn ogen.
Toen ik ze weer opende was de middag aangebroken. Het licht was fel en brandend. Waar het net lente leek te zijn, leek het nu het midden van een zomerse hittegolf. De warmte werd drukkend en naar, het licht verblindde. De drang was groot weg te kijken, maar mijn ogen bleven naar het pentagram gericht. Ik wilde niks missen. Minuten leken voorbij te gaan, tijd leek te vervormen.
Een raar gevoel vormde zich in mijn buik. De tijd leek niet te vervormen, het was aan het vervormen. In een vlugge blik keek ik naar Rea die me wat overstuur aankeek. Zij merkte het ook. Was dat de bedoeling? Geroezemoes begon zich om ons heen te vormen. In de zomerse hitte begon zich onrust te vormen.
Onbewust pakte ik Rea's hand vast die me meteen een kneepje terug gaf. Mijn andere wilde die van Yerras vinden, maar die had zijn armen gekruist voor zijn borst waardoor ik het met zijn bovenarm moest doen. Hij keek naar me bij de aanraking en op dat moment werd alles stil. Met kloppend hart zag ik dat het pentagram steeds minder begon te gloeien.
Het licht trok zich terug tot hun plek bij de lichtbollen. In de lucht zweefde veren naar beneden. Eén viel op mijn gezicht, ze waren warm gloeiend. Mijn ogen volgden een stel andere veren naar de grond, om een lichaam heen. De stilte werd zwaarder. Niemand bewoog, niemand haalde meer adem. Al helemaal niet wie er in het midden van de cirkel lag. Armen en benen lagen in vreemde hoeken.
Querret lag op hun buik, maar hun hoofd was naar ons omgedraaid. Nek verwrongen, ogen helemaal wit in een geschrokken uitdrukking. Ik kneep harder in Rea's hand die hetzelfde terug deed. Ik kon voor een seconde inademen, maar de uitademing vergat ik bijna. Meer veren raakten de grond en maakten een zacht sissend geluid terwijl iedereen naar het lichaam van de wapenmaker staarde.
De eerste die bewoog was Moyra. Ze deed een kleine stap naar voren, daarna nog één, maar verdere stappen werden tegengehouden door Dood Hein. Hij pakte haar arm vast en gaf haar een waarschuwende blik. Tranen stonden in haar ogen terwijl ze terug keek en ik zag dat mijn meester snel zijn hand langs zijn eigen ogen liet gaan.
Moyra stapte weer terug en was daar niet te laat mee. Het geluid van krakende botten vulde de kamer en Querrets armen en benen schoten terug in hun originele staat. Voor een moment dacht ik dat hen tot leven zou komen, maar ik had niet meer ernaast kunnen zitten. De engel stond op en hen werd vanaf hun hoofd in tweeën gescheurd. De twee helften vielen met een doffe bonk op de grond en Querrets bloed vulde het pentagram.
'Stop het bloed,' werd er eerst zacht gezegd, maar daarna met meer kracht herhaald. 'Stop dat bloed!' Leerlingen links en rechts kwamen in actie en sprongen over de balustrade, maar de tijd zat niet mee. Er was een vreemd krachtveld rond het pentagram wat het bloed sneller deed stromen waardoor zelfs Moyra, Dood Vadalin en Dood Hein niet op tijd waren. De lichtbollen schoten uit en het was voor een moment pikkedonker. Gefluister volgde tot het pentagram weer helder opgloeide. Ik kneep Rea's hand fijn en zij deed hetzelfde terug bij mij.
De lucht begon te trillen, een bulderende lach trok door ons heen en alle zuurstof leek mijn lichaam te verlaten. Schaduwen verschenen in de rode gloed van het bloed, waardoor de duisternis dieper leek dan voorheen. Een diepe ademhaling dreef al het geluid weg. Drie ogen, vertakkende hoorns, lange scherpe klauwen en druipende vleugels verschenen. Een nieuwe lach, maar deze was slijmerig. Het droop van de wanden.
'Laat me jullie bedanken voor de hulp,' zei de demon, hun ogen fel gloeiend en dwingend. Iedereen stond als bevroren op hun plek. De schrapende lach trok door mijn lichaam heen, de muren rilden. Licht viel weg. Duisternis nam alles over. Ik voelde Yerras' arm niet meer en Rea's hand was uit de mijne verdwenen.
Het was koud. Het was donker en al het gevoel had mijn lichaam verlaten. Ik ademde trillend in en uit. Voorzichtig bewoog ik een voor een mijn vingers, mijn tenen. Daarna lukte het mij mijn hele lichaam aan het werk te zetten, maar alles voelde nog steeds verdoofd aan.
'Rea? Yerras?' vroeg ik, maar ik kreeg geen antwoord. De duisternis werd wat minder, merkte ik, maar merkte ook dat ik niet meer in de pentagramkamer was. Ik was niet meer in de kerkers.
'Nick?' Het was een echoënde vraag, maar wel van een bekende stem.
'Meester?' vroeg ik verward en ik zag hem iets verderop in zijn zwarte gewaden staan. 'Waar zijn we?' De Dood was even stil voor hij sprak.
'Het lijkt de tussenwereld.'
'Zijn we dan niet in groot gevaar?'
'Ik zei: het lijkt,' zei hij bedenkelijk, 'ik heb het gevoel dat dit het net niet is.'
'Wat is het dan wel?' vroeg ik en ik kreeg een verslagen blik terug.
'Als ik dat wist, Nick,' zei hij en zijn blik ging naar achter zich. 'Heb je anderen gezien?'
'Nee,' zei ik wat bezorgd. 'Rea en Yerras stonden naast me, maar zoals u ziet...' Ik gebaarde naar de lege ruimte om me heen. Een frons kwam op mijn gezicht. Het was een ruimte. Een grijze ruimte, maar er was alleen een vloer. De rest was oneindig donker. Ergens was het wat vreemd dat ik zo goed kon zien terwijl de rest van de ruimte in duisternis verkeerde.
'Hoe komen we hier weer uit?' vroeg ik.
'Misschien is het een betere vraag hoe we hier in kwamen,' zei De Dood en hij zette een stap een willekeurige richting op. Hij bleef even staan en hij zette nog een stap. 'Deze kant op.' Ik knikte en ik volgde hem terwijl hij in een rechte lijn naar een onbekend doel begon te lopen.
'Meester?'
'Ja?'
'Waar lopen we heen?'
'Ik zal eerlijk met je zijn; een kant die mijn interesse trekt.'
'Oh,' zei ik wat verward en mijn ogen gingen naar mijn armband die er wat dof uit zag. 'Kunt u het uw demon niet vragen? We zijn in de tussenwereld toch?' Mijn meester stopte met lopen en wreef over zijn gezicht.
'Hen is niet aanwezig,' zei hij. 'Daarom denk ik dat dit niet de tussenwereld is. Wie weet is het een aftakkende dimensie.' Hij draaide zijn hoofd naar links en rechts om daarna naar rechts te lopen. De duisternis begon iets weg te trekken. In de verte kwam een muur in zicht en we versnelden onze pas.
'Een deur,' zei De Dood en legde zijn hand op het donkere hout. Zijn handen gingen naar zijn gewaden, maar een frons zei me dat hij niet vond waar hij naar op zoek was. 'Nick? Heb jij je sleutel bij je?' Ik klopte mijn kleren af, maar merkte dat ik die ook niet op zak had en schudde mijn hoofd.
'Nee, sorry.' De frons op het gezicht van mijn meester werd dieper. Zijn hand pakte de deurklink vast en de deur opende. Aan de andere kant weer eenzelfde landschap als we net hadden. Duisternis en een grijze vloer. De Dood ademde diep in en stapte naar de andere kant. Tenminste, dat dacht ik dat er eerst zou gebeuren, maar in plaats daarvan verdween hij. Verbijsterd keek ik naar het deurframe. Mijn meester was in het niets verdwenen.
'Meester Hein?' vroeg ik verward. 'Meester?' Er was geen antwoord. Twijfelend stak ik mijn hand de deur door, maar ik kon die nog steeds zien. Ik deed een stap naar voren, nu stak ik mijn hele arm er doorheen, maar er was niks vreemds mee.
'Meester? Bent u daar?' vroeg ik en ik stapte met enige twijfeling -dat wel- door de deur.
Het was leeg. Ik snapte niet waarom dat mij verbaasde. Had ik verwacht in een speeltuin terecht te komen? Een gezond groeiend bos misschien? Natuurlijk wist ik dat ik had gehoop weer de kerkers in te lopen, maar dat moest niet zo zijn. Ik deed een nieuwe stap naarvoren.
Zoekend keek ik om me heen, hopend mijn meester te zien, maar werd geslagen door de realiteit dat hij er niet was. Ik kneep mijn ogen wat samen alsof dat me verder zou kunnen laten kijken, maar de duisternis bleef. Ik zuchtte diep en ik wilde me terug draaien naar de deur. Mijn hart leek stil te staan. De muur met de deur was verdwenen.
Ik stond weer in een ruimte met enkel een vloer en een duisternis in de verte. Niks meer, niks minder. Ik slikte. Wat ging ik nu doen? Rondjes lopen tot ik omviel? Ergens wilde ik roepen, maar de duisternis weerhield me daarvan. Ik wist niet wat daar was en ik wilde niet de verkeerde aandacht trekken. Maar wat ik dan wel moest doen... Ik begon al langzaam mijn gezonde verstand -in hoeverre ik dat überhaupt had- te verliezen en na enige tijd dacht ik te halusineren toen ik iets achter me hoorde.
'Oh, dat werkte.' Ik fronst, draaide me om en zag Yerras uit de vloer verschijnen. Eenmaal uit de vloer zette hij zijn voeten stevig op de grijze vloer en keek op. Een glimlach volgde al snel. 'Hoe is het?' Verbijsterd zette ik een stap naar achteren en ik keek hem met open mond aan.
'Kwam je nu net uit de vloer?' vroeg ik beduusd.
'Ja,' zei Yerras kalmpjes. 'Waaruit anders?' Mijn mond wilde duidelijk niet meer dicht.
'Ik kwam net door een deur,' zei ik alsof dat zou helpen mijn gedachten iets minder van de kaart te laten zijn. Yerras keek mij even aan en liet daarna zijn blik door de omgeving gaan.
'Welke deur?'
'Die ene die er niet meer is,' zei ik wat verloren. 'Ik was hier net met mijn meester, maar hij is verdwenen.'
'Interessant.'
'Eerder vreemd.'
'Niet echt.'
'Hoe bedoel je?' Een nieuwe glimlach kwam op zijn gezicht.
'We zitten in verschillende dimensies,' zei hij. 'Kom, ik kan je het laten zien.'
'Wacht,' zei ik toen hij me wenkte. 'Hoezo weet jij dat?'
'Ik voel het.'
'Hoe?' Yerras lachte en hij gaf me een klopje op mijn borst.
'Ik heb geen ziel.'
'Wat heeft dat ermee te maken?'
'Ik ben hier vaker geweest,' vertelde hij. 'Ik ben hier zoveel vaker geweest.' Hij zei het wat dromerig. 'Het is bijna mijn tweede thuis. Natuurlijk weet ik waar we zijn.'
'Weet je dan ook hoe we hier uitkomen?'
'Niet zo snel,' zei Yerras. 'Ik ben hier nooit levend geweest. Ik kwam hier, tot vandaag, altijd wanneer ik net gestorven was.'
'Oh,' kon ik enkel zeggen. Zijn woorden deden me niet prettig voelen. Het was vreemd te bedenken dat hij- 'Wacht, Yerras?'
'Wat is er, Nick?'
'Je bent meerdere keren hier geweest, omdat je stierf?' vroeg ik hem.
'Ja,' antwoordde hij alsof het de normaalste zaak was.
'Hoe dan?' Yerras lachte.
'Geen idee,' zei hij. 'Ik weet enkel dat het zo is.' Ik fronste.
'Is dat misschien ook de reden waarom je geen ziel hebt? Of niet weet waarom je überhaupt levende bent op dit moment?'
'Dat weet ik niet, Nick,' zei hij, nu met een zucht. Zijn ogen bestudeerde me voor een moment. 'Deze plek geeft me enkel een gevoel van herkenning, meer niet.'
'Maar je zei dat we in verschillende dimensies waren?' vroeg ik nog verwarder dan eerst. 'Hoe weet je dat dan?'
'Ah,' zei Yerras met een wat verontschuldigende lach. 'Bij het gevoel van herkenning zitten ook een stel herinneringen. Flarden, maar duidelijk genoeg om mee te werken.'
'En daarmee kwam je door de vloer?' Yerras lachte alsof ik net een goede grap had gemaakt.
'Ik herinnerde me hoe ik de dimensies naar mijn wil kan vormen, is dat niet handig?'
'Ja, dat wel,' zei ik met een ongemakkelijke lach, niet helemaal wetend wat met die informatie te moeten. Het was allemaal zo vreemd. 'Maar weet je dan misschien waar anderen zijn? Waar mijn meester heen gegaan is bijvoorbeeld?'
'Oh, natuurlijk,' zei hij. 'Maar ik denk dat je meer interesse moet hebben in wat andere dimensies.'
'Hoezo?'
'Kom,' zei Yerras en hij stak zijn hand uit. Dan laat ik je het zien.
---
Aaaaaaaaaaaaaaaaah shit is hitting the fan
Een van mijn favoriete hoofdstukken van dit boek (het er nog een die pas naar deze akte komt hahaha)
Laat vooral weer een ster achter 🌟
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top