2. Familiereünie
Nick
Ik keek Yerras voor een lang moment aan. Mijn wenkbrauwen leken wel in de knoop te zitten. Ik kon nog steeds niet geloven dat hij het was. Het kon gewoon niet.
'Je weet niet hoe je nog leeft?' vroeg ik hem.
'Dat zei ik toch,' zei hij en hij gaf even een blik naar Killian die zijn wapen niet van plan was te laten zakken. Mijn broer zuchtte. Ik besloot voor nu te denken dat hij het was. Als het later een geest bleek te zijn, zou ik daar dan mee dealen. Misschien bleek het dan wel een huidveranderend monster, maar voor nu was het Yerras. Hoe vreemd ik dat ook vond.
'Ik moet zeggen dat ik ook niet precies weet hoe ik hier gekomen ben,' ging Yerras verder. 'Alleen dat het geen toeval kan zijn dat jij hier bent.' Zijn ogen waren weer op mij.
'Het is allemaal wel heel toevallig,' zei ik bedenkelijk en mijn blik ging naar Killian. 'Kan je je pistool laten zakken?'
'Weet je het zeker?' vroeg Killian terug, zijn blik niet van Yerras afhalend en zijn wapen nog steeds op hem gericht.
'Nee,' zei ik en ik keek weer terug naar mijn broer, bekeek hem van top tot teen. 'Ik heb een idee.'
'Oh, vertel,' zei Yerras en hij kantelde vragend zijn hoofd.
'Niet schrikken,' zei ik. 'Maar ik roep mijn demon op.' Mijn broer lachte, maar hield op toen hij mijn serieuze gezicht zag.
'Ik ben benieuwd,' zei hij toen en ik raakte mijn armband aan. Ik merkte wat zenuwachtig te zijn. Mijn ogen staarde net iets te intens naar mijn schaduw, maar Yee leek er niet veel om te geven. Hun ogen waren meteen op mijn broer gericht.
'Oh, dit is interessant,' was het eerste dat hen zei. Het leek verward.
'Yee wat zie je?'
'Wat zie ik?' vroeg mijn demon en hen kakelde. De verwarring die hen eerst had, was nu helemaal verdwenen. 'Is dit niet familie van je?'
'Ik-' Mijn ogen gingen weer naar Yerras. 'Hoe zie je dat?'
'Hen lijkt op je... maar dan anders.'
'Juist,' zei ik met een zucht en beet op mijn lip. 'Maar hij is echt?'
'Ja? Wat moet hij anders zijn, Ni? Nep?'
'Maar hij is dan ook geen monster?' vroeg ik nu in demonentong, ergens bang dat de vraag mijn broer af zou schrikken. Yee lachte weer.
'Kan je geen monsters meer van mensen onderscheiden? Ik weet dat sommige mensen monsters genoemd worden, maar weet dat jij niet zo'n iemand bent die dat doet.'
'Oké, dus geen monster.'
'Nee.'
'Dus ook niet iets anders?'
'Ik weet niet wat je hier voor antwoord van me verwacht, Ni. Want ligt het nu aan mij of stel je steeds dommere vragen,' zei hen. 'Ik dacht dat je betere redenen had mij op te roepen, maar ik moet zeggen dat ik niet kan klagen om een gratis betaling.'
'Vind je dit een betaling waard?' vroeg ik ongelukkig en Yee schaterde.
'Denk maar niet dat je er onderuit komt, Ni,' zei hen, hun stem nu drukkend in mijn hoofd. 'Maar voor je staat een mens, geen demon, geen engel, geen monster. Een mens. Misschien moet ik je eerder mijn ogen lenen dan je me laten oproepen.' Ik gaf me gewonnen, maar ik was niet van plan hen dat te laten merken.
'Waag het niet weer voor weken te verdwijnen!'zei ik hen.
'En ik denken dat je dat fijn vond,' zei mijn demon met een grinnik. 'Daarnaast ben ik niet van plan Zis weer gelijk te geven.' Ik trok vragend een wenkbrauw op en hen liet hun tanden zien.
'Nog veel last van hen in de tussenwereld?'
'Altijd,' zei Yee en hen keek van mij naar mijn broer. 'Maar was dit alles?'
'Ja, dat was het, je kan gaan.'
'Goed,' zei hen en ik voelde pijn mijn schouders intrekken, gevolgd door een knallende koppijn. Met een zucht sloot ik mijn ogen, natuurlijk moest hen me weer eens spierpijn geven, dat was al weer te lang geleden geweest. Het enige voordeel was dat het niet met een stel vleeswonden gepaard ging deze keer.
'En?' vroeg Killian. 'Wat ben je wijzer geworden?' Zijn loper stond nog strak op Yerras' slaap gericht. Mijn broer leek er niet zo veel van te hebben en keek mij duidelijk in een combinatie van bewondering en nieuwsgierigheid aan.
'Dat hij heel goed mijn broer kan zijn,' antwoordde ik.
'Wat fijn dat je schaduwmonster dat tenminste geloofd,' zei Yerras nu met een tevreden glimlach.
'Oké,' zei Killian, 'maar wat gaan we met je "broer" doen?'
'Euhm,' zei ik en ik keek naar Yerras die even afwachtend als Killian keek. 'Ik kan hem hier niet achterlaten.'
'Wordt gewaardeerd,' zei Yerras. 'Ik keek niet al te erg uit naar op dit kerkhof slapen.'
'Dus je wil hem meenemen?' vroeg Killian en hij keek me ongelovig aan. 'En dan wat?'
'Aan onze meester vragen wat hiermee te doen?' zei ik. 'Misschien weet hij wat ik met mijn broer, die niet hoort te leven, aan moet.' Killian zuchtte diep.
'Raak hem niet uit het oog dan,' zei hij en hij liet eindelijk zijn wapen zakken. 'We hebben nog een wapenmaker te zoeken.'
'Oh, ja kut, dat klopt,' zei ik.
'Was je serieus vergeten dat we nog op zoek waren naar Querret?'
'Misschien?'
'Als ik mag vragen: Wie is Querret?' kwam Yerras tussen ons.
'Iemand die een paar jaar al verdwenen is en we proberen hen terug te vinden...' zei ik en ik wilde meer vertellen. Enkel liet Killians waarschuwende blik dat niet toe.
'En deze Querret is een wapenmaker? Interessant. Wie weet kan ik meehelpen met zoeken? Mijn ogen waren altijd al beter geweest dan die van jou Nick.' Ik lachte bij een plotse herinnering die in me naar boven kwam.
'Alleen als het gaat om dieren,' zei ik. 'Ik kon geen haas van een konijn onderscheiden.'
'En geen struik van een hoop sneeuw,' zei Yerras met een warme glimlach. Zijn blik ging daarna naar Killian. 'Dus waar moeten we heen?'
'Die kant op,' antwoordde hij en hij wees de verte in. 'Er is nog een heel gebied wat we door moeten spitten tot we weer terug naar de kerkers kunnen.'
'De kerkers?'
'Je ziet het wel wanneer we daar heen gaan,' zei ik snel voor Killian een opmerking kon maken, maar mijn woorden hielden zijn volgende woorden jammer genoeg niet tegen.
'Het plan is je te martelen,' zei de bloedrood harige, zijn gouden ogen leken geel te branden. 'Te zien of je geen geest bent.'
'En aan jou de eer dan dat te doen?' vroeg Yerras, duidelijk niet geïntimideerd door Killians woorden. Een sluikse grijns lag op zijn lippen. 'Ik ben benieuwd wat je uit me kan krijgen.'
'Dat zullen we wel zien,' zei Killian op een toon die mij de rillingen gaf. Ik wilde niet weten wat hij in gedachten had, maar wist wel dat het in ieder geval vijandig gezind was.
'Laten we gaan,' zei ik daarom en ik begon met lopen. Mentaal maakte ik de aantekening Yerras en Killian niet te lang bij elkaar te houden. Ik wist niet wat het was, maar ik kreeg het gevoel dat als ik ze ook maar een seconde alleen zou laten, ze elkaar zouden proberen te wurgen. Nee, streep "proberen" door, ze zouden elkaar meteen de keel dichtknijpen.
Onze weg door de graslanden was -nu met een extra metgezel- zonder succes, de wapenmaker was niet te vinden. Waar hen ook mocht zitten, het was niet hier, niet in dit gebied. Ik vroeg me af of de anderen meer geluk hadden dan wij? Zou er iemand zijn die Querret had opgespoord?
Er waren meerdere sporen van hen gevonden, genoeg waarvan ik zou denken dat we hen ergens zouden kunnen vinden. Ons falen liet me duizelen, want wat als die sporen er enkel waren om iedereen op het verkeerde spoor te krijgen in plaats van ons er naar toe te leiden. Ik zuchtte diep en liet mijn blok over het laatste deel van de vlakte gaan.
'Hoe groot denk je dat de kans is dat we hen gaan vinden?' vroeg ik Killian.
'Klein,' antwoordde hij bijna meteen. 'Het gebied is veel te groot. Als ons gebied al van deze omvang is en die van de andere groepen ook... Het is onmogelijk hen te vinden.'
'Niet zo pessimistisch zijn,' zei Yerras luchtig. 'Als je denkt dat de kans te klein is, dan vind je hen nooit. Wie weet wil hen niet gevonden worden en is dat de reden waarom jullie rondlopen zonder resultaat.'
'Yerras heeft gelijk Killian,' zei ik toen ik het onweer al op zijn gezicht zag staan. 'Als we het eens positief zien.'
'Dan begint de zon spontaan te schijnen,' zei hij bijna spugend. 'Nee, ik denk dat we hen niet gaan vinden, niet zo in ieder geval.'
'Wat stel je voor dan?'
'Eerst jouw broer afleveren en dan verder zoeken.'
'Waarom?'
'Waarom denk je?'
'Ik heb geen idee, anders vroeg ik het niet.' Killian zuchtte, stopte in zijn passen en hij keek me aan.
'Vind je dan niks vreemd aan deze situatie?' vroeg hij mij.
'Natuurlijk wel,' zei ik.
'Nou dan,' zei hij. 'Het beste wat we kunnen doen is jouw broer naar de kerkers sturen en vast zetten zodat hij niet weg kan.'
'Waarom wil je hem vast zetten?'
'Zeg me niet dat je hem nu al vertrouwd.'
'Het is wel mijn broer.'
'Is hij dat?'
'In alle zekerheid,' zei Yerras en we keken hem aan. 'Krijg ik hier ook wat in te zeggen?'
'Nee,' zei Killian.
'Sorry,' zei ik, wetend dat de roodharige geen excuus zou zeggen. 'Vond je zelf ook niet dat je verschijning vreemd was?' Yerras zuchtte diep.
'Ja, in enige mate,' zei hij en haalde een hand door zijn haar. 'Maar ik denk niet dat het zonder reden was. Misschien ben ik hier om jullie te helpen.'
'Hoe dan?' vroeg Killian en hij sloeg zijn armen over elkaar.
'Nou,' zei Yerras en ik zag de kleur uit zijn ogen verdwijnen. 'Ik denk daar een spoor te zien. Van wat is nog de vraag.' Dat moment trok Killian mij aan de kant
'Wat zei Yee dat hij was?' vroeg hij mij op scherpe toon, zijn ogen waren gevaarlijk versmald. Ik wist vrij zeker dat hij de kleurverandering van Yerras' ogen ook had opgemerkt.
'Een mens?' zei ik onzeker en ik kon niet laten even naar mijn broer te kijken die vreemd in de verte staarde.
'Weet je zeker dat hen niet loog?' Mijn ogen gingen terug naar Killian.
'Nu niet meer?' zei ik, mijn hart klopte onrustig in mijn keel. 'Maar Yee zegt vaak de waarheid, ook al is het vaak wat tussen de lijnen door.'
'Vaak, inderdaad, niet altijd. Kan je je nog herinneren wat hen precies had gezegd?'
'Ik heb jouw geheugen niet Killian.' Het kwam er in een wat gefrustreerde piep uit.
'Je probeert het niet eens.' Ik zuchtte en kalmeerde al mijn emoties. Met man en macht probeerde ik me te herinneren wat mijn demon nou precies tegen mij had gezegd, wat de exacte woorden waren. Alleen was het enige wat ik me goed kon herinneren dat we wat afgedwaald waren in het gesprek.
'Hen zei iets over dat Yerras anders nep zou zijn als hij geen mens zou zijn,' zei ik en ik beet door mijn hoofdpijn heen die door al dat nadenken op was komen zetten.
'Interessante keuze van woorden.'
'Ja,' zei ik. 'Maar daarna zei hen volgens mij dat hij geen engel, demon of monster kon zijn waardoor mens als enige optie overbleef?' Killians blik ging naar Yerras -wiens ogen vreemd genoeg weer bruin waren- en hij zuchtte diep.
'Je zegt dat het je broer is, maar alles zegt mij dat hij een slecht teken is,' was de uiteindelijke conclusie van de zucht.
'Ik- Je hebt gelijk, ik weet zelf ook niet of dat waar is.'
'Zijn jullie al klaar met over mij praten?' vroeg Yerras en hij kwam bij ons staan.
'Ah, sorry,' zei ik. 'Het is allemaal zo raar.'
'Dat snap ik,' zei hij en ik merkte dat hij even kort naar Killian keek voor hij mijn ogen weer ving. 'Is het dan misschien handiger om naar jullie kerkers te gaan om met het martelen te beginnen?'
'Natuurlijk is dat handiger,' zei Killian, 'maar weet je waar een deur in de buurt is dan?'
'Een deur?' vroeg Yerras verward.
'Ja, dan kunnen we daardoor naar de kerkers toe.'
'Ah, natuurlijk,' zei hij. 'Tellen graven ook?'
'Nee, anders zou ik dat hebben gezegd,' zei Killian en hij rolde met zijn ogen.
'Sommige zeggen dat een graf de deur naar de doden is.'
'Heeft een graf een slot?'
'Je vroeg om een deur, niet om een slot.'
'Laten we gewoon een deur zoeken,' zei ik voor ze verder konden kibbelen. 'Wie weet is er iets van een tempel in de buurt.'
'Dan gaan we terug,' zei Killian en hij begon meteen met lopen zonder op ons te wachten.
'Zijn al je vrienden zo?' vroeg Yerras met een lach.
'Killian is niet de beste als eerst te ontmoeten,' zei ik.
'Duidelijk.'
'Doorlopen, slakken,' riep Killian naar achteren en ik zette de pas erin terwijl ik Yerras gebaarde dat ook te doen.
Sneeuw begon uit de lucht te vallen en het werd steeds moeilijker te zien, maar we wisten uiteindelijk wel terug bij de begraafplaats te komen.
'En? ergens een deur gezien?' vroeg ik Killian toen we hem eindelijk ingehaald hadden.
'Zie je niet waar ik voor sta?' vroeg hij en ik hoorde Yerras achter mij lachen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top